Frédéric Piccavet
Begrotingsevenwicht belangrijker dan kwaliteitsvol onderwijs: de wereld op zijn kop
Wanneer een begrotingsevenwicht belangrijker wordt dan kwaliteitsvol onderwijs, dan zijn de zaken omgedraaid, schrijft Frédéric Piccavet, hoofdredacteur van het Gents studentenblad Schamper. ‘Niet een sober beleid, maar wel een goed opgeleide student houdt de economische motor draaiende.’
Alle Leuvense, Gentse en Antwerpse studenten krijgen deze week een speciale Knack uitgedeeld. Daarin haalt Knack samen met een bekende prof herinneringen op met twee oud-studenten.
Zoals Koen Geens met Wim De Vilder en Bert Kruismans voor Leuven. Of voor Gent: Brice De Ruyver met Luk Alloo en Annemie Serlippens. In Antwerpen zijn dat Herman Van Goethem met Ari Epstein en Lien Van de Kelder.
Bovendien kregen de hoofdredacteurs van studentenbladen Veto (Leuven), Schamper (Gent) en Dwars (Antwerpen) een vrije tribune op Knack.be.
Het moest er ooit van komen, die hervorming van het hoger onderwijs. Een decenniumlang rood beleid liet de situatie eindeloos lang aanslepen. Gaande van de stijgende publicatiedruk tot het steeds kleiner wordende budget per student en van het al dan niet aanbieden van tweejarige masters tot de problematische exponentiële toename van het aantal studierichtingen; geen van deze dossiers werd krachtdadig aangepakt. Sterker nog: ze bleven allen op het schap liggen. Tot vandaag.
De manier waarop de hervorming nu wordt aangepakt, is echter allesbehalve veelbelovend. Ze lijkt er namelijk niet te komen omdat ze broodnodig is, wel omdat ze kan gebruikt worden in een besparingsoperatie van een regering die op zoek gaat naar efficiëntiewinsten en beperkte overheidsuitgaven. Op die manier worden zulke hervormingen vernauwd tot financiële operaties die zo snel mogelijk zo veel mogelijk dienen op te brengen. Of beter: zo lang mogelijk zo min mogelijk hoeven te kosten. Universiteiten zijn echter geen bedrijven, evenmin als studenten zomaar gereduceerd kunnen worden tot arbeidskrachten. Laat me even duiden hoe deze hervormingsronde gebruikt wordt als besparingsoperatie. Ik doe dit aan de hand van het debat over de inschrijvingsgelden, de flexibilisering en het oriënteringstraject.
Inschrijvingsgeld, flexibilisering, oriëntering
Hét sleuteldossier in de onderwijshervormingen blijft de onderfinanciering van de instellingen. Moeilijk is die niet uit te leggen. De studentenaantallen groeiden gestaag de afgelopen 6 jaar (met ongeveer een vierde), terwijl de dotaties op een zelfde niveau bleven steken. De extra besparingen die vanuit de nieuwe regering gevraagd worden, versmacht de beperkte financiële ruimte van de instellingen nu volledig. Het dwingt hen daarom te sleutelen aan hun inschrijvingsgelden. Ze kunnen niet anders. Zo is het debat over de veelbesproken inschrijvingsgelden ten gronde eerder een kwestie over de achtergebleven financiering en over de manier waarop die op te lossen is. Nochtans is ook het inschrijvingsgeld maar vooral het daarbij horende beurzensysteem aan een hervorming toe. Die wordt door de besparingsronde echter steeds gekoppeld aan de reeds genoemde besparingen. Extra beurzen zitten er zo hoogstwaarschijnlijk niet aan te komen, aangezien ze contraproductief zouden werken in de zoektocht naar meer middelen.
Studenten doen alsmaar langer over hun studies, zo wordt gezegd. De flexibilisering zou hier de oorzaak van zijn. Studenten kunnen immers zelf kiezen hoeveel studiepunten ze opnemen door te kiezen voor een geïndividualiseerd opleidingstraject. Een neveneffect hiervan is dat studenten steeds minder studiepunten behalen.
Vorig academiejaar werd afgeklopt op een gemiddelde van 38 verworven studiepunten (één academiejaar telt standaard 60 studiepunten); behoorlijk weinig met andere woorden.
Drie belangrijke kanttekeningen hierbij: dit was volgens een aantal recente studies in het verleden niet veel beter. Daarnaast gaat het studierendement (verworven ten opzichte van opgenomen studiepunten) er niet op achteruit. Tenslotte moet worden opgemerkt dat studenten in geen enkel ander OESO-land vroeger een bachelor behalen dan in België (aan 22 jaar). Toch laten zowel rectoren als de regering weten dat de ‘doorgedreven flexibilisering’ aan banden moet worden gelegd. Ook hier lijken financiële eerder dan goed beredeneerde oorzaken te spelen. Zo hangt de financiering van de instellingen in belangrijke mate af van het aantal verworven studiepunten en diploma’s van haar studenten. Instellingen willen daarom zo veel mogelijk studenten met een zo hoog mogelijk studierendement.
Door louter toe te spitsen op het financiële wordt echter vergeten dat bijvoorbeeld ook extra-curriculaire activiteiten – niet opgenomen in het studiepuntensysteem – een meerwaarde kunnen bieden voor studenten. Als daardoor de verworven studiepunten naar beneden gaan, wordt dit echter onmiddellijk als problematisch aanzien.
Een begrotingsevenwicht belangrijker dan kwaliteitsvol onderwijs? Dat is de wereld op zijn kop
Het lanceren van een oriënteringstraject vertrekt vanuit een positief verhaal. Beter geïnformeerde studenten kunnen een slimmere keuze maken bij het verlaten van het secundair. Zo kunnen leerlingen uit het middelbaar onderwijs zich al beter voorbereiden bij hun sprong naar verdere studies. Ook hier blijkt echter een financieel haar in de boter te zitten. Men verwacht van het oriënteringstraject dat het de eerstejaars die fout kiezen drastisch zou verminderen.
Maar men zou ook duidelijk willen maken dat hoger onderwijs niet per se voor iedereen hoeft te zijn. Op heel wat vlakken wordt hier geld uitgespaard. Dit echter zonder erbij te vertellen dat zo’n oriënteringstraject, incluis toelatingsproeven, nog steeds niet op een optimale manier geijkt kan worden én dat het in the end waarschijnlijk verschrikkelijk veel zal kosten. In de wandelgangen wordt trouwens reeds gefluisterd over een toelatingsproef die op termijn een bindend karakter zou mogen inhouden. Niet enkel besparingen worden zo verwezenlijkt, ook de stap richting elitair onderwijs is zo plots wel heel erg dicht in zicht.
Begrotingsevenwicht
Los van de discussie over deze hervormingen, of beter, besparingsoperaties, moet men ten slotte ook het debat durven aangaan over de wenselijkheid van een doctrinair aanhouden van een begroting in evenwicht. Hoewel een algemene consensus lijkt te heersen over de noodzaak hieraan, mag men de consequenties ervan niet uit het oog verliezen. Het behalen van een evenwicht moet gebeuren, maar dat mag niet als ultiem doel worden gezien. Een economie niet meer aanwakkeren, enkel en alleen om een evenwicht te bereiken, is gevaarlijk.
Verstandig beleid vervalt zo in dogmatisch cijferfetisjisme. Eens een begrotingsevenwicht belangrijker wordt dan kwaliteitsvol onderwijs, een structureel overschot van meer belang dan een investering in de student worden zaken omgedraaid. Want niet een sober beleid, maar wel kwaliteitsvol onderwijs en een goed opgeleide student, houdt de economische motor draaiende. Zelfs een besparing kan dan schaden. Die betekent immers zoveel als een desinvestering in de toekomst.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier