Hendrik Vuye & Veerle Wouters
‘Echte verandering ligt niet meer in het bereik van de particratie’
‘Pacificeert de particratie nog, of polariseert ze?’ vragen Hendrik Vuye en Veerle Wouters in hun nieuwe boek ‘Schone schijn. Particratie wurgt democratie’. Knack biedt u een voorpublicatie aan.
Werkt de particratie? Laten we even politici aan het woord van verschillende partijen. Vlaams Parlementslid Hermes Sanctorum (Groen, later onafhankelijk) stelt dat de particratie helemaal niet meer werkt: ‘Daardoor komt er van beslissen nog weinig in huis. Welke grote hervormingen heeft het parlement onlangs nog beslist? De erfbelasting, ja, maar dat was gemakkelijk, om iedereen meer te geven. Maar voor de rest? Ik zie het niet’ (Het Nieuwsblad, 17 maart 2018). De particratie polariseert: ‘Door steeds harder te roepen, bedienen politici hun achterban, maar van actie komt niets meer in huis. Er heerst stilstand’ (De Morgen, 5 september 2016). Na een lange carrière als parlementslid en burgemeester gaat het doek dicht voor Peter Vanvelthoven (SP.A) in 2019: ‘Tevreden over de kansen die ik gekregen heb. Minder tevreden over de vaststelling dat grote hervormingen in dit land nauwelijks tot stand komen’. Hij voorspelt dat politieke partijen zoals ze vandaag bestaan over dertig jaar verdwenen zijn (Het Laatste Nieuws, 11 mei 2019). Gewezen minister Guy Vanhengel (Open VLD) is een oude rot in het vak. Ook zijn oordeel over de politiek is vernietigend: ‘Alléén maar stratego: het verzetten van pionnen en kijken waar je de vlag van de ander kunt veroveren. Dat is de essentie van de politiek. Of om het anders te zeggen: men is te veel met marketing bezig, te weinig met beleid… Het maatschappelijk belang doet er niet meer toe. Wat heeft de nieuwe generatie politici de voorbije tien jaar eigenlijk op de kaart gezet?’ (De Morgen, 27 juli 2019). Gewezen CD&V-Senator Rik Torfs is even duidelijk: ‘Het gaat allemaal om strategie: hoe bewaar je binnen bepaalde structuren de macht? Inhoud komt op de tweede plaats. Dat is toch vreselijk?’ (De Morgen, 5 januari 2013).
Echte verandering ligt niet meer in het bereik van de particratie.
Sanctorum, Vanvelthoven, Vanhengel en Torfs hebben overschot van gelijk. Ze komen uit vier verschillende partijen maar maken dezelfde analyse. De particratie slaagt er niet in de rekeningen op orde te brengen. Of een regering nu centrumrechts is, dan wel centrumlinks, dat maakt niet uit: de begroting blijft in het rood. De particratie is er evenmin in geslaagd om te komen tot efficiënte instellingen en een efficiënte bevoegdheidsverdeling. Door de al te grote versnippering aan bevoegdheden gooien we het geld door deuren en ramen. Onze fiscaliteit is een veelkleurig patchwork van maatregelen. Een globale hertekening van de fiscaliteit, dat lukt de particratie niet.
Alleen blijven sommige politicologen stellen dat de particratie het mogelijk maakt om beslissingen te nemen. Ook Kamervoorzitter Siegfried Bracke denkt dat België onbestuurbaar wordt indien de Belgische parlementsleden dezelfde vrijheid zouden genieten als hun Britse collega’s (De Standaard, 6 april 2019). De particratie is noodzakelijk volgens de Kamervoorzitter. Hij herhaalt het in vele interviews. Ook Bart De Wever verkondigt dit: ‘Moest (sic.) de democratie echt spelen, met een parlement dat zijn volle rol opneemt, ongeremd door die particratie, dan houdt België binnen de vijf jaar op te bestaan. Zo eenvoudig is het’ (L. Imbo, Zeven politieke dromers, 2019). Indien dit juist is, dan betaalt De Wever graag een zware democratische prijs voor het voortbestaan van België, wat op zich een wel heel merkwaardig standpunt is voor een Vlaams-nationalist. Dit zou men eerder van een belgicist verwachten.
Maar werkt de particratie echt? Dat was ooit zo, maar dat is al twee decennia niet meer zo. Waarschijnlijk ligt ook hier het keerpunt bij het mislukte Egmontpact (1977-’78). Nadien wordt het steeds moeilijker om akkoorden te sluiten. De laatste grote akkoorden dateren van de rooms-rode regeringen-Dehaene (1991-’99). Na een grondige sanering en wat kunst- en vliegwerk wordt de ‘Maastricht-norm’ gehaald en mag België toetreden tot de euro. Na de affaire-Dutroux wordt een Octopusakkoord afgesloten dat politie en justitie moet moderniseren. Het akkoord wordt gesloten tussen de topministers van de regering en de acht partijvoorzitters. Het parlement mag nadien op het knopje drukken (De Morgen, 25 mei 1998). Nadien komen er alleen nog wat Dehaene zelf omschrijft als ‘compromissen met “het compromis” als enige logica, maar zonder echt inhoudelijk akkoord’. De vijfde (2001) en de zesde staatshervorming (2011-’14) zijn mooie voorbeelden hiervan. Niemand wordt er echt beter van.
De vraag die politicologen nooit beantwoorden is deze: welke grote akkoorden heeft de particratie gerealiseerd de laatste decennia? Zelfs de betonstop is mislukt. Het rekeningrijden, jarenlang het paradepaardje van de Vlaamse regering, wordt kort voor de verkiezingen van mei 2019 ten grave gedragen. Een groot akkoord over mobiliteit in Vlaanderen is er niet, we staan stil. Bruggen worden gerestaureerd wanneer de brokken er af vallen. ‘De lat’ in het onderwijs ligt nog steeds niet waar ze zou moeten liggen. Federaal is er geen akkoord over de zware beroepen, het begrotingsevenwicht lijkt verder af dan ooit. De pensioenleeftijd wordt verhoogd, maar de effectieve pensioenleeftijd blijft veel te laag. Werkt ze echt de particratie?
Zo sleept de crisis rond de splitsing van de kieskring Brussel-Halle- Vilvoorde (BHV) aan van 2003 tot de zesde staatshervorming (2011-’14). Het akkoord dat er uiteindelijk komt, verdrinkt de vis BHV in een staatshervorming die bulkt van de compromissen. De inefficiëntie wordt zo als een vergif in de werking van de staatsinstellingen gespoten. Wanneer er dan al eens een akkoord is dan nog komt er niets van. De kernuitstap is geen meter dichterbij gekomen. Toch wordt de wet gestemd in 2003, onder de paarsgroene regering-Verhofstadt I. Het rijbewijs met punten wordt in 1990 ingevoerd door federaal minister van Verkeer Jean-Luc Dehaene (CD&V). Wilfried Martens is dan eerste minister. Bijna dertig jaar later bestaat het rijbewijs met punten alleen op papier. Dehaene en Martens zijn intussen overleden. Werkt ze echt de particratie?
Partijen hebben zich omgetoverd tot communicatiemachines. En met succes. Dit maakt dat we voortdurend in een verkiezingsmodus zitten, wat het sluiten van akkoorden sterk bemoeilijkt.
Een langetermijnvisie botst met de cycli van de particratie en de angst om stemmen te verliezen. ‘Ons politiek overlegmodel werkt niet zodra er fundamentele keuzes moeten gemaakt worden’, zegt professor bestuurskunde Filip De Rynck (UGent). ‘Enkel in crisis zijn we nog in staat efficiënt beslissingen te nemen. Om het even scherp te zeggen: zonder Dutroux was er geen politiehervorming. En we hadden de dioxinecrisis nodig om de voedselveiligheid onder handen te nemen’. Met enige ironie trekt journalist Stavros Kelepouris volgend besluit uit de woorden van De Rynck: ‘Zo bekeken gaan we eerst met onze voeten in het water moeten staan voor er een klimaatbeleid die naam waardig komt’ (De Morgen, 5 maart 2019).
Echte verandering ligt niet meer in het bereik van de particratie. De voorzitters sluiten geen akkoorden meer. Ze zitten gevangen in hun partijpolitiek en hunkeren naar de goedkeuring van de trouweloze kiezer, stelt hoofdredacteur Karel Verhoeven (De Standaard, 29 maart 2018). Bruno Tobback (SP.A) heeft het ooit treffend geformuleerd: ‘Elke politicus weet wat je moet doen om het klimaatprobleem aan te pakken. Er is alleen geen enkele politicus die weet hoe hij nadien nog verkozen moet raken’.
Politicologen die blijven volhouden dat de particratie werkt, lopen de feiten achterna. Wanneer Luc Huyse begin deze eeuw zijn vroegere geschriften bundelt, schrijft hij in de inleiding: ‘Sociologen komen altijd te laat. Op het moment dat zij een verschijnsel van een label en een signalement voorzien is het vaak al op weg om te verdwijnen’ (Over politiek, 2003). Dit is ook zo met de zogenaamde beslissingsmacht van de particratie. Politicologen bekijken de particratie nog steeds zoals ze bestond meer dan twee decennia geleden. Alleen worden er vandaag geen grote akkoorden of pacten meer gesloten. Partijen hebben zich omgetoverd tot communicatiemachines. En met succes. Dit maakt dat we voortdurend in een verkiezingsmodus zitten, wat het sluiten van akkoorden sterk bemoeilijkt. Partijen polariseren, maar ze pacificeren niet meer. De regering-Michel die aantreedt in 2014, is een mooi voorbeeld. De centrumrechtse ‘droomcoalitie’ zou vijf jaar echt regeren, want er loeren geen verkiezingen achter het muurtje. Het wordt een grandioze flop. Algauw gebruikt Carl Devos de term ‘kibbelkabinet’. Het gekibbel gaat door van 2014 tot aan de gemeenteraadsverkiezingen van 2018. De coalitiepartners gunnen elkaar niets. Kort na de gemeenteraadsverkiezingen spat de coalitie uit elkaar. Over and out!
Voorpublicatie uit Hendrik Vuye & Veerle Wouters, “Schone schijn. Particratie wurgt democratie”, DoorbraakBoeken, 2019, 295 blz.
Octopusakkoord
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier