Het geweld in de Zuidelijke Kaukasus is gestopt toen de Russische president Vladimir Poetin de strijdende partijen een bestand oplegde. Maar, zegt Benoit Lannoo na een week in de regio, dit is geen vrede en nieuw geweld staat in de sterren geschreven.
Het is intussen al meer dan dertig jaar onrustig in de Zuidelijke Kaukasus, maar denk maar niet dat daar met het recente staakt-het-vuren een einde aan komt. Als je Stepanakert uitrijdt richting de Armeense steden Goris en Jerevan, kom je voorbij de weg naar Sjoesji. Vroeger behoorde Sjoesji tot de zelfverklaarde autonome republiek Artsakh en was het stadje dus in Armeense handen, maar met het akkoord van 10 november jongstleden kwam het onder Azerbeidzjaanse controle.
Dat laten de Azeri’s maar al te graag zien: op het verkeersbord staat nu Susa en fier wapperen daar een Azerbeidzjaanse en een Turkse vlag op. Daarvoor: een indrukwekkend checkpoint met Russische vredestroepen. Die blijven er voor minstens vijf jaar. Er zou trouwens ook een nieuwe weg naar een andere bergpas aangelegd worden, zodat Armeniërs die tussen Artsakh en de wel erkende republiek Armenië reizen, niet telkens geconfronteerd worden met het affront dat hen enkele weken geleden in Sjoesji werd aangedaan.
Conflict Nagorno-Karabach: wanneer probeert het Westen in te grijpen?
De meerderheid van de bewoners Sjoesji waren altijd Armeniërs, de regering van Artsakh maakte trouwens plannen om een nieuw parlementsgebouw in het stadje op te trekken, wat in Bakoe wellicht als een provocatie werd aangevoeld. Nu is de oude Armeens-apostolische kerk met de grond gelijk gemaakt en de negentiende-eeuwse kathedraal werd tweemaal geraakt: beide projectielen boorden zich telkens door hetzelfde gat in de voornaamste toren, zeg niet dat het Azerbeidzjaanse leger niet kan mikken.
Strategisch
Sjoesji is etnisch schoongemaakt: er woont geen enkele Armeniër. Dat is trouwens ook het geval met vele dorpen en een paar stadjes die altijd Armeens waren en tot voor deze oorlog onder Armeense controle stonden, zoals Dzjebrail of Hadroet. De pastoor van Hadroet, Mateos Davrets, had toen ik hem vorige week in Stepanakert sprak niet de minste illusie dat ‘de Turken’ – zoals wordt de tegenstander in Artsakh steevast genoemd – zijn kerk hadden laten staan of hem ooit naar huis zouden laten gaan, net zomin als zijn drieduizend zielen.
Maar je moet geen militair genie zijn om te beseffen dat de Azerbeidzjaanse aanwezigheid in Sjoesji als een zwaard van Damocles boven Stepanakert hangt. De Azeri’s hebben op vierenveertig dagen getoond dat het legertje en de gemobiliseerde mannen van Artsakh en talloze vrijwilligers uit Armenië geen verhaal hadden tegen hun superieure militaire arsenaal. Met modern wapentuig uit onder meer Israël en Turkije en gesteund door Turkse experten en jihadisten die Recep Tayyip Erdogan uit Syrië overvloog, was de klus snel geklaard.
“Zodra die Russen hier hun rug keren, vallen ze Stepanakert binnen en is het met ons gedaan”, beseft iedereen in de hoofdstad van Artsakh. Een deel van de bevolking voegt eraan toe dat ze ‘voor hun vaderland zullen vechten’, maar de meer lucide geesten geven aan dat er in dit ‘donkere hoogland’ (dat is de betekenis van Nagorno Kharabakh) geen toekomst meer is voor hun kinderen. “De ‘Medz Yeghern‘ wordt afgewerkt, de ‘Grote Misdaad’ waarbij vanaf 1915 meer dan anderhalf miljoen Armeniërs over de kling werd gejaagd.”
Clustermunitie
De Azerbeidzjaanse troepen hebben niet nagelaten die vrees te bevestigen. In Stepanakert is een school doelbewust driemaal beschoten, net als een materniteit in aanbouw. Dat zijn duidelijk burgerdoelwitten. Zij werden niet toevallig geviseerd, daarmee maakten de Azeri’s duidelijk dat er in Artsakh geen plaats meer is voor kinderen of onderwijs. Maar civiele installaties bombarderen is strijdig met het oorlogsrecht. Net witte fosfor gebruiken om het terrein te ontbossen zeer omstreden is; Azerbeidzjan deed het.
Er werd massaal clustermunitie gebruikt, wat strijdig is met een verbodsconventie die van kracht werd op 1 augustus 2010. Er werden lijken onthoofd en gemutileerd, daar is onbetwistbaar beeldmateriaal van beschikbaar en dat zijn oorlogsmisdaden. Oudere mannen die niet snel genoeg hun dorpen ontruimden hoorden blijkbaar niet goed en werd de oren afgesneden: oorlogsmisdaad. Poetin zegt dat hij het cultureel-spiritueel erfgoed zal beschermen in de gebieden die nu in Azerbeidzjaanse handen zijn gevallen, maar veel is al vernietigd.
De voornaamste misdaad is echter de etnische zuivering van grote gebieden. Nu gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat de Armeniërs na hun verovering in de negentiger jaren van enkele bufferregio’s ook Azeri-minderheden hebben verjaagd. Dat probleem van de IDP’s – Internal Displaced Persons – want Azerbeidzjan beschouwt Nagorno-Karabakh sinds de val van de Sovjetunie als integraal deel van zijn grondgebied – heeft het haatdiscours in Bakoe ten opzichte van de Armeniërs de voorbije jaren verziekt.
Vladimir Poetin
In Azerbeidzjan worden Armeniërs steevast barbaren of honden of zo genoemd. Daar doet iedereen aan mee, van president Ilham Aliyev over regering, parlement en media tot de schoolboeken voor kinderen toe. De haat voor de tegenstrever is in Armenië minder visceraal, maar ook daar ziet niemand het samenleven van Armeniërs en Azeri’s nog zitten. Poetin heeft nu niet ingegrepen omwille van de – christelijke – Armeniërs, maar omdat het hem goed uitkomt troepen te hebben ten zuiden van Georgië en Oekraïne en ten oosten van Turkije.
Als de Russen het in Artsakh voor bekeken houden, brandt het conflict steevast weer los. En gezien hun getalsterkte en buitenlandse militaire steun, wint Bakoe dan ongetwijfeld het pleit. Wellicht kwam het Aliyev zelfs goed uit om Stepanakert nog niet in te nemen, want zo kan hij het vijanddenken in eigen land blijven gebruiken om zijn repressieve regime in stand te houden. Wanneer begrijpt het Westen eindelijk dat het minstens moet proberen iets te doen?
Benoit Lannoo is kerkhistoricus en consulent communicatie en internationale relaties.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier