‘De vaagheid van het concept burn-out staat haaks op de ervaring in de praktijk’
Voor de Universiteit Van Vlaanderen staat Erik Franck (UAntwerpen) stil bij de vraag of burn-out een ingebeelde ziekte is.
We hebben het nog nooit zo goed gehad en toch worden we met zijn allen ongelukkiger en ongelukkiger. Inderdaad, ondanks het feit dat jaar na jaar onze welvaart toeneemt, confronteren de recente cijfers van het RIZIV ons met een kei-harde realiteit: Op vier jaar tijd is het aantal mensen dat meer dan een jaar thuis zit ingevolge een burn-out of depressie met 40% gestegen. “te verwachten” zegt de ene, “een ingebeelde ziekte” volgens de andere. Het verhaal erachter is complex.
Burn-out als ongeïdentificeerd gevoelsobject
Een burn-out zoals we die vandaag kennen, zag het levenslicht in de jaren ’70. Herbert Freudenberger, een Amerikaanse psycholoog die in die jaren werkzaam was in de Free Clinic in hartje New York waar drugsverslaafde cliënten werden behandeld. Hij observeerde iets merkwaardig, namelijk dat een aantal hulpverleners na enkele jaren werkzaam dezelfde symptomen vertoonden als de drugsverslaafde cliënten, namelijk symptomen van uitputting zowel fysiek als mentaal. De term burn-out – die eigenlijk werd gebruikt om deze toestand bij drugsverslaafde patiënten te duiden – gebruikte hij toen voor de eerste maal om het syndroom te beschrijven waarbij iemand door zijn job volledig uitgeput geraakte.
De vaagheid van het concept burn-out staat haaks op de ervaring in de praktijk.
In de jaren 80 werd dit dan verder opgepikt en uitgewerkt door Christina Maslach die het syndroom verder vorm gaf door een vragenlijst te ontwikkelen die het concept niet enkel in kaart kon brengen maar ook kon linken aan zowel oorzakelijke factoren als gevolgen. De Maslach Burnout Inventory – vandaag nog dominant gebruikt in onderzoek die dit jaar 40 kaarsjes mag uitblazen, ligt de afgelopen jaren onder vuur. De definitie spreekt over drie dimensies: (1) een overweldigende (emotionele) uitputting; (2) gevoelens van cynisme en ontheemding (depersonalisatie); en (3) een gevoel van ineffectiviteit en gebrek aan (persoonlijke) bekwaamheid. Het wordt beschouwd als een werkgerelateerde aandoening waarbij de draaglast de draagkracht overstijgt met symptomen binnen bovengenoemde dimensies tot gevolg. Naast het feit dat de drie dimensies niet bij iedereen in dezelfde mate worden geobserveerd, is het ook niet altijd en bij iedereen even duidelijk in welke mate werk gerelateerde, individuele of een combinatie van beide meespelen. In de praktijk is het dus vaak een uitsluitingsdiagnose – iets dat wordt verondersteld nadat andere diagnoses zijn onderzocht en kunnen worden uitgesloten. Daarmee komt ook de onzekerheid of het toegenomen aantal burn-outs ook écht burn-outs zijn of iets anders.
In die 40 jaar is het aantal gepubliceerde studies rond burn-out exponentieel toegenomen. De resultaten bevestigen grotendeels ons vermoeden: “Houston, we have a problem.” Maar het probleem is complexer dan enkel het feit dat het gestaag toeneemt. Van dit aantal gepubliceerde studies handelt het overgrote deel over de prevalentie (hoeveel het voorkomt) en over de factoren die ermee samenhangen. Slechts een klein aandeel van de onderzoeken gaan over het eigenlijke concept burn-out en diagnostische criteria evenals over de betrouwbaarheid en validiteit van de ontwikkelde meetinstrumenten. Op die manier houdt het onderzoek naar burn-out de vaagheid en ambiguïteit in stand van een concept dat het net wil uitklaren. Ten slotte blijkt burn-out – wat overigens géén officiële diagnose is – in de klinische praktijk veel overlap te vertonen met andere ziektebeelden zoals bijvoorbeeld depressie. Daarmee wordt de laatste jaren de epistemische status van de heersende definitie van burn-out in twijfel getrokken. Onderzoek zou zich veel meer moeten focussen op een systematische klinische observatie om de overlap burn-out-depressie verder uit te klaren.
Een verhaal van te lang, te veel, en te weinig
De vaagheid van het concept staat haaks op de ervaring in de klinische praktijk. Patiënten zeggen me vaak in de nasleep van hun burn-out ervaring ‘Liever had ik mijn been gebroken. Daarvoor kan je een pijnstiller nemen. Maar mentale pijn, dat gaat niet meteen over.’ En inderdaad, een boom die al een aantal jaren scheefgroeit, kan je ook niet op een paar weken opnieuw rechttrekken. Zo kan je ook het burn-out proces vergelijken. Te lang blootgesteld zijn aan te veel externe (o.a. werkdruk, gebrek aan sociale steun op het werk, …) vaak maar niet altijd in combinatie met interne stressoren (o.a. negatief perfectionisme, faalangst, …) zal op de duur je stresssysteem aantasten met de gekende uitputtingsverschijnselen tot gevolg.
Als werkgerelateerde aandoening blijken autonomie (een zekere vrijheid om je werk te organiseren), betrokkenheid (je verbonden voelen met je collega’s en de missie en visie van het bedrijf), en competentie (het gevoel hebben vaardig te zijn in wat je moet doen) factoren te zijn die bij afwezigheid het risico op het ontwikkelen van een burn-out danig doen toenemen. Intuïtief voelen we aan dat een zekere vrijheid, verbondenheid en competentie het engagement van werknemers kan verhogen. Maar in de praktijk stellen we jammer genoeg nog vast dat top down management, hiërarchisch leiderschap, miscommunicatie en spanningen tussen mensen, en onvoldoende mogelijkheden zich te ontwikkelen dagelijkse realiteit zijn in talloze afdelingen en organisaties. Contradictorisch genoeg vertegenwoordigen we als individu organisaties en structuren – zeg maar de maatschappij – waarbij we dus potentieel onze eigen miserie veroorzaken.
Kanarie van de 21ste eeuw?
Naar de oorzaken van de stijgende cijfers is het een beetje gissen en missen. Is er iets aan de hand met de mens? Worden we in plaats van sterker – survival of the fittest – eerder zwakker? Of is er iets mis met onze maatschappij? De waarheid – het is complex – zal wellicht ergens middenin liggen. De Wereld Gezondheidsorganisatie voorspelde al in 2012 dat depressie – en bij uitbreiding mentale problemen – tegen 2030 de meest invaliderende aandoening zouden worden wereldwijd, meer nog dan kanker en hart- en vaatziekten. De aandacht voor een concept als burn-out is de afgelopen jaren dan ook exponentieel toegenomen. In 2013 werd de wet betreffende het welzijn op het werk aangepast waarbij de werkgever de nodige maatregelen moet treffen om psychosociale risico’s – waaronder burn-out – op het werk te voorkomen. In navolging hiervan is het aantal burn-out, life en andere coaches als paddenstoelen uit de grond geschoten. En desondanks nemen de cijfers jaar na jaar gestaag toe. Iedereen kent ondertussen wel iemand die ooit met een burn-out werd geconfronteerd. Wat is er aan de hand?
Welnu, een kunnen hier aantal tendensen identificeren. Met het toenemen van de welvaart is ook de complexiteit van onze maatschappij als geheel is toegenomen. De komst van de personal computer begin jaren ’80 leidde tot een stevige toename van het aantal technologische innovaties. Wie had dertig jaar geleden ooit kunnen denken dat je op een klein scherm in je broekzak toegang zou hebben tot de rest van de wereld. De hoeveelheid informatie die we dagelijks moeten verwerken wordt vergeleken met die van 174 kranten aan informatie. Maatschappelijke structuren zoals de katholieke kerk die in onze contreien een halve eeuw geleden nog bepaalden wat wel en niet kon, zijn vandaag verdund tot de wijn die elke zondag tijdens de hoogmis werd geschonken.
En ten slotte dragen we vandaag het zelfbeschikkingsrecht hoog in het vaandel. We weten het allemaal wel, maar belast deze kennis en keuzevrijheid ons ook niet met een enorm verantwoordelijkheidsgevoel en de controledwang dat we ook steeds de beste of juiste keuze moeten maken? Het is niet omdat het kan dat het ook moet, toch? Mijn vrouw indachtig die tijdens de zwangerschap van onze eerste dochter in een gesprek tegen me zei: “Ik hoop dat ze gemiddeld wordt.”. Getriggerd en geïrriteerd antwoordde ik: “Hoe kan je dit nu wensen, ik hoop dat ze intelligent, knap, … wordt.”. En inderdaad, in mijn jeugd heb ik geleerd dat je altijd je best het moet (blijven) doen, het kan immers altijd beter. Hoewel deze instelling me in het leven al bepaalde zaken ten positieve heeft opgeleverd, kent het ook een keerzijde. Soms is het vat energie door het streven naar beter leeg, met alle gevolgen van dien. Zoveel jaar later – mijn oudste dochter is inmiddels 13 jaar – moet ik mijn vrouw Liza gelijk geven: Gemiddeld is best wel oké. Zeker gezien het feit dat evenwicht en balans het streefdoel is van veel fysiologische processen in ons lichaam.
Gedegen onderzoek naar de behandeling van burn-out is tot op heden nog schaars. De studies die er zijn, bewijzen de werkzaamheid van een combinatie van organisatiegerichte én individuele interventies. De ene werken trager maar blijken effectief op lange termijn, de tweede zullen sneller werken maar moeten sneller worden herhaald. Wat betreft organisatiegerichte interventies zien we dat inzetten op groepsgerichte organisatie cultuur, informele structuren, meer autonomie, gereguleerde werkdruk, verbondenheid, psycho-sociale screening en competentie ontwikkeling van medewerkers op termijn de burn-out cijfers doen dalen. Voor wat betreft interventies gericht op het individu wordt cognitieve gedragstherapie als meest effectief beschouwd.
Nu, zelf cognitief gedragstherapeut zijnde zie ik daar niet de grootste uitdaging. Ken je immers de metafoor van de kikker in water dat gestaag wordt opgewarmd? Dit blijkt echter een metafoor, want de meeste kikkers springen er uit als het te warm wordt. Dit in tegenstelling tot mensen en organisaties blijkbaar waarbij een substantieel aantal het eerst moet voelen, vooraleer ze iets fundamenteels veranderen. Na bijna 20 jaar werkervaring als psycholoog kan ik dit enkel onderschrijven. De moeilijkheid van mijn job als psycholoog is niet om mensen en organisaties te adviseren maar wel om een mandaat te creëren zodanig dat ze bereid zijn iets te veranderen. Want, als je niets verandert dan verandert er niets. Dit geldt voor individuele mensen, maar ook onderwijs en organisaties en bij uitbreiding de maatschappij.
Een verwittigd man is er twee waard
Om te eindigen met de uiteindelijke dupe van het burn-out verhaal, de mens. Over welke verandering hebben we het dan? Gaat het over het bijeenscharrelen van al je bezittingen om te verhuizen naar het zuiden van Frankrijk en daar in de middle of nowhere ver weg van alle stress en drukte een bed-and-breakfast te beginnen? Beslist niet! Immers, de meeste van deze avonturiers keren vroeg of laat toch terug naar de bewoonde wereld. Maar wat werkt dan wel?
Preventie is nog altijd te verkiezen boven behandeling. Wat heb je hiervoor nodig? Vooreerst eerste tijd maken om af en toe te reflecteren. Je bewust worden van de omgeving waarin je werkt. Hoe zit het met de werkdruk, je autonomie, je vaardigheden en de sociale relaties op het werk. Stelt zich een probleem, doe er dan iets aan. Zoek hulp binnen of buiten het bedrijf als je niet meteen weet hoe je ermee kan omgaan. Maar reflecteer ook af en toe om je bewust te worden van mogelijke signalen en symptomen van chronische stress in je lichaam. Bewust worden van wat je denkt en hoe je (geneigd bent) met de dingen omgaat. Je gedrag dus. Plan vervolgens systematisch tijd in om na een periode van (verhoogde) inspanning omwille van een deadline of verhoogde werkdruk te recupereren. Recuperatie fysiek en mentaal is tevens dé manier om niet enkel een burn-out te behandelen maar ook te voorkomen.
Fysieke recuperatie kan je doen door te rusten, soms zelfs is niets te doen of te plannen, maar ook meer actief door te wandelen. Wandelen blijkt zelfs actief verhoogde niveaus van het stresshormoon cortisol in je bloed af te breken. Trek ook af en toe naar de natuur, het helpt je te vertragen en bepaalde zaken meer in perspectief te plaatsen. Mentale recuperatie doe je niet door televisie te kijken en terwijl op je smartphone het nieuws op de sociale of andere media te consulteren. Mentaal recupereren doe je wel door te single tasken en je activiteiten in je vrije tijd te veranderen ten opzichte van je werktijd. Als je bijvoorbeeld overdag ganse dag achter een pc scherm bent gekluisterd, doe dan in je vrije tijd iets totaal anders en weer niet iets dat zich achter een pc of ander scherm afspeelt. Maak ook een duidelijk onderscheid tussen werk en vrije tijd. Het continu geconnecteerd zijn zou volgens diverse wetenschappers het toenemend aantal burn-outs gedeeltelijk kunnen verklaren. Ook buikademhaling is volgens diverse onderzoeken een efficiënte manier om je lichaam terug in evenwicht te brengen tijdens of na momenten van piekstress.
En als laatste: grenzen trekken. Nee tegen een ander zeggen, is in feite ja zeggen tegen jezelf. Je kan immers enkel de verantwoordelijkheid nemen naar je omgeving als je ook de verantwoordelijkheid neemt voor jezelf.
Erik Franck is expert burn-out aan de UAntwerpen.
Universiteit van Vlaanderen: wetenschap in klare taal voor u uitgelegd
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier