Schrijver Elfie Tromp en activist Jaouad Alloul: ‘Soms wordt woke ook een vorm van heksenjacht’
De Nederlandse schrijver-performer Elfie Tromp en de Vlaamse performer-activist Jaouad Alloul trappen de Week van het Nederlands op gang met hun show Taal is macht. ‘Onze performance gaat over verstikkende verwachtingen, het losbreken uit regels en het neerhalen van hokjes.’
De keuze van organisatoren deBuren en de Taalunie mag even verrassend als vanzelfsprekend heten. Voor de Week van het Nederlands kozen ze Elfie Tromp en Jaouad Alloul als ambassadeurs. Twee kleurrijke persoonlijkheden die een bijzondere plaats innemen in de kunsten. Ze willen hun ambassadeurschap aangrijpen om de taal ‘open te scheuren als een piñata’.
Is dat wat een ambassadeur hoort te doen?
Elfie Tromp: De taakomschrijving van deBuren was heel open: maak een theaterperformance waarin jullie taal belichten ‘in het hier en nu’. Jaouad en ik kenden elkaar niet, dus zijn we eerst gaan eten en drinken, wat de taaluitwisseling bevordert. (lacht) Zo zijn we snel op raakvlakken gestoten.
Jaouad Alloul: We bleken a match made in heaven: ze staat aan het vrouwelijke uiteinde van mijn spectrum en bleek even gestoord als ik. (lacht)
Tromp: We zijn allebei fysiek en fluïde. Onze performance gaat over het losbreken uit regels, het neerhalen van hokjes en verstikkende verwachtingen over ‘hoe het hoort’.
Het Vlaams-Nederlands huis deBuren wil de uitwisseling tussen Vlaanderen en Nederland bevorderen. Dat lijkt me geen overbodig streven, want we groeien steeds verder uit elkaar.
Tromp: (verbaasd) Ik merk net dat er in Nederland een enorme waardering is voor Vlaamse cultuurmakers. Abattoir Fermé wordt hier op handen gedragen, Kommil Foo heeft een grote invloed op mij gehad als theatermaker en ik ben groot geworden met dEUS. Zou het kunnen dat jullie zich zijn gaan afkeren van de Nederlanders, omdat we te hard en direct zijn, misschien?
Alloul: Ik ben getrouwd geweest met een Nederlander, ik weet uit ondervinding dat Nederlanders performers zijn. Jullie zijn veel vlotter en extraverter, terwijl de Vlaming het liefst de rol speelt van de beleefde goeierik die de lieve vrede bewaart.
Voor de meeste mensen is taal niet meer dan een middel om zich verstaanbaar te maken. Wanneer hebben jullie ontdekt dat je er ook professioneel mee aan de slag kon?
Alloul: Voor mij was dat een performance van Younes van den Broeck, alias Spitler, op Mama’s Open Mic. Hij bracht daar een tekst over het Vlaams-nationalisme, dat toen in opmars was – ik spreek over tien jaar geleden. Dat was zó krachtig, en tegelijk verbindend, omdat hij geen verwijten maakte. Tot dan deed ik alleen drag en playback, maar toen besefte ik dat ik ook mijn eigen woorden en stem kon gebruiken. Verder heb ik veel opgestoken van Johan Petit en Nyiragasigwa Hens, mijn eerste theatercoach. Toen ik bij de KVS en De Singel werkte, heb ik gestolen met mijn ogen en oren. Dat heb ik geleerd toen ik patissier was. Dat is ook teamwork.
We moeten opletten dat we mensen als Herman Brusselmans en Jan Fabre geen platform blijven geven, waar ze misogyne en homofobe praat kunnen verkopen.
Jaouad Alloul
Tromp: Ik ben opgegroeid met een heel theatrale moeder, die op elk feest het woord nam en de familieverhalen in de meest kleurrijke beschrijvingen bracht. Ze was mijn eerste leermeester. Maar ik heb pas begrepen dat ik er mijn werk van kon maken toen ik de Groningse performancegroep Dichters uit Epibreren zag optreden. Tjitse Hofman had een gedicht op een harde gabberbeat gezet. Ik was verbluft: mag dit óók? Moet je geen rockster zijn als je op een podium wilt staan?
Uw ouders, meneer Alloul, spraken Arabisch. Het Nederlands was de codetaal waarmee u met uw broers en zussen communiceerde.
Alloul: Onze moeder sprak een paar woorden Frans, maar zij en mijn vader zijn in de jaren zestig naar België gekomen: ze zijn nooit gemotiveerd om Nederlands te leren, het volstond dat ze wisten hoe de prikklok werkte. Mijn ouders hadden ook niet graag dat we thuis Nederlands spraken: als je de taal van je moederland niet meer spreekt, dooft ook al snel de kennis van zijn cultuur. Ik heb lang geen Arabisch gesproken omdat ik geen contact had met mijn familie, maar nu dwing ik mezelf om het vaker te gebruiken. Daar ben ik blij om: als je een andere taal spreekt, verandert niet alleen je timbre en je ritme, maar ook je persoonlijkheid.
Doordat u tussen twee talen laveert, maakt u weleens taalfouten, maar u ziet dat meer als een verrijking dan als een probleem?
Alloul: Mijn vriend is oer-Vlaams. Als ik ‘die’ zeg wanneer ik ‘dat’ moet zeggen, verbetert hij mij. We hebben het er vaak over: waarom zou het niet anders mogen? Hij moet uiteindelijk altijd toegeven dat er niks mis is met hoe ík het opschrijf. Maar als zo’n internettrol (hamert op een denkbeeldig toetsenbord) loos gaat en ‘die’ en ‘dat’ door elkaar haalt, dan hoor je geen symfonie. Als het klínkt, vind ik dat belangrijker dan dat het grammaticaal juist zit. Ook omdat taalregels voor anderstaligen een belemmering zijn. Ik heb vrienden uit Afghanistan die zes maanden lang de dt-regels uit het hoofd moesten leren: ze hadden die tijd beter besteed aan Nederlands met elkaar leren praten.
Vinden jullie interpunctie en grammatica ook ‘elitair’, zoals de Universiteit van Hull, die haar professoren opdraagt om geen punten af te trekken voor taalfouten?
Alloul: Waarom het kind met het badwater weggooien? We kunnen taalregels meegeven, maar ze mogen niet heilig zijn. Als iemand zich duidelijk uitdrukt en een fout maakt, zijn er andere manieren om daarop te wijzen dan de rode stift.
Tromp: Het is maar de vraag of je alle grammaticaregels nodig hebt. Maar het is ook bij mij ingebakken om me te ergeren aan verkeerde spelling of grammatica. Het gaat me erom of iemand aandachtig is. Achteloos geformuleerde taal vind ik naar, maar een verkeerde formulering kan ook een bepaalde poëzie bevatten. Zo verhaspelde mijn moeder steevast gezegdes, wat een enorme talige rijkdom opleverde.
Kunnen taalregels ook niet de motor zijn van creativiteit? Picasso moest eerst virtuoos leren schilderen, voor hij de regels van de schilderkunst kon opblazen.
Alloul: Regels zijn altijd goed om een referentiekader te creëren, zodat iedereen weet: dat is het ultieme doel waar we naar streven. Maar ik vind het als kunstenaar interessant om variaties te maken op die regels. En die regels veranderen trouwens continu.
Tromp: Er is wel een verschil tussen spreek- en schrijftaal: in een gesprek mag je meer vrijheid nemen. Ik hou ervan als mensen spelen met taal en zich vermaken. Zoals Smib, de rapgroep uit Amsterdam- Noord, die een eigen woordenboek heeft uitgegeven, het ‘Smibanees’. Ze draaien woorden om en verbasteren ze. Er zit heel veel humor in.
Jullie lezing heeft als titel Taal is macht. Het punt dat jullie willen maken, is dat taal een instrument van onderdrukking kan zijn.
Alloul: Er zit een zekere dominantie in taal, namelijk die van de witte oppermannelijkheid. De witte man is iemand die taal gebruikt en misbruikt.
Maak dat eens concreter.
Alloul: Tijdens de voorstelling roepen Elfie en ik een rist zinnen naar elkaar die wij tot vervelens toe te horen hebben gekregen. In mijn geval is dat: ‘Wat spreek je goed Nederlands!’ Of: ‘Vanwaar komen je ouders?’ Dat zijn stuk voor stuk vragen die al een antwoord in zich dragen. Ook voor vrouwen en mensen uit de lgbtq- gemeenschap is dat dagelijkse kost: ‘Wie is het mannetje en wie het vrouwtje?’
Is het een probleem om te vragen waar iemands ouders vandaan komen?
Alloul: Als iemand mij vraagt vanwaar ik ben, heb ik vaak het gevoel dat hij of zij ervan uitgaat dat ik daarom zus of zo ben. Soms herkennen we oprechtheid niet meer, en verwarren we het met een aanval. Ik denk dat veel mensen van kleur dat zo ervaren.
Tromp: Denk je niet dat het ook een kwestie is van hóé de vraag wordt gesteld? Ik kan me voorstellen dat er een verschil is als iemand zegt: ‘Wat een prachtige naam heb jij! Wat betekent-ie?’ Het is mijn ervaring dat het de manier waarop is, die iets impliceert. Ik ben nu 35 en dus is er elke week wel iemand die me vraagt: ‘Én, wanneer komen de kinderen?’ Ik denk dat mensen moeten leren dat ze niet alles hoeven te weten. Je mag je dingen afvragen, maar soms is het antwoord niet voor jou bedoeld en is het onbeleefd om te snel te nabij te willen komen. Ik heb uit mijn gesprekken met Jaouad geleerd dat je vertraging kunt inbouwen, je hoeft niet per se meteen alles te weten.
Ik was in mijn columns heel direct en uitgesproken, maar ik ga temperen: ik wil mensen verzoenen, en niet meer alleen woede opwekken.
Elfie Tromp
Alloul: Het klikte meteen tussen Elfie en mij, zoals ik al zei, en dan ga je uit enthousiasme veel vragen stellen. Maar ik vind dat je sommige vragen niet onmiddellijk mág stellen. Wij denken in vakjes. Ik ook, al wil ik alle vakjes uitbreken. Maar vaak willen we gewoon bevestigd zien wat we al lang beslist hebben. En als je aan iemand vraagt vanwaar ze afkomstig zijn, kan dat een traumatische ervaring naar boven brengen.
Een mooi voorbeeld van de soms netelige wisselwerking tussen taal en de veranderende samenleving is het debat over de persoonlijke voornaamwoorden.
Alloul: We focussen te veel op die woordjes. Fundamenteel gaat het over iets veel belangrijkers: de constructies van mannelijkheid en vrouwelijkheid, die voor niemand gezond zijn. Mannen moeten zachter zijn voor elkaar, zonder dat we ze meteen ‘homo’ noemen. We hoeven niet te denken dat we ons breed moeten maken en ons op de borst moeten kloppen als we ergens binnenkomen. En vrouwen hoeven niet per se concurrenten van elkaar te zijn. Ik zie dat vaak bij vriendinnen. Als er een nieuwe vrouw bij de groep komt, gaat iedereen zich profileren. Vaak op een negatieve manier, door sneren uit te delen.
Tromp: Ik probeer altijd ruimte te geven, met complimenten: ‘Die broek staat jou gewéldig.’ Als man is het gevaarlijk om zoiets te zeggen, ik zou het niet doen. Maar vrouwen moeten elkaar steunen, in plaats van elkaar te zien als fysieke vijanden.
Alloul: Ik weet dat Elfie heel vaak haat krijgt van mannen. Je zou verwachten dat vrouwen haar steunen – onze zuster heeft ons nodig – maar niet dus.
Tromp: Ho, maar er is ook een bepaald slag vrouwen die van leer kunnen trekken tegen mij. Ik was in mijn columns heel direct en uitgesproken, maar ik ga temperen: ik wil mensen verzoenen, en niet meer alleen woede opwekken door zelf woedend te zijn. Want dat bén ik natuurlijk wel. (lacht)
Dat doet me denken aan de opschudding over het nieuwe boek van Herman Brusselmans, Geschiedenis van de moderne literatuur, waarin hij enige collega’s aan de polemische degen rijgt.
Tromp: Ik vind het zó aandoenlijk, dat boek. Ik ben dol op Herman, hij heeft me in het begin van mijn carrière erg goed geholpen. Maar hij maakt zich er te makkelijk van af. Ik hou van humorvolle beledigingen, maar hij kan beter dan ‘slappe tieten’ en een ‘uitgelubberde kut’.
Alloul: Ik vind de man verschrikkelijk. Zijn carrière wordt nu al vijfentwintig jaar gedragen door de media, maar hij heeft de exit cue om in stijl te vertrekken gemist. Soms zetten we mensen op een piëdestal en krijgen we ze er niet meer af. Dat zie je ook bij andere mannelijke kunstenaars, zoals Jan Fabre. We moeten opletten dat we zulke mensen geen platform blijven geven, waar ze misogyne en homofobe praat kunnen verkopen. Als kunstenaar hebben wij soms het gevoel dat we goden zijn, maar je moet ook met de voeten op de grond willen staan.
Kunstencentrum De Singel haalde een standbeeld van Jan Fabre van het dak. Moet Brusselmans ook gecanceld worden?
Alloul: Ik hou niet van het woord cancelen, dat is koud. Ik vind dat je de dingen in hun context moet zien. FC De Kampioenen past in de tijdgeest van toen, maar nu is de humor soms discutabel.
Nadat Harry Potter-auteur J.K. Rowling iets had gelezen over ‘menstruerende mensen’, tweette ze dat ze zich herinnerde dat we voor die ‘mensen’ ooit een woord hadden, namelijk ‘vrouwen’. Ze kreeg het hele internet over zich heen.
Alloul: Dat is het sneeuwbaleffect van de sociale media. Rowling heeft de sabel getrokken, dan mag je bagger verwachten. ‘Never argue with idiots, because they will drag you down to their level and beat you with experience.’ Ik zeg niet dat haar tegenstanders idioten zijn, maar ze heeft er zelf voor gekozen om het woord te voeren voor mensen die vinden dat transvrouwen geen échte vrouwen zijn.
Tromp: Ik heb me afgevraagd hoe het haar, met al haar miljoenen, raakt. Maar tegelijk dacht ik: het is een oudere vrouw, laten we empathisch zijn tegenover haar. Ik zie wel meer en meer dat ‘woke’ negatief beladen raakt. Er is niets mis met je te informeren en te proberen om de wereld vooruit te helpen, maar ik zie een harde kern ontstaan die zelfs binnen de eigen geledingen mensen slachtoffert: ‘Zie je wel? Je bent een van hén.’ Soms wordt woke ook een vorm van heksenjacht.
Jaouad Alloul
– Geboren in Antwerpen op 1 oktober 1985 – Kunstenaar, ondernemer en lgbtq-activist – Was in 2019 het gezicht van de Belgian Pride – Speelde 50 voorstellingen van zijn monoloog De meisje – Bracht in april 2021 debuutalbum Messias uit. – Gediplomeerd patissier
Elfie Tromp
– Geboren in Rotterdam op 30 oktober 1985 – Schrijfster, columniste en theatermaakster – Studeerde ‘Writing for Performance’ in Utrecht – Debuteerde in 2013 met Goeroe – Was jarenlang vaste columnist voor het dagblad Metro – Haar nieuwe roman Pietà is nu uit bij De Geus
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier