‘Zeuren over taal? Geef mij maar de zekerheid van een norm’
‘Sommige variatielinguïsten kennen hun taal niet en lijken daarom op variatie aan te dringen. Ondertussen demoniseren ze de verzorgde standaardtaal van de ‘ander”, reageert Hans Vandevoorde (VUB) op de bijdrage van Eline Lismont voor de Universiteit Van Vlaanderen.
Variatielinguïsten als Eline Lismont (Knack 24/09/2021, ‘Moet de taalpurist met pensioen?’) stellen hun eigen premissen niet in vraag. Eerste vooronderstelling: ’taal is natuurlijk’. Taal is echter altijd aangeleerd en bovendien, wat ‘natuurlijk’ heet voor de een, is het niet noodzakelijk voor de ander. In mijn dialect (het West-Vlaams) bijvoorbeeld zeggen we ‘groter dan’, nooit ‘groter als’. Hoe kan die ‘groter als’ dan voor iedereen natuurlijk aanvoelen?
Zeuren over taal? Geef mij maar de zekerheid van een norm.
Tweede vooronderstelling, die met de eerste samenhangt: ’taal verandert van onderuit’. Als dat zo zou zijn, dan spraken en spelden we nog op verschillende regionale wijzen. Taal is wel degelijk ook door de inbreng van heersende klassen en dus van bovenaf geëvolueerd en genormeerd.
Wanneer zulke premissen niet in vraag worden gesteld, dan heeft dat twee gevolgen. Een eerste gevolg is dat variatie de nieuwe norm wordt. Het normatieve taalgebruik van Lismont & co is opvallend. Al wie nog vasthoudt aan een standaardtaal, wordt weggezet als een ‘zeurkous’, een ‘zieke’, een ‘politieagent’ of zelfs een ’taal-nazi’. Tweede gevolg is dat variatielinguïsten onzekerheid zaaien: want hoeveel normen (er is sprake van een formele en een informele; een strenge voor schriftelijk taalgebruik, een zwakke voor mondelinge taal) moet je als nieuwe taalgebruiker dan wel leren? Zullen we geschreven en gesproken taal verder uit elkaar laten groeien? Zullen we binnenkort ook het onlogische ‘hij is groter als mij‘ in de plaats van ‘hij is groter dan ik (ben)’ toelaten?
Waarom is er initiatief nodig als die taal toch zo natuurlijk evolueert?
Geef mij maar de zekerheid van een norm. Dan vermijd je vage uitspraken als ‘enigszins arbitrair’, pleonasmen als ‘opgelegde norm’ en foute redeneringen als ‘het initiatief voor taalverandering komt meestal vanuit het taalgebruik zelf’. Hoe kan het ’taalgebruik’ nu het initiatief nemen en waarom is er initiatief nodig als die taal toch zo natuurlijk evolueert?
Sommige variatielinguïsten kennen hun taal niet en lijken daarom op variatie aan te dringen. Ondertussen demoniseren ze de verzorgde standaardtaal van de ‘ander’.
Hans Vandevoorde is hoofddocent Nederlandse literatuur aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier