Vincent Scheltiens
‘Extreemrechts en de sociale democratie in Spanje: strategie en taal van VOX doen een belletje rinkelen’
Nationalisme-expert Vincent Scheltiens staat stil bij de recente aanval op de vakbonden door het extreemrechtse VOX. Hij plaatst de situatie in Spanje in een breder, historisch perspectief.
Het gaat snel met het extreemrechtse VOX in Spanje. Nadat het enkele weken geleden voor het eerst tot een regionale regering toetrad dankzij een coalitie met ‘centrum-rechts’, stelde de partij afgelopen zaterdag voor de twee grootste Spaanse vakbonden, Comisiones Obreras (CC.OO) en Unión General de Trabajadores (UGT) “als vijanden van Spanje” buiten de wet te stellen en “achter de tralies te stoppen”.
Dat voorstel rolde niet zomaar ongecontroleerd uit de mond van één of andere lokale doorgeslagen mandataris. Nee. Het was partijleider Santiago Abascal zelf die het standpunt verwoordde op een bijeenkomst op het Madrileense Plaza de Cibeles.
Daar had VOX op zaterdag 19 maart volgens Spaanse media ongeveer 2500 aanhangers bijeengebracht voor een meeting waar zowat iedereen op de schop moest: regering van Pedro Sánchez, patroonsorganisatie, media, banken, Europese Unie, “illegale migratie” en nepzelfstandigen. Ook kop van jut was het overheidsprogramma voor duurzame ontwikkeling ‘Agenda 2030’ dat volgens de extreemrechtse partij deel uitmaakt van “de globalistische agenda” van het “progressieve ecologisme”.
VOX, momenteel de derde grootste partij in de Spaanse peilingen, wil zich hiermee profileren als een ‘sociale’ partij, de partij van de ‘kleine man’ wiens kleine, intieme wereld gedestabiliseerd werd door de grote boze wereld. Abascal werd vergezeld door Rodrigo Alonso, de partijverantwoordelijke voor syndicale zaken en leider van Solidaridad, de eigen vakbond die VOX wil uitbouwen. Het harde uithalen naar alles wat volgens de partij de “vaderlandsloze elite” is, nam niet weg dat de vakbonden het uitverkoren doelwit waren. Die zijn volgens VOX maffieus, corrupt. De bonden CC.OO en UGT worden ook verweten “klasse- en conflictvakbonden” te zijn die “de vervolging van het Spaans in Catalonië hebben gesteund, alsook de coupplegers in Catalonië die de Spanjaarden bestolen hebben”.
Extreemrechts en de sociale democratie in Spanje: strategie en taal van VOX doen een belletje rinkelen.
Uit dit staatsnationalistisch discours blijkt hoezeer VOX, net als andere extreemrechtse partijen, ten gronde slechts één oplossing kent voor alle grote internationale problemen waarmee de wereld kampt: de terugplooi op het eigen streng afgebakende en intern gezuiverde erf. Wat voor onze extreemrechtsen Vlaanderen is, is voor VOX een Spaans Spanje, zonder Catalaans-sprekenden, zonder migranten en feministen en dus ook zonder vakbonden zoals we die overal kennen. VOX voorziet 122 gelijkaardige meetings over heel Spanje om zijn vakbond op de kaart te zetten en de stem van de werkende bevolking te veroveren.
De geschiedenis herhaalt zich niet en al zeker niet op dezelfde manier. Met historische analogieën kan best uitgekeken worden. Ze zijn nooit volledig en leiden vaak tot misleidende conclusies. Toch moeten historici comparatief werken en in dit geval doen strategie en taal van VOX een belletje rinkelen.
Tijdens het interbellum, de periode tussen het einde van de Eerste en het begin van de Tweede Wereldoorlog, ontwikkelden zich partijen en groeperingen die het etiket fascistisch opgekleefd kregen, naar het model van de Partito Nazionale Fascista van Benito Mussolini. Niettegenstaande deze partijen onderling verschilden, vertoonden ze een aantal gemeenschappelijke kenmerken en ontwikkelingspatronen. Ze ontwikkelden zich autonoom en gingen een zelfs gewelddadige confrontatie aan met de vakbonden en andere organisaties van de werkende bevolking. Die werden verweten ‘klassebelangen’ te verdedigen. Daartegenover stelden de fascisten, om de generieke benaming gemakshalve te gebruiken, de ‘nationale belangen’. Met extreem nationalisme, racisme, conservatieve waarden ten aanzien van vrouwen situeerden al deze partijen zich op de uiterst rechtse flank. Met sociale demagogie tegen kapitalisten – vaak uitgebeeld als Joden – en andere elementen van een vermeende elite streefden ze dan weer naar de gunst van de kleine man. Naargelang de autonome ontwikkeling van deze partijen succesvol werd, kregen ze steun van ondernemers die, opgeschrikt door crisis en daling van hun winstvoet, wel graten zagen in een paramilitaire, politieke factor die de georganiseerde arbeidersbeweging terugdrong. De ‘antikapitalistische’ retoriek of de uithalen naar het ‘establishment’ stonden die patronale steun geenszins in de weg. Sterker, vanaf het moment dat het politieke centrum in crisistijden onvoldoende stand hield, werden deze krachten, Mussolini in 1922 en Hitler in 1933, opgenomen in coalitieregeringen die ze al snel helemaal zouden domineren.
Eenmaal aan de macht, verdween de antikapitalistische en anti-elitaire retoriek als sneeuw voor de zon. De extreemrechtse partijen van weleer die zich als sociaal voordeden, maakten hun ‘natie tegen klasse’-idee helemaal waar en vernietigden de georganiseerde arbeidersbeweging door ze buiten de wet te stellen en hun leiders op te sluiten. Wie twijfelt over de innige samenwerking tussen grootindustriëlen en fascisten, in dit geval nazi’s, en een hekel heeft aan zeurende historici leest best de Franse romancier Eric Vuillard met zijn De orde van de dag, winnaar van de Prix Goncourt 2017, waarin de auteur verhaalt hoe Duitslands 24 grootste industriëlen niet alleen de nazipartij financierden maar ook hun goedkeuring gaven aan de Anschluss van Oostenrijk, in de wetenschap dat dit tot internationale oorlog kon leiden.
Men mag nooit vergeten dat de fascistische regimes van het interbellum wel de absolute politieke heerschappij bezaten maar niet de economische macht. Integendeel. Onder deze dictaturen, waarin vakbonden vernietigd werden en het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten dus niet aan de orde was, hadden ondernemers vrij spel. In nazi-Duitsland waar Hitler vanaf januari 1933 aan de macht kwam, bleef tussen 1928 (het jaar vóór de wereldwijde economische crisis) en 1938 (het jaar vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog) de loonmassa van de Duitse arbeiders gelijk maar verdrievoudigden de winsten van de ondernemers. Anders gezegd: de uitbuitingsgraad van de werkende bevolking nam met 300 percent toe. In Steven Spielbergs zeven Oscars winnende film Schindler’s List zagen miljoenen mensen hoe nazi-gezinde of opportunistische ondernemers vrij over joodse arbeidskrachten konden beschikken om hun bedrijven te laten floreren. Gratis arbeid, verplichte arbeid (Arbeitseinsatz) en dwangarbeid in de kampen genereerden vele winsten voor de 24 grootste en vele andere Duitse entrepreneurs.
Vandaag is de wereld anders en ligt Schindler, die economisch nooit de successen kon evenaren die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog boekte, begraven op het christelijke kerkhof van Jeruzalem. Maar toch is het belangrijk om alert te zijn voor een extreemrechtse retoriek die de specifieke belangenverdediging (in dit geval van de werknemers) ondergeschikt wil maken aan ‘de natie’. Van zodra het sociaal overleg daarvoor op de schop moet, of van zodra de rol van de vakbonden daarvoor wordt weggegomd, zitten we in een ander regime dan wat we na de Tweede Wereldoorlog in onze contreien zijn beginnen opbouwen en dat we de naam sociale welvaartstaat meegaven.
Extreemrechts en de sociale democratie in Spanje: strategie en taal van VOX doen een belletje rinkelen.
Het is des te meer opletten omdat ook binnen nationalistisch centrumrechts pogingen ondernomen worden om de legitimiteit van bonden in vraag te stellen, hun aanwezigheid in ondernemingen als een last te beschouwen, hun recht om te staken of actie te voeren te beknotten (zoals bijvoorbeeld via het strafrechtelijke artikel over de kwaadwillige belemmering van het verkeer die daar helemaal niet voor opgevat was).
Het is precies de brug tussen extreemrechts en rechts die niet alleen extreemrechts normaliseert maar het ook aan de macht kan brengen. Het gebeurde al in Oostenrijk en Italië. In Spanje gebeurde het een paar weken geleden in de autonome regio Castilla-León, nadat de rechts-conservatieve Partido Popular (PP) in regio’s als Murcia, Andalucía en Madrid regeert dankzij gedoogsteun van VOX.
In mei 2023 worden in Spanje parlementsverkiezingen gehouden en de huidige peilingen geven PP en VOX ‘samen een meerderheid’. Meer. Zoals de politieke kaarten nu liggen leidt, behoudens een grote coalitie met de door hen gedemoniseerde sociaaldemocraten van de PSOE, enkel een samengaan met extreemrechts tot nationale regeringsmacht.
Democratie is geen wiskunde. Democratie is een set van normen en waarden, rechten en vrijheden die niet in graniet gebeiteld zijn, die vaak bevochten, afgedwongen werden. Sociale democratie, het recht van werkende mensen om zich op basis van hun plek in het productieproces, te organiseren, maakt daar deel van uit. Onlangs verwierp de Raad van State een voorstel van Vlaams Belang om de vakbonden rechtspersoonlijkheid te geven. Dit doorzichtige voorstel om de rol en zelfs het bestaan van vakbonden op de helling te zetten, werd snel doorprikt. Dit en andere voorstellen van extreemrechts, zijn net als bij VOX, aanduidingen van het feit dat werkende mensen niks bij deze partijen te zoeken hebben en dat deze partijen zich niet kunnen neerleggen bij onze democratie, waarin sociale democratie kwetsbaar, betwist wordt en dus versterkt en uitgebouwd moet worden.
Vincent Scheltiens is historicus Universiteit Antwerpen, auteur Extreemrechts. De geschiedenis herhaalt zich niet (op dezelfde manier)
Lees ook:
– Waarom de afstand tussen centrumrechts en extreemrechts in Europa afneemt
– Waarom Vlaams Belang schijnbaar onaantastbaar is: ‘Veel mensen zeggen ons dat dit het moment is’
– Wat als het Vlaams Belang zou meebesturen? ‘Radicaal-rechtse partijen matigen doorgaans niet’
– ‘Als de toekomst onzeker is, profiteert extreemrechts altijd’
– Hoe gevaarlijk is extreemrechts? ‘Voor veel mensen is het een hobby als een ander’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier