‘Dit zijn geen bijzondere machten, dit is de installatie van een voorzittersbewind. De particratie regeert het land, openlijker dan ooit tevoren’, schrijven Veerle Wouters en Hendrik Vuye over de volmachtenwet voor premier Sophie Wilmès waarover donderdag gestemd wordt.
Crisisomstandigheden rechtvaardigen bijzondere machten, het is een veel gehoorde uitleg. Dan moet het allemaal een beetje anders kunnen, vinden sommigen. Maar is dit wel zo?
‘Hoewel de snelheid van de besluitvorming vaak als rechtvaardiging voor het gebruik van de techniek naar voor wordt geschoven, is de beslotenheid van de besluitvorming in vele gevallen de echte reden geweest. Onpopulaire maatregelen komen daardoor minder scherp en vooral minder vlug onder vuur te liggen’. De woorden zijn van politicus en professor staatsrecht Johan Vande Lanotte.
Volmachten? Dit is de installatie van een voorzittersbewind.
Ook deze keer is de beslotenheid van de besluitvorming het echte doel van de bijzondere machtenwet. Dat deze volmachtenwet noodzakelijk zou zijn om snel maatregelen te nemen om de coronacrisis in te dijken, is een riedeltje dat menig journalist op een verkeerd been zet. In werkelijkheid kan de regering alle noodzakelijke maatregelen nemen op basis van de bestaande crisiswetgeving. Dat heeft de regering-Wilmès zelf bewezen: alle maatregelen van ‘social distancing’ zijn genomen in het kader van de bestaande crisiswetgeving en zonder bijzondere machten.
Ons punt is niet dat bijzondere machten ongrondwettelijk zijn. Hierover is al veel geschreven. Vandaag is nagenoeg iedereen het erover eens dat artikel 105 van de Grondwet dit toelaat. Daar leest men immers dat de koning geen andere macht heeft dan deze die hem wordt toegekend door de Grondwet of door een wet. Een bijzondere machtenwet is dan een wet die de koning bijkomende bevoegdheden geeft.
We zijn ook niet zomaar tegen bijzondere machten. Dat de regering bijzondere machten krijgt om de sociaal-economische gevolgen van de coronacrisis te bestrijden, daar hebben we het niet moeilijk mee. Dat hebben we in het verleden ook gedaan met de regeringen Dehaene en Martens-Gol. De bijzondere machten moeten dan wel nauwkeurig omschreven worden, wat niet altijd het geval is in het voorstel dat donderdag gestemd wordt.
Bijzondere machten zijn op zich niet anti-democratisch. In Frankrijk bijvoorbeeld zijn de bevoegdheden van de uitvoerende macht veel uitgebreider dan bij ons. De bevoegdheden van de Franse Assemblée nationale worden limitatief omschreven in de Franse Grondwet, alle andere bevoegdheden behoren de regering toe. Frankrijk kent als het ware permanent een regime van bijzondere machten. Toch is Frankrijk een democratie.
In België is het net omgekeerd. Volgens de Grondwet heeft het Parlement alle macht. De bevoegdheden van de koning (lees: regering) worden limitatief omschreven. In theorie heeft de Kamer nagenoeg alle macht. In werkelijkheid is de Kamer echter een kleuter die aan het handje loopt van de partijvoorzitters. Dat hebben we recent uitvoerig beschreven in ons boek ‘Schone schijn? Particratie wurgt democratie‘. We mogen als burgers meer verwachten van onze Volksvertegenwoordigers, zeker in crisistijden. Alleen krijgen we niet meer, maar nog minder.
Exit: checks and balances
Democratie is een systeem van checks and balances. Hier loopt het volledig fout met de volmachtenwet van de regering-Wilmès. Alle klassieke controlemomenten worden uitgeschakeld. Soms gaat dit heel ver. Artikel 5, § 1, 1° van het voorstel laat de regering toe maatregelen te nemen om ‘de verdere bestrijding van het coronavirus Covid 19 onder de bevolking tegen te gaan, met inbegrip van de handhaving van de volksgezondheid en de openbare orde’. Deze bepaling is veel te ruim geformuleerd. Het kan gaan om vrijheidsbeperkende of zelfs vrijheidsberovende maatregelen. Om die journalisten die zo gewillig meegaan in de crisisaanpak toch even te laten schrikken: ja hoor, dit laat toe de persvrijheid aan banden te leggen. Deze volmacht is van een andere orde dan de sociaal-economische volmachten die werden toegekend aan de regeringen Dehaene en Martens-Gol. Hier gaat het om fundamentele rechten en vrijheden. Net op dit punt worden alle checks and balances uitgeschakeld: het parlement, de Raad van State en de pers.
Bij de toepassing van dit artikel 5, §1, 1° zet de Kamer zichzelf buiten spel. De regering beslist, de Kamer kijkt toe. Eerste minister Wilmès stelt wel dat de volmachtenbesluiten zullen worden overgemaakt aan de Kamervoorzitter en dat er periodiek verslag zal zijn aan de Kamer. Alleen staat dit niet in het wetsvoorstel, maar alleen in de memorie van toelichting. Juridisch is dit een wereld van verschil. Staat dit in de wet, dat gaat het om een ‘substantiële vormvereiste’ die moet worden nageleefd. Staat dit slechts in de memorie van toelichting, dan is dit louter een politieke belofte waarvan de niet-naleving niet kan gesanctioneerd worden door de rechter. Het kan anders. De Kamer kan ook een parlementaire begeleidingscommissie in het leven roepen en de verplichting tot overleg inschrijven in de wet.
Ook de Raad van State wordt opzijgeschoven. In de wetten op de Raad van State staat dat alle besluiten die ‘wettelijke bepalingen kunnen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen’ ter advies moeten worden voorgelegd aan de Raad van State. De Raad zal nagaan of de besluiten in overeenstemming zijn met de volmachtenwet en met onze fundamentele rechten en vrijheden. Dit controlemoment kan de regering uitschakelen want de verplichting om de Raad van State te raadplegen geldt niet voor de besluiten genomen op grond van artikel 5, §1, 1°. Dat gaat veel te ver, zeker nu het hier ook kan gaan om fundamentele rechten en vrijheden.
Ook de controle door de pers wordt nagenoeg uitgeschakeld. In de Kamer zijn de debatten openbaar. De volmachtenbesluiten worden echter genomen in de beslotenheid van de ministerraad, zonder journalisten-pottenkijkers.
Rest nog één vraag: wat is het nut van artikel 5, §1, 1°? Welke maatregelen wil de regering nemen op grond van deze bepaling? Kan ze die niet nemen op grond van de bestaande crisiswetgeving? We zien het niet, behalve dan bijzonder akelige zaken die geen plaats hebben in de democratie.
Super-kern
Ten slotte nog dit: er is toch die ‘super-kern’ die elke zaterdag gaat samenkomen. Is dat dan geen controlemoment? Die super-kern, dat zijn de ministers en de gilde van de partijvoorzitters. De super-kern vergadert achter gesloten deuren, zonder pottenkijkers. Twee partijen worden niet eens uitgenodigd: PVDA (12 zetels) en Vlaams Belang (18 zetels). Die super-kern, dat mag dan even super klinken, maar dit is gewoon een ander woord voor een junta. Onze Grondwet kent dit orgaan niet. Bovendien wordt met geen woord gerept over deze super-kern in de volmachtenwet van de regering-Wilmès, zelfs niet in de memorie van toelichting. Dit is dus niets anders dan loepzuivere machtsusurpatie door een orgaan dat in rechte niet eens bestaat.
De democratische legitimiteit van de super-kern is onbestaande. Sommige voorzitters die in de super-kern namens ons beslissen, hebben we niet eens verkozen. Meer nog, eentje stond zelfs op de lijst en geraakte niet verkozen. Door wie zijn die voorzitters dan wel gemachtigd? Journalist Jan Segers van Het Laatste Nieuws heeft het ooit heel precies omschreven: de voorzitters worden ‘allemaal verkozen door ocharme 80.000 lakeien, de meesten onder hen zelfs zonder tegenkandidaat’. Democratisch is net even anders.
Als de Kamer dit voorzitters-regime stemt, regeert de particratie het land, openlijker dan ooit tevoren. Doet de laatste Volksvertegenwoordiger het licht uit?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier