Hoe Europa een cyberkolonie werd

De cybersfeer is een van de belangrijkste strijdperken van de machtspolitiek van de 21e eeuw geworden en het heeft Europa veel tijd gekost om die nieuwe realiteit onder ogen te zien.

Het wordt steeds duidelijker dat de komende decennia weinig zullen lijken op de voorbije twintig jaar van globalisering, maar de vraag blijft hoe die wereld er zal uitzien. Wat zijn de belangrijke trends, de mogelijke game changers, de kansen en de dreigingen? In een reeks essays gaat Jonathan Holslag, docent internationale politiek aan de VUB, op zoek naar de grote verhalen van morgen.

Lees ook:

– Wat als China ooit een rijk land zou worden?

– Zou de hand van de beul ooit opnieuw tot in Europa kunnen reiken?

– Waarom u, de modale Vlaming, wellicht niet bang genoeg bent

Er was een tijd dat je een enorme landmacht nodig had om een rijk te bouwen. In de vijftiende eeuw maakte Europa daar een eind aan. Dankzij onze kanonnen en karvelen hadden we genoeg aan enkele strategische forten en strafexpedities. Later perfectioneerden de Britten de kunst van het indirecte imperialisme, door lokale heersers om te kopen en de wereldzeeën te domineren. De Verenigde Staten zouden dat aanvullen met structurele macht, de kunst om via internationale standaarden en organisaties te heersen. Vandaag hoeft macht niet langer tastbaar te zijn om andere samenlevingen in ongelijke economische partnerschappen gevangen te houden. Maar de gevolgen zijn wél tastbaar en Europa lijkt zich steeds meer in het kamp van de verliezers te bevinden.

Kijken we alleen al naar de economische impact, dan gaf Europa in 2013 ongeveer evenveel uit aan buitenlandse ICT-bedrijven als aan buitenlandse olieleveranciers. Aan de ene kant is er de grote afhankelijkheid van Amerikaanse software. Ingevoerde Amerikaanse software, licenties en chips kosten Europa jaarlijks 20 miljard euro, maar op basis van jaarrapporten schat ik dat de Amerikaanse ICT-giganten in 2013 rondom 160 miljard euro aan investeringsinkomsten ophaalden in Europa. Dat is fenomenaal.

Hoe Europa een cyberkolonie werd
© Reuters

Aan de andere kant worden we meer afhankelijk van hardware, vooral uit Azië. Europa voert nu jaarlijks voor goed 360 miljard euro miljard aan hardware in. Het idee dat we dit zouden compenseren met geavanceerde chips, klopt niet. Ons tekort op de handelsbalans loopt op. Samsung is wellicht het bekendste Aziatische merk, maar vooral Chinese bedrijven zoals Huawei, ZTE en Lenovo zijn aan een opmars bezig.

De totale factuur – import en inkomsten van Amerikaanse investeerders – liep vorig jaar op tot zo’n 650 miljard Euro. De tragedie is dat Europa het op het vlak van innovatie zelf eigenlijk helemaal niet slecht doet. We registreren nog steeds veel meer ICT-patenten dan China en de kloof met de VS is zelfs wat geslonken. We hebben een groot aantal baanbrekende start-ups, maar zij slagen er niet in om tot een nieuw Apple uit te groeien, omdat bedrijven als Apple hen vaak in een vroeg stadium opkopen. Dat is de keerzijde van een wereldmarkt gedomineerd door een oligopolie.

Het blijft in China en de VS ook veel gemakkelijker voor bedrijven om het kapitaal op te halen dat nodig is om uit te breiden. Zoals Wall Street de Amerikaanse ICT-sector aandrijft, zo vinden bedrijven als Huawei genereuze steun rondom Fuxingmennei Street, waar de grote Chinese staatsbanken zijn gevestigd. Zij spenderen jaarlijks tientallen miljarden dollars aan krediet om de productiecapaciteit op te voeren en om buitenlandse klanten te winnen voor ‘made in China’-producten. Recent nog kreeg het Spaanse Telefonica een kredietlijn van 1,2 miljard dollar voor een bestelling bij Huawei, Megafon 1 miljard dollar en zo gaat het maar door. En natuurlijk wordt Huawei heel snel meer concurrerend, omdat er door zo’n financiële platwals in Europa nauwelijks nog concurrentie overblijft.

Cyberstrijdperk

Net als in rijken uit het verleden volgt ook nu de vlag de handel. De Amerikaanse overheid steunt de regulering van de internationale markt op een manier die de bedrijfswereld zo veel mogelijk bevoordeelt. Dat betekent in de eerste plaats dat er zo weinig mogelijk regels en beperkingen zijn. China ijvert eveneens voor openheid. Toen de Europese Commissie besloot te onderzoeken of er door de enorme kredietlijnen van de telecomreuzen Huawei en ZTE sprake was van concurrentievervalsing, klaagde Peking over protectionisme. Het was economische machtspolitiek op haar best toen Peking Duitsland en Frankrijk voor de keuze stelde: een klein contract voor hun wegkwijnende telecombedrijven of een klacht tegen enkele andere industrieën. In een mum van tijd werd het onderzoek tegen Huawei en ZTE stopgezet.

De cybersfeer is een van de belangrijkste strijdperken van de machtspolitiek van de 21e eeuw geworden.

Jonathan Holslag

Het blijft de vraag of Europa hoegenaamd zijn belangen nog kan verdedigen in onderhandelingen met Peking of Washington. Nadat Edward Snowden onthulde dat de Amerikaanse NSA in staat was om alle Europese leiders te bespioneren en nieuwe spionage tegen de Europese instellingen werd ontdekt, stelde een vertegenwoordiger van de Europese Commissie: ‘Het is moeilijk een eerlijk akkoord te bereiken als je tegenpartij steeds weet wat je volgende stappen zijn.’ Met andere woorden: de landen met de sterkste cyberspionage zijn het beste in staat om de zwakke plekken in de verdediging van de anderen te vinden.

Hoe Europa een cyberkolonie werd
© Reuters

De cybersfeer is een van de belangrijkste strijdperken van de machtspolitiek van de 21e eeuw geworden en het heeft Europa veel tijd gekost om die nieuwe realiteit onder ogen te zien. De NSA heeft een vermoedelijk jaarlijks budget van US$ 11 miljard. GCHQ, de Britse tegenhanger en getrouwe medewerker van de NSA, moet het met US$ 2 miljard doen, de Franse DGSE en ANSSI samen met US$ 900 miljoen, en de Duitse BSI met 110 miljoen.

Dat niemand in Europa er ook maar aan denkt om de krachten te bundelen is natuurlijk een groot voordeel voor de andere mogendheden.

Spioneren en bedriegen

Hoe Europa een cyberkolonie werd
© Fred

Spioneren en bedriegen doen alle hoofdrolspelers, maar Europa betreedt het internationale strijdperk kreupel. Er zijn ook grote gevolgen op vlak van veiligheid. Een gefragmenteerd Europa zal het moeilijk blijven hebben om zich te verdedigen tegen cyberaanvallen. In de aanloop tot de annexatie van de Krim werden Europese en Oekraïense doelwitten aangevallen door een agressieve Russische variant van de Amerikaanse Stuxnet computerworm. In het verleden werden Franse en Britse gevechtsvliegtuigen aan de grond gehouden na de verstoring van het software.

Cyber wordt dus ook erg belangrijk in conventionele oorlogvoering. Neem de nieuwe F-35, het gevechtsvliegtuig dat ook Nederland kocht. Recent ontving ik een zeer interessant rapport waarin een Amerikaanse generaal beschreef hoe de F-35 in staat zal zijn om zijn radar als cyberwapen te gebruiken. ‘Het straalt energie uit in digitale nulletjes en eentjes en die straal kan men richten op een bepaald doel,’ legde hij uit. ‘De radio’s en radars van een vijand werken op computers en dus kun je signalen op hen af sturen om hen te hacken. Als die computers dan ook nog eens in verbinding staan, kan je virus zich verspreiden doorheen hun hele netwerk.’

De F-35 zal in staat zal zijn om zijn radar als cyberwapen te gebruiken.
De F-35 zal in staat zal zijn om zijn radar als cyberwapen te gebruiken.© Reuters

Dit mag dan spannend lijken voor landen die het tuig hebben aangeschaft, maar het toont ook opnieuw hoe verslaafd we zijn geworden aan buitenlandse knowhow in de nieuwe vormen van oorlogsvoering. We hebben nog steeds hoogtechnologische bedrijven, maar met defensiebudgetten die worden teruggedrongen, staan die bedrijven voor de keuze tussen bankroet en het delen van hun technologie met veeleisende klanten elders. Aan de afhankelijkheid van militaire technologie hangt een prijs, vooral dan het opofferen van strategische economie, gewicht in onderhandelingen en, uiteindelijk, de ontwikkeling van een evenwichtig trans-Atlantisch partnerschap.

Spiegeltjes en belletjes

Hoe komt het toch dat Europa de krachten maar niet bundelt? Om te beginnen zijn er een aantal politici die als het aan komt op vrijhandel heiliger willen zijn dan de paus. Zij denken dat regels moeten worden nageleefd, zelfs als de rest van de wereld de boel belazert. Het heeft ook te maken met een bijna wanhopige poging om zich vast te klampen aan het leiderschap van grootmachten in plaats van zelf de leiding te nemen. Noem het gerust een vorm van afhankelijke persoonlijkheidsstoornis bij politici. Grote ICT-leveranciers moedigen dat natuurlijk aan door enorme sommen aan lobbyisten. Zelf nam ik deel aan diverse projecten over Europese cyberveiligheid, gesponsord door Amerikaanse softwarereuzen. Nu zijn ook Chinese bedrijven hun offensief gestart: van Ajax tot mijn eigen universiteit. Ik neem ze dat niet kwalijk. Wij zouden zelf beter moeten weten.

Een gefragmenteerd Europa zal het moeilijk blijven hebben om zich te verdedigen tegen cyberaanvallen.

Jonathan Holslag

Waarom richten we bijvoorbeeld geen investeringsfonds op zodat we onze start-ups kunnen ondersteunen? Waarom geven we Europese Commissie geen steviger mandaat om de nieuwe monopolisten van de microchip aan te pakken? Waarom richten we geen Europese NSA op, dan zijn we meteen ook van de spionage-argwaan tussen de lidstaten af? Waarom slaan we de handen niet in elkaar om onze kritische infrastructuur beter te beschermen? En vooral: waarom stellen we ons zelf niet kritischer op tegen de digitale hypes die men elders op ons los laat, hypes als de cloud of de laatste nieuwe Iphone? Het probleem zit niet zozeer in de technologie, maar in ons onvermogen om er kritisch mee om te gaan. Europa reageert een beetje zoals de Amerikaanse inboorlingen reageerden toen de Europese veroveraars hen in de vijftiende eeuw verlokten met spiegeltjes en belletjes. Maar nu zijn de rollen omgekeerd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content