‘Wat ons gisteren goed heeft gediend, kan dat vandaag niet zelden onvoldoende en in de toekomst mogelijk nog minder’, schrijft Roger Housen, die oproept om van de coronacrisis gebruik te maken om het concept ‘defensie’ grondig te herdenken en ons leger te transformeren.
Zelfs nu het coronavirus nog steeds hevig woedt, beginnen defensie-analisten na te denken over hoe deze pandemie de manier waarop we een leger inrichten en uitrusten moet doen veranderen. Ook in ons land kunnen we niet langer blind blijven voor de vele ‘zwarte zwanen’ die we de voorbije 20 jaar op veiligheidsvlak zagen en hoe ze onze klassieke ideeën over defensie steeds meer doen kantelen.
De grootste veiligheidscrises waarmee ons land in de 21ste eeuw rechtstreeks of onrechtstreeks te maken heeft gehad, waren de aanslagen van 9/11 en de daaropvolgende oorlogen in Afghanistan en Irak, de aanslagen van 22 maart 2016 in Brussel en de aansluitende terreurstrijd tegen IS, de klimaatopwarming die medeoorzaak is van de onstabiliteit aan Europa’s buitengrenzen en van de vluchtelingencrisis, de digitale aanvallen op onze economische en kritieke nationale infrastructuur en dan nu het coronavirus. De Covid-19-pandemie is evenzeer een veiligheidscrisis. Niet omdat er ook militaire middelen ingezet worden om het virus onder controle te krijgen, maar wel omwille van haar potentiële geopolitieke gevolgen en de vermoedelijke impact op de defensiebudgetten van de meeste NAVO-landen.
Het coronavirus valt ook onze klassieke ideeën over defensie aan.
Dat er zich de voorbije decennia zo veel crises hebben voorgedaan die buiten onze traditionele veiligheids- en defensieparameters vallen, doet de vraag rijzen of we onze veiligheidsdiensten – met in de eerste plaats het leger – ingericht hebben op basis van de juiste finaliteit en hun middelen besteden aan de juiste prioriteiten?
We kwamen het dichtst bij een alarmtoestand die tot een militaire reactie noopte na de terroristische aanslagen op de luchthaven van Zaventem en in het metrostation van Maalbeek. Maar zelfs dan viel het grootste deel van het werk voor de bescherming van ons land op de schouders van de politie en de inlichtingendiensten en niet op deze van defensie. De militairen die patrouilleerden in de straten deden dit in de eerste plaats in steun van de federale politie. En terwijl onze F-16’s wel heel wat IS-strijders uitschakelden, konden ze in Irak en Syrië echter geen duurzame vrede of stabiliteit brengen. Dat is een natie-opbouw missie waarvoor het leger – en bij uitbreiding onze regering en de andere betrokken departementen – slecht uitgerust is. Hetzelfde gold ten andere voor de interventies in Afghanistan en Libië.
De klimaatverandering is een nog grotere crisis, maar ook zij heeft geen militaire oplossing. Hetzelfde geldt voor de vluchtelingenproblematiek die er in vele gevallen onlosmakelijk mee verbonden is. Militaire schepen of patrouillevliegtuigen op en boven de Middellandse Zee bestrijden immers louter haar symptomen.
Tegenover de cyberdreigingen en de digitale beïnvloeding van onze samenleving, hoofdzakelijk door Rusland, is een militaire reactie evenmin aangewezen noch haalbaar. De ontradingsmissies van de NAVO in de Baltische Staten en Polen waaraan het Belgisch leger deelneemt, gaan Vladimir Putin niet afschrikken om met digitale oorlogsvoering verder te doen. En we gaan ook geen bom op zijn hoofd laten vallen om de Russen tot andere gedachten te brengen. De stappen die we moeten nemen om de gemeenschap te beschermen tegen dit soort buitenlandse inmenging vallen actueel grotendeels buiten de bevoegdheid van defensie, alhoewel de militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst hier wel een nuttige rol vervult.
Nu vechten we tegen een pandemie die sedert deze week al tien keer meer overlijdens bij de Belgische bevolking veroorzaakt heeft dan er Belgische militairen sneuvelden bij alle oorlogen, conflicten en buitenlandse missies tezamen sedert de Tweede Wereldoorlog. Ja, het leger biedt momenteel medische, materiële en personeelssteun bij de strijd tegen Covid-19. Doch deze bijdragen, hoe waardevol ze ook zijn, zijn ruim onvoldoende en zullen op geen enkel ogenblik een wezenlijk verschil maken of het tij kunnen keren. Ons land heeft op dit moment mondmaskers en ander beschermingsmaterieel nodig, geen gevechtsvliegtuigen of pantservoertuigen.
Zelfs als het gaat om traditionele gevechtsoperaties, heeft het er alle schijn van dat de opbouw van de Belgische defensie steeds meer achterhaald is. Sedert de tweede helft van de jaren 80 hebben Westerse legers ingezet op ‘precisie’ om ‘massa’ te verslaan; ook ons land heeft deze tendens goeddeels gevolgd. Ze hebben overwegend prioriteit gegeven aan grote, bemande, technologisch superieure, moeilijk te vervangen en dure wapensystemen. Doch juist omwille van dit hoge prijskaartje kon men zich er maar kleine aantallen van veroorloven.
Deze wapensystemen werden geoptimaliseerd om zo ongezien mogelijk tot bij hun doelwitten te geraken, waarop dan een beperkt aantal keren geschoten werd met extreme precisie. Denken we aan de stealth-vliegtuigen die Bagdad aanvielen, kruisraketten die vanop destroyers in de Middellandse Zee afgevuurd werden op Syrische luchtmachtbasissen of F-16’s die geleide precisiebommen droppen.
Nieuwe technologieën zoals artificiële intelligentie, 3D-printing en onbemande systemen veranderen echter de manier waarop oorlogen gevochten worden. De huidige productieprocédés maken het bijvoorbeeld mogelijk om duizenden, autonoom handelende drones te printen aan fracties van de kostprijs van bemande systemen. Om het simpel te stellen: relatief goedkope en betrekkelijk eenvoudige wapens, met een kostprijs van een paar honderden tot enkele honderdduizenden euro’s, zullen dodelijker zijn dan het wapentuig van ettelijke tientallen miljoenen euro’s het stuk.
Legers die uitgerust zijn met kleine aantallen van deze grote, dure, bemande wapensystemen gaan het hard te verduren krijgen in de conflicten van de toekomst, waar zwermen van onbemande, intelligente machines meer vernietigende vuurkracht zullen leveren dan ooit voorheen. Dit vormt een groot probleem, ook voor ons land, want we pompen grote hoeveelheden geld in bemande vliegtuigen, bemande oorlogsbodems, bemande pantserwagens en in andere ’traditionele’ wapensystemen die generaties lang de kern van het leger vormden, doch die op een modern slagveld dodelijke valkuilen voor de eigen troepen dreigen te worden.
We kunnen het ons niet veroorloven om bij defensie voorbijgestreefde werkwijzen voor de vervanging van materieel, gedateerde doctrines en achterhaalde organisatiestructuren te behouden. Wat ons gisteren goed heeft gediend, kan dat vandaag niet zelden onvoldoende en in de toekomst mogelijk nog minder. Soldaten houden van de traditionele instrumenten van militaire macht, zoals gevechtsvoertuigen, oorlogsbodems en jachtvliegtuigen. Dat valt nog te begrijpen. Doch met de aan de gang zijnde technologische ontwikkelingen zullen deze wapens tegen vele nieuwe dreigingen geleidelijk aan even achterhaald geraken als indertijd de kanonskogel en de cavaleriecharge.
Wat we daarom echt nodig hebben is een grondige heroverweging van het hele concept van ‘defensie’. Het heeft nooit veel zin gehad om van het toekomstig Belgisch leger, zoals het in 2016 door de regering-Michel vastgelegd werd, een grotendeels lineaire projectie van de krijgsmacht van de vorige 25 jaar te maken, met louter een modernere versie van hetzelfde wapentuig. In plaats van vooral de iconen op het altaar van het fancy wapentuig verder te blijven aanbidden en er nog veel extra geld naar te smijten, zou men beter nadenken over de ontwikkeling van nieuwe capaciteiten om meer pertinente dreigingen en nijpender kwesties adequater kunnen aan te pakken, zoals: cyberaanvallen, het stabiliseren van conflictregio’s getroffen door de gevolgen van de klimaatverandering, de intelligente beveiliging van vitale infrastructuur en gevoelige locaties in ons land, de militaire inzet in turbulente stedelijke gebieden, en ja, ook het bestrijden van pandemieën.
Dat zijn dringender prioriteiten dan een militaire aanval uit Rusland of weerbarstige talibanstrijders in Afghanistan. Door de sociale, economische en politieke realiteit die zich na deze gezondheidscrisis zal voordoen, zal de regering daarenboven wellicht andere budgettaire prioriteiten moeten stellen. Leiders binnen het ministerie van defensie en de rest van onze veiligheidsgemeenschap kunnen zich bijgevolg best voorbereiden op dit nieuwe tijdperk, waarin economisch herstel en voorbereiding op dreigingen zoals pandemieën voor de meeste Belgen veel grotere zorgen zullen zijn dan een mogelijke militaire aanval van buitenlandse tegenstanders.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier