Wouter Wolfs
‘Is er dan geen vaccin dat de Belgische politiek van de particratische ziekte kan genezen?’
‘Is de ziekte van de particratie ongeneeslijk?’ vragen Britt Vande Walle en Wouter Wolfs van de KU Leuven. ‘Een eenvoudig medicijn is niet voorhanden.’
Met de controverse rond Sihame El Kaouakibi werd het probleem van de Belgische particratie weer brandend actueel. De ziekte van de particratie is ondertussen algemeen bekend: de partijhoofdkwartieren nemen de beslissingen en van parlementsleden wordt niet te veel eigen initiatief verwacht.
Is er dan geen vaccin dat de Belgische politiek van de particratische ziekte kan genezen?
Deze diagnose is niet nieuw: op geregelde tijdstippen komen er verhalen naar boven over verplichte debatfiches, strenge telefoontjes van het partijhoofdkwartier en kritische parlementsleden die op een zijspoor worden gezet. Laten we ons geen illusies maken, het is niet louter een “Belgische” ziekte. Zo wordt er in het Vlaams Parlement al geruime tijd gebruik gemaakt van een zwijgakkoord. Noch is het – in tegenstelling tot wat vanuit sommige hoeken wordt beweerd – een kenmerk van de traditionele partijen. Zelfs de politieke uitdagers van deze traditionele partijen hebben mechanismen ingebouwd die de vrijheid van individuele politici aan banden legt. Regeringspartijen hebben zelfs een dubbel controlemechanisme. Enerzijds wordt het werk van de individuele parlementsleden door de partij in de hand gehouden, anderzijds worden ze gecontroleerd door hun coalitiepartners.
In ons eigen onderzoek spreken we geregeld met gedesillusioneerde (oud-)parlementsleden uit allerlei partijen. Ze beschrijven hoe hun autonomie in het parlement aan banden wordt gelegd, en hoe er vooral wordt verwacht dat ze tijdens de stemmingen op het juiste knopje drukken. Het parlement als vleesgeworden scorebord. Geen wonder dat sommige parlementsleden het pluche inruilen voor een job buiten de politiek of op een ministerieel kabinet. Daar kan je tenslotte nog echt wegen op het beleid. Terwijl politieke partijen in theorie de smeerolie van de democratie moeten zijn, blijken ze in de praktijk maar al te vaak het zand in de democratische machinerie. Particratie lijkt ondertussen onlosmakelijk verbonden met onze politieke cultuur. Het is net zo Belgisch als friet, chocolade en Kuifje.
Een mogelijk medicijn?
Is er dan geen vaccin dat de Belgische politiek van de particratische ziekte kan genezen? Een eenvoudig medicijn is niet voorhanden; een lang en intensief revalidatieproces lijkt noodzakelijk. Uiteraard kan de politiek zelf initiatieven nemen. Een afschaffing van de lijststem bij verkiezingen maakt het minder waarschijnlijk dat alleen de kandidaten verkozen worden die door de partij aan de kop van de kieslijst werden geplaatst. Een directe financiering van de kandidaten – zoals Bart Maddens hier ook al voorstelde – maakt hen minder afhankelijk van het partijkapitaal. Ook in het parlement is er nog veel ruimte voor verbetering: breid de ondersteuning van parlementsleden uit en verbied dat persoonlijke en fractiemedewerkers in dienst worden genomen door de partij. Op die manier krijgen parlementsleden de ondersteuning waar ze recht op hebben en kan het parlement een volwaardig tegenwicht bieden tegen de ministeriële kabinetten. Gelukkig duiken er bij verschillende partijen nieuwe initiatieven rond politieke vernieuwing op. Laat ons hopen dat deze nobele intenties geen dode letter blijven.
Maar het stopt niet bij de politiek. Ook de media moeten in eigen boezem kijken. Als parlementsleden zich kritisch uiten tegenover hun coalitiepartners of hun eigen partij, spreken journalisten meteen over “barsten binnen de meerderheid” of “een intern verscheurde partij”. Elk kritisch woord wordt uitvergroot, terwijl een dergelijke kritische houding net de bestaansreden zou moeten zijn van parlementsleden. Goed wetgevend werk kan daarentegen op veel minder media-aandacht rekenen. Is het omdat het opvolgen van inhoudelijke dossiers meer inspanningen vraagt van journalisten, of omdat conflicten nu eenmaal zorgen voor meer “clicks”?
Ten slotte kunnen ook burgers hun steentje bijdragen. Ze kunnen bewust voor bepaalde kandidaten stemmen op de kieslijsten en een band opbouwen met “hun” volksvertegenwoordiger. Hoeveel kiezers weten vandaag welke parlementsleden hun kiesdistrict vertegenwoordigen? Dit terwijl de meeste parlementsleden actief communiceren over hun activiteiten, en openstaan voor vragen of suggesties van kiezers. Burgers kunnen zich ook politiek engageren: in verenigingen en actiecomités – die in toenemende mate maatschappelijke successen boeken, maar ook binnen politieke partijen. Alleen als ook burgers hun stem laten horen, inspraak eisen en geen genoegen nemen met platitudes over de nood aan partijeenheid, krijgen we de zo fel verhoopte politieke vernieuwing gerealiseerd.
Britt Vande Walle is onderzoekster aan het Instituut voor de Overheid (KU Leuven) en Wouter Wolfs is docent vergelijkende en internationale politiek (KU Leuven).
Zwijgakkoord
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier