‘Zolang we vrijspel geven aan stereotypes rond gender en seksuele diversiteit, zullen we als samenleving geconfronteerd worden met homofobie’, schrijft Groen-senator Fourat Ben Chikha na de moord in Beveren. ‘Laten we niet meer wegkijken als we getuige zijn van een vorm van geweld of uitsluiting.’
Het drama dat zich dit weekend in Beveren heeft afgespeeld, beroert elk weldenkend mens.
We zouden er opiniestukken over kunnen schrijven en er terecht, en gemeend ons medeleven voor kunnen betuigen en het daarbij laten.
Is er echter niet iets wat dit had kunnen voorkomen?
Hadden we niet wat eerder kunnen doen?
Je wordt niet met haat geboren. Het wordt aangeleerd. Van generatie tot generatie doorgeven.
Hierin ingrijpen kan. En dat betekent dus dat tolerantie ook is aan te leren. Ook dat kunnen we overbrengen.
Haat kent vele broeihaarden waarin het goed gedijt. Voor het tot zulke extreme emoties leidt, is er meestal al een lange weg aan voorafgegaan.
Die weg lijkt vaak onschuldiger dan die is.
Onze collectieve voorgeschiedenis van een door een moedige man en hulpbehoevende vrouw beheerst mens- en maatschappijbeeld, speelt ons parten om de dingen anders te leren zien. We hebben dit haast als een soort blauwdruk van hoe het hoort overgenomen en er ons tot op zekere hoogte zelfs mee vereenzelvigd.
Je wordt niet met haat geboren. Die wordt aangeleerd en doorgegeven.
Deze genderstereotypen niét zien, is onmogelijk. De media overspoelen er ons mee – soms ongewild en onbewust. Stereotypen gaan uit van een norm en dit legt dus ook meteen de nadruk op alles wat ervan afwijkt.
We worden – samen met een soort angst voor het andere, het afwijkende – wijsgemaakt dat er zoiets bestaat als ‘normaal’. Meestal is dit louter gebaseerd op een numerieke meerderheid. De loutere vaststelling is niet zorgwekkend. De cijfers verbinden met een moreel oordeel zet het verschil echter op een hellend vlak dat het anders-zijn tot het afwijkende, abnormale, onnatuurlijke maakt. Iets dat moet vermeden of zelfs bestreden worden. Sommige politici of religieuzen spinnen er uitgekiend garen bij.
Op de ILGA Rainbow Index- een Europese schaal die aangeeft in hoeverre een land de rechten van de LGBTI+-gemeenschap behartigt – haalt ons land zilver. Tegelijkertijd voelen steeds meer personen uit de die gemeenschap zich hier onveilig. Hoe komt dat?
Ze zijn zelfs een soort gereserveerdheid gaan creëren rond hun seksuele voorkeur of genderidentiteit en -expressie. Dit proces wordt soms al in gang gezet op de plaats waar hun wieg stond, of op school en later op de werkvloer. Dit uiten in de openbare ruimte is haast verworden tot een taboe. Ieder LGBTI+ -persoon kent wel iemand, of is zelf al slachtoffer geweest van LGBTI+-foob geweld: verbaal of fysiek. Het lijkt ook toe te nemen.
Zolang we vrijspel geven aan stereotypes rond gender en seksuele diversiteit; zolang we de man afschilderen als sterk en de vrouw als zwak en zolang elk afwijkend patroon wordt gezien als een aanval op deze ‘mannelijkheid’ zullen we als samenleving geconfronteerd worden met homofobie.
De strijd tegen homofobie moet integraal zijn en ook niet vrijblijvend. Het mag dus niet afhangen van die leerkracht met goede bedoelingen of er al dan niet in het onderwijs diversiteit in brede zin aan bod komt. Het mag niet afhangen bij welke werkgever je tewerkgesteld bent om je veilig te voelen op de werkvloer.
Intolerantie wordt spijtig genoeg ook ‘gedoceerd’ op de speelplaatsen of na schooltijd en op het grootste forum van de wereld: het internet.
Sommige jongeren leren daar homofoob zijn. Ze worden daarin gesterkt door stoerdoenerij van leeftijdsgenoten en volwassenen met een polariserende politieke of religieuze agenda.
Voor jongeren is alles wat door hen stom wordt bevonden ‘gay’. Het lijkt onschuldig, maar dat is het niet en zeker niet voor die ene klasgenoot die niet beantwoordt aan de heersende heteronormatieve norm. Het is gewoon niet grappig om elkaar ‘janet’ te noemen. Punt.
Wat zegt het over ons als samenleving als we anno 2021 nog steeds zoveel moeite hebben met mensen die niet beantwoorden aan deze maatstaf, of deze graadmeter zelfs uitdagen? Behoort het niet net tot een van de taken van een samenleving om gezond non-conformisme toe te juichen? Een ware democratie is toch niet anders dan een georganiseerd meningsverschil?
De realiteit is zo divers als er individuen zijn.
Ook al is een discussie met mensen die deze realiteit te genuanceerd vinden een onaangename taak, we gaan dit beter niet uit de weg.
Wegkijken is een vorm van tolereren, of zelfs goedkeuren als we niet opletten.
Zolang alleen een vrouw met ballen zogezegd haar ‘mannetje’ kan staan;
Zolang we vinden dat moed en daadkracht mannelijke eigenschappen zijn en zorgzaamheid bijvoorbeeld, vrouwelijke;
Zolang we genderneutrale acties overbodig vinden en we ons afvragen of we ons niet met wat ernstiger zaken dienen bezig te houden;
Zolang we vinden dat een rok een kledingstuk is voor vrouwen (ga dat maar uitleggen in het land van haggis en Loch Ness);
Zolang we het kussen van een man en vrouw op straat een uiting van affectie en liefde vinden en een provocatie als twee personen van hetzelfde (of fluïde) geslacht dit doen;
Zolang sommigen homoseksualiteit tolereerbaar vinden, zolang deze maar lijkt op de standaard van het patriarchale gezin van huisje, tuintje, boompje, labrador en een celibataire homo die zijn seksualiteit ten volle beleeft, bestempelen als promiscue;
Zolang ‘homo!’ een scheldwoord blijft en niet even absurd wordt gezien als iemand ‘hetero!’ naroepen;
Zolang we kortom de man als exemplair zien en niet als complementair, zal er in ons samenleven niet veel veranderen.
Principekwesties zijn goed zolang ze gezellig blijven en wanneer ze worden nagestreefd en gefaciliteerd door actie.
Stilzitten is hier niet aan de orde!
Wat we hierbij nodig hebben, zijn bondgenoten. Mensen zoals u en ik, die de moed kunnen opbrengen om tussen te komen in mogelijke situatie waar er sprake is van homofobie. Laten we niet meer wegkijken als we getuige zijn van een vorm van geweld of uitsluiting.
We hebben een lange weg afgelegd, laten we dat ook vieren, maar de strijd is nooit voorbij.
Ik zie voor mij een richting waarin we de bakens van onze streefdoelen kunnen uitzetten.
Een mens- en maatschappijbeeld waar de tolerantie van het verschil de wapenspreuk is.
Een soort samenhorigheid waar totale assimilatie te veel gevraagd is.
Waar het apart-zijn eens vanuit een positieve ooghoek kan worden bekeken.
Waar we zelfs zo ver gaan dat we rechten verdedigen van zij die ons diezelfde rechten niet gunnen.
Een samenleving die maar op één manier haar intolerantie laat zien: namelijk tegen intolerantie zelf.
Diversiteit is een werkwoord. Niet eentje van lange, maar aanhoudende adem.
Rechten worden immers niet voor de eeuwigheid gerealiseerd.
Als je je een maatschappij voor ogen houdt waarin deze principes noodzakelijk zijn, dan realiseer je dit het snelst door er zelf mee aan de slag te gaan.
Het vergt een aanhoudende alertheid en moed van u en van mij.
Ik nodig u hierbij uit om een deel van de oplossing te zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier