Kroniek van de week: over een verloren generatie politici
Het ging deze week vooral over de zwakheid van onze Vlaamse en federale ministers, die met de dag duidelijker werd. Weinigen zullen de coronacrisis overleven. Knack-redacteur Ewald Pironet blikt terug.
1. Ramp
‘Dit is een zware setback in de zoektocht naar maskers die de mensen op het terrein de hoogst mogelijke bescherming bieden.’
Minister Philippe De Backer (Open VLD), 9 april.
De mondmaskers zijn de voorbije weken uitgegroeid tot het symbool van het falend beleid van onze regeringen om de coronacrisis doeltreffend aan te pakken. Drie miljoen geleverde FFP2-maskers blijken onbruikbaar te zijn. FFP2-maskers zijn de bijzondere maskers die gebruikt worden door verplegend personeel dat coronapatiënten behandelt. De verantwoordelijke minister, Philippe De Backer (Open VLD), bestempelde dit als ‘een zware setback‘, een zware tegenslag. Alleen al in april zijn volgens De Backer voor al die zorgverleners samen zo’n 2,8 miljoen FFP2-maskers nodig.
Vraag: 3 miljoen onbruikbare FFP2-maskers worden ‘een zware tegenslag’ genoemd. Hoe noemen we dan het vernietigen van 6 miljoen FFP2-maskers, zonder dat ze worden vervangen, zoals in 2018 is gebeurd en hier vorige week al uit doeken werd gedaan? Een regelrechte ramp?
Naast de 2,8 miljoen FFP2-maskers zijn er deze maand 15 miljoen chirurgische mondmaskers nodig. Die chirurgische maskers beschermen minder dan de FFP2-maskers en worden gebuikt in ziekenhuizen, rusthuizen, thuisverpleging en gehandicaptenzorg enzovoort, om ervoor te zorgen dat het personeel geen besmetting doorgeeft. Tot nu toe heeft ons land 11 miljoen chirurgische maskers ontvangen. Er is dus ook nog een intense zoektocht naar chirurgische maskers aan de gang.
Hoe noemen we het vernietigen van 6 miljoen FFP2-maskers? Een regelrechte ramp?
Eigenlijk zijn er veel meer dan 15 miljoen maskers nodig, want volgens het Noodplan opgesteld in 2006 (en hier ook al vorige week uitgebreid besproken) zouden ‘alle besmette patiënten er moeten dragen, zowel diegenen die thuis verzorgd worden, als zij die in een ziekenhuis of in een andere instelling verblijven’. En ‘binnen de familiale kring lijkt het ook aangewezen om over chirurgische maskers te beschikken die men opzet bij de eerste symptomen, ook al is er nog geen diagnose gesteld, dit om in de mate van het mogelijke verdere besmetting van huisgenoten te vermijden.’ Ook de apothekers, politie, buschauffeurs, winkelbedienden kortom alle mensen die een beroep uitoefen waarbij het moeilijk is om niet in nauw contact te komen met andere mensen, zouden zo’n chirurgisch masker moeten dragen.
Vraag: mogen we het feit dat in 2018 naast de 6 miljoen FFP2-maskers ook nog eens 32 miljoen chirurgische maskers naar de verbrandingsoven werden gebracht, ook als een regelrechte ramp bestempelen?
2. Onvoldoende
‘Groep experts moet duidelijkheid scheppen over dragen van mondmaskers.’
L’Echo, 10 april.
Er is al enige tijd discussie over het nut van het gebruik van chirurgische mondmaskers. Toen het coronavirus België bereikte, heette het dat ze van weinig nut waren. Steeds werd de discussie daarbij afgeleid naar ‘het is nutteloos om mondmaskers op straat te dragen’. Daar is zowat iedereen het over eens, zeker als op straat de nodige afstand, social distance, tussen de mensen wordt bewaard. Maar dat kan niet in alle situaties. Bovendien is het in tegenspraak met wat er in het Noodplan van 2006 over mondmaskers geschreven staat, want daarin heet het dat mondmaskers een ‘belangrijke rol in de preventie van de overdracht van het virus’ spelen.
Vraag: zou het kunnen dat het belang van het mondmasker de voorbije maanden geminimaliseerd werd, omdat er onvoldoende beschikbaar waren?
Nu is er dus een groep experts samengesteld die duidelijkheid moet scheppen over dragen van mondmaskers, zowel door gezondheidsprofessionals als door particulieren. De expertengroep moet zich buigen over hoe de maskers verdeeld moeten worden en in welke omstandigheden ze gedragen moeten worden. Ondertussen hebben experten al laten verstaan dat de mondmaskers een belangrijke rol kunnen spelen bij de heropstart van de economie en het gewone leven. Bijvoorbeeld in trein en bus, waar social distance niet altijd voor de hand ligt.
Als het nut van mondmaskers geminimaliseerd werd omdat er onvoldoende beschikbaar waren, zou het goed zijn dat dit wordt toegegeven.
Vraag: waarom is een mondmasker straks wel belangrijk als je bijvoorbeeld de trein of bus neemt, en was het dat niet in februari en de eerste helft van maart, toen iedereen nog naar het werk en school moest, de treinen en bussen vol zaten en het coronavirus al in het land was? Misschien opnieuw omdat er toen onvoldoende mondmaskers waren?
Als de reden voor het minimaliseren van het nut van de mondmaskers ingegeven werd door het feit dat er onvoldoende mondmaskers beschikbaar waren, zou het goed zijn dat dit eindelijk wordt toegegeven.
3. Junta
‘In een echte parlementaire democratie – en als we niet in oorlog waren – zouden ze moeten aftreden.’
Knack, 7 april.
Hoe komt het dat er sinds de uitbraak van de coronacrisis onvoldoende maskers zijn? Want volgens het Noodplan zouden we in totaal een strategische voorraad van 38 miljoen maskers moeten hebben. Heel die stock werd in 2018 vernietigd en is niet vervangen. Daar is in de eerste plaats de minister van Volksgezondheid, Maggie De Block (Open VLD) politiek verantwoordelijk voor. En als de vernietigde maskers niet vervangen werden omwille van besparingsmaatregelen, dan is ook huidige premier Sophie Wilmès (MR) politiek verantwoordelijk, aangezien zij in die periode minister van Begroting was en dus verantwoordelijk voor de uitgaven.
Daarom stond deze week in Knack dat De Block en Wilmès ‘in een echte parlementaire democratie – en als we niet in oorlog waren – zouden ze moeten aftreden’. Waarop zich een discussie ontspon of de strijd tegen het coronavirus nu wel of niet een oorlog is en er geen aandacht ging naar die andere, zelfs eerste voorwaarde: ‘in een echte parlementaire democratie’.
Partijvoorzitters hebben de regering Wilmès II gemaakt en nemen ook mee de beslissingen.
Onze parlementaire democratie is al langer vermolmd tot een particratie. Zoals politoloog Carl Devos (UGent) het recentelijk op Knack.be verwoordde: ‘Wij hebben een elitair politiek systeem. Een handvol mensen, de partijvoorzitters en hun secondanten, maken de regeringen.’ Met de restregering Wilmès II is het zelfs nog erger. Partijvoorzitters hebben die regering niet alleen gemaakt, ze nemen ook mee de beslissingen. En het parlement werd buitenspel gezet, de regering Wilmès II regeert met volmachten, zogezegd om de coronacrisis beter te kunnen bestrijden, ook al blijkt nergens uit dat ze dat mét die volmachten beter doet.
Wilmès II steunt alleen op MR, Open VLD en CD&V, die alle ministers leveren, maar kreeg het vertrouwen van negen partijen in de Kamer (Open VLD, CD&V, SP.A, Groen, MR, PS, CDH, Ecolo en DéFI), samen goed voor 84 parlementsleden op 150. Voor de volmachten kon ze ook nog rekenen op N-VA. En hoe worden al die partijen bij het beleid betrokken? Elke week is er een super-kern, een nieuw uitvindsel in de Wetstraat, en door professor staatsrecht Hendrik Vuye (UNamur) en Veerle Wouters (Hogeschool PXL) hier al omschreven als een ‘junta’.
Want wie zetelt in de super-kern? De ministers en alle partijvoorzitters die de volmachten goedkeurden. Het zijn dus bijvoorbeeld niet de fractievoorzitters die daar aanwezig zijn (alleen Bart De Wever laat zich vervangen door N-VA-fractievoorzitter Peter De Roover). Dat is een aanfluiting van onze democratie, zoals Vuye en Wouters schreven: ‘De democratische legitimiteit van de super-kern is onbestaande. Sommige voorzitters die in de super-kern namens ons beslissen, hebben we niet eens verkozen. Meer nog, eentje stond zelfs op de lijst en raakte niet verkozen. Door wie zijn die voorzitters dan wel gemachtigd?’
Daarom dat er ook stond ‘in een echte parlementaire democratie’ zouden De Block en Wilmès moeten aftreden. We kennen vandaag geen echte parlementaire democratie, De Block en Wilmès zullen dan ook niet aftreden.
In een echte parlementaire democratie zouden De Block en Wilmès moeten aftreden.
Volgens sommigen moeten ook Steven Vandeput en Sander Loones (beide N-VA) ter verantwoording worden geroepen, want zij waren minister van Defensie in de periode dat die 38 miljoen mondmaskers letterlijk in rook opgingen. En die maskers lagen opgestapeld in hangaars van het leger en dus waren beide ministers (politiek) verantwoordelijk voor het bewaren daarvan.
Hoe ver strekt hun verantwoordelijkheid? Werden de maskers onbruikbaar omdat ze slecht werden bewaard? Of omdat de houdbaarheidsdatum verstreken was? Of omdat het huurcontract van de hangaars waarin ze waren opgeslagen verlopen was, zoals Het Nieuwsblad schreef, en er vervolgens werd geoordeeld om ze maar meteen te liquideren? In elk geval zijn de ministers van Defensie niet verantwoordelijk voor de beslissing om ze te vernietigen en ook niet voor het feit dat de stock niet opnieuw werd aangevuld.
4. Door de mand
‘En de woonzorgcentra, wat is daar gebeurd? Nergens was ons ethisch kompas de afgelopen weken zo hard het noorden kwijt als in de opvang van onze ouderen.’
Bert Bultinck, hoofdredacteur Knack, 8 april.
De federale restregering Wilmès II blonk de voorbije maanden niet uit in daadkracht. Ze liep achter de feiten aan en nam alleen maar maatregelen als die vaak in de praktijk al lang werden toegepast. En nadat medische wetenschappers, professoren, opiniemakers en het brede publiek steeds luider riepen om eindelijk serieuze maatregelen te nemen. En nadat die maatregelen in het buitenland, met name in Frankrijk, al waren genomen. Zoals we al eerder opmerkten, onze federale leiders bleken geen leiders maar volgers.
Opmerkelijk is dat Vlaamse regering deze federale zwakte niet heeft aangegrepen om zelf krachtdadig op te treden. In de woonzorgcentra, een terrein waar de Vlaamse regering voor bevoegd is, ging ze zelfs volledig de mist in. Een maand geleden schreven we hier al dat ‘bijvoorbeeld minister Wouter Beke (CD&V) veel te laat kwam met een verbod op het bezoek aan woonzorgcentra en pas na lang aandringen door de woonzorgcentra zelf.’
Mensen die in de woonzorgcentra werken, moesten onvoldoende beschermd hun werk uitvoeren waardoor bewoners gevaar liepen.
Daarna ging het van kwaad naar erger. De mensen die in de woonzorgcentra werken, en ook in allerlei andere instellingen of in de thuisverpleging, moesten onvoldoende beschermd hun job uitoefenen, waardoor de bewoners gevaar liepen op besmetting. Dat is onverantwoord en had vreselijke gevolgen.
Daarbij kwam nog de verwarring over het aantal doden en over het testmateriaal. Beke werd dan ook publiek aangepakt door Margot Cloet, gedelegeerd bestuurder van Zorgnet-Icuro en ex-kabinetschef bij de voorganger van Beke, Jo Vandeurzen: ‘Tot op vandaag is het chaos’, zo zei ze eerder deze week op het VRT-journaal.
Op 7 april tweette SP.A-voorzitter Conner Rousseau: ‘Geen beschermingsmateriaal, besmet personeel moet blijven werken, geen testing en nu blijkt dat Wouter Beke corona-overlijdens in woonzorgcentra niet meedeelde aan federaal. 214 op 4 dagen tijd? Hoeveel overlijdens heeft hij in totaal onder de mat geveegd? Hallucinant!’. Een zeer zware beschuldiging aan het adres van een minister. Wat later verwijderde Rousseau de tweet omdat die ‘onbedoeld te veel op de persoon was gericht’.
In zijn editoriaal vatte Knack-hoofdredacteur Bert Bultinck het allemaal bondig samen: ‘En de woonzorgcentra, wat is daar gebeurd? Nergens was ons ethisch kompas de afgelopen weken zo hard het noorden kwijt als in de opvang van onze ouderen.’
Na dit debacle pakte Beke eind deze week uit met een 10-puntenplan en richtte hij een taskforce op. Dat was op 8 april. Het eerste corona-overlijden in een woonzorgcentrum werd vastgesteld op 18 maart. De (politieke) verantwoordelijkheid van minister Beke voor de chaos en de gevolgen daarvan is groot, zodat de vraag kan worden gesteld of ook hij wel kan aanblijven.
Ook minister-president Jan Jambon (N-VA) trad de voorbije weken en maanden niet op de voorgrond als een daadkrachtig bestuurder in crisistijd. Men kan zich afvragen of dat met Bart De Wever als minister-president anders was geweest. In ieder geval heeft de N-VA, die altijd zegt dat Vlaanderen het zoveel beter zou doen, het nagelaten om dat ook in de praktijk aan te tonen.
Men kan zich afvragen of het met Bart De Wever als minister-president anders was geweest.
En dat er ook in Vlaanderen wat schort aan de parlementaire democratie wordt geïllustreerd door een brief die uitlekte via nieuwssite doorbraak.be. Daar werd het bestaan gesignaleerd van een brief van N-VA-nationaal aan alle N-VA-burgemeesters, eerste schepenen, schepenen bevoegd voor woonzorgcentra en aan de fractieleiders van gemeenteraadsfracties in de oppositie. Daarin wordt gevraagd om de kritiek op het beleid inzake woonzorgcentra te milderen. Doorbraak.be citeert uit de brief: ‘We adviseren jullie om bij onzekerheid, zowel inhoudelijk als communicatief, zeker ook contact op te nemen met de cel Lokaal Beleid of met de partijwoordvoerders.’
In tijden van crisis komen de sterktes en zwakten van een systeem naar boven. Van onze parlementaire democratie, maar ook van de mensen die in dat kader van de bevolking het vertrouwen en de macht in handen kregen om namens hen te beslissen. Die verantwoordelijkheid weegt zwaar en natuurlijk worden er altijd fouten gemaakt, dat is zo.
Toch kan men vandaag moeilijk anders besluiten dan dat een hele generatie politici door de mand is gevallen. Op het essentiële moment hebben ze niet gebracht wat er van hen mag worden verwacht: rust, visie, doortastend, leidinggevend. Het was eerder het tegenovergestelde: chaos, zwalpend, aarzelend en weinig vertrouwenwekkend. Van de huidige generatie politici zullen maar weinig de coronacrisis overleven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier