Sopraan Astrid Stockman: ‘Wat zou Luc De Vos nu gezegd hebben?’
Van gregoriaans in de kerk tot een Gorki-medley op Instagram: sopraan Astrid Stockman doet het allemaal. Een gesprek over de jukebox in Café Dewolf, het verschil tussen 440 en 415 hertz en de zatte kolder van Ludwig van Beethoven.
Ons gesprek met Astrid Stockman zal af en toe worden onderbroken. Omdat ze paarden ziet voorbijdraven in de weide die aan de overkant van de Leie ligt. Omdat die Leie, aan wier oevers wij samen iets eten, zo mooi is. Omdat een stukje chocolade haar geweldig goed smaakt. Ze mag dan bekaf zijn na de eerste week Vive La Vie, haar gevoel voor schoonheid is intact. Vive La Vie is het televisieprogramma van Karl Van Nieuwkerke over ‘het goede leven’. Stockman, sinds haar triomfantelijke doortocht in de populaire televisiequiz De Slimste Mens Ter Wereld de bekendste sopraan van het land, verwerkt er bekende popliedjes tot akoestisch uitgevoerde miniatuurtjes. ‘Mijn brein is één mousse’, zegt ze. ‘In vier dagen tijd heb ik twintig songs van nul heropgebouwd en naar één minuut of zelfs 30 seconden teruggebracht. Een ongemeen leuke oefening, maar topzwaar. Het nummer dat ik ’s avonds speel, heb ik soms pas voor het eerst gehoord tijdens het tandenpoetsen ’s ochtends.’ Dit is helemaal iets anders dan wat ze gewoon is, zegt ze. ‘Doorgaans werk ik maanden aan één stuk toe naar een voorstelling die puntgaaf moet zijn. Wanneer ik mijn nummers live speel bij Vive La Vie heb ik ze vaak nog niet één keer foutloos gespeeld die dag.’ Vooral bij de aflevering waarin André Hazes Junior en Gunther Neefs te gast waren, stonden haar zenuwen strak gespannen. ‘Gunthers vader, Louis Neefs, is een icoon voor mij, ik waardeer zijn werk heel erg. Dat ik Jennifer Jennings moest aanpakken met hem erbij verhoogde de druk gevoelig.’
Bach zal nooit een smartlap worden. Hij vond de perfecte symbiose tussen het vleselijke en het rationele.
Astrid Stockman heeft het levenslied nochtans in de vingers. Sinds ze is afgestudeerd als klassieke zangeres en pianiste aan het Lemmensinstituut, nu LUCA School of Arts Campus Leuven/Lemmens, heeft ze maximaal de bandbreedte van haar kunnen opgezocht. Met Stokman en Vos, een trio met sopraan Liesbeth Devos en accordeonist Stijn Bettens, trekt ze bijvoorbeeld naar rusthuizen. Repertoire: het Vlaamse levenslied vermengd met klassieke muziek en ‘een scheut humor waarvan de oortjes van Gaston en Leo zouden gloeien’. Stockman: ‘Ik ben ervan overtuigd dat onderscheiding zit in eigenheid. Dat kan zijn: als violist de volstrekte virtuositeit bereiken met werken van Niccolo Paganini. Evengoed kun je onderscheiding bereiken door net heel brede en onwaarschijnlijke connecties te leggen met andere disciplines. Ik heb nooit van vakjes gehouden. Mijn parcours bestaat al van bij mijn afstuderen uit het ophalen van de schotten tussen zogenaamde hoge en lage cultuur. Dat gebeurt stilaan overal, Opera Vlaanderen heeft bijvoorbeeld een productie gemaakt met Guido Belcanto. Toch maken nog veel collega’s het onderscheid. Ik respecteer en begrijp hun argumenten, maar voor mij is het simpelweg nooit anders geweest dan dat muziek muziek is en ontroering ontroering. Niet het genre bepaalt de hiërarchie, wel de kwaliteit.’
Toch bent u een enthousiast ambassadeur voor de klassieke muziek. U wilde deelnemen aan De Slimste Mens Ter Wereld omdat u er dan een breed publiek warm voor kon maken.
Astrid Stockman: (zucht) Inderdaad, en net nu ligt alles stil. Daarom doet het zo veel plezier om berichtjes te krijgen van onbekende mensen die zeggen dat ze na een mediaoptreden van mij voor het eerst klassiek hebben geprobeerd. Elke cultuurinstelling is daar keihard mee bezig: inzetten op jongeren en andere moeilijk te bereiken mensen. Dan helpt het wanneer iemand in Dag Allemaal zegt: ‘Opera is tof, probeer het eens.’ Je hoeft absoluut niets te kennen van klassieke muziek om ervan te genieten.
U bent zelf niet grootgebracht met klassieke muziek.
Stockman: Precies. Thuis werd er weinig klassieke muziek gespeeld, in mijn familie zitten geen muzikanten – op een overgrootvader na die naar het schijnt een mooie stem had en op café weleens een tafel beklom voor een lied. Toen ik aan het conservatorium begon, had ik de grote werken natuurlijk gehoord en gespeeld op de muziekschool. Maar met symfonische muziek, bijvoorbeeld, was ik slechts heel weinig bezig geweest omdat ik geen orkestinstrument speel. Een symfonie van Brahms had ik dus nog nooit gehoord. Dat was een openbaring.
Uw grootouders hielden een café. Genoot u daar enige muzikale opvoeding?
Astrid Stockman: Het belang van Café Dewolf voor mijn muzikale ontwikkeling valt niet te overschatten. Ik kwam er elke dag na school. Mijn schooltje lag pal tussen de Klijpekerk en het café van mijn grootmoeder in. Op die voorschot is mijn liefde voor muziek ontstaan. Om precies te zijn: in het smalle gangetje tussen het café en de woonkamer van mijn grootouders. Daar stond de oude jukebox die ergens begin de jaren negentig plaats had moeten ruimen voor een hifiketen. In dat gangetje zat ik de hele tijd knopjes in te duwen. C4, constant C4. Eerst blonken de lichtjes, dan kwamen die warme klanken.
Wat kreeg u te horen?
Stockman: De parels van de Vlaamse volksmuziek, meneer. Louis Neefs en Will Tura, en ook de vroege Abba of Kinderen voor Kinderen. Naar Louis Neefs greep ik het meest terug. Die warme stem en dat warme geluid, de eenvoud en de soberheid, die raakten me. Daar ontdekte ik de betoverende kracht van muziek. De bliksem is definitief ingeslagen in de kerk, waar mijn grootmoeder me elke vrijdag mee naartoe nam. Toen ik er mensen hoorde zingen, dacht ik dat er ergens een jukebox stond. Tot mijn grootmoeder me meenam, de trap op, naar het koor. Ik zag echte mensen zingen en besefte meteen: ‘Dat ga ik ook doen.’
U doet me denken aan zanger Guido Belcanto. Hij is opgegroeid in het café van zijn ouders, ‘In de verzekering tegen den dorst’, nabij de kerk van Wortel. ‘In mij woont zowel een liederlijk volksmens als een intellectueel geschoolde monnik’, zei hij in Knack.
Stockman: (lacht) Zo voel ik het ook aan. ‘Je moet veel kunnen luisteren en weinig terugzeggen’, zei mijn grootmoeder altijd. Dat was de middenstandster die sprak, maar ook de psychologe die zij wel was voor haar klanten. Dat café was een warme plek voor een kind. Bij het Drie Koningen-zingen zag mijn grootvader er streng op toe dat elke stamgast gul schonk. Het was dat of geen bier, vrees ik. (lacht) Ik heb er veel geobserveerd. De uitbundige kaartspelers, de timide man die op zijn vaste plek een Tourtelleke zat te drinken… En de waanzinnige verhalen die ik er hoorde. Er heeft ooit een varken trompet gespeeld in Café Dewolf! En een beer van een vent, die enorm veel rauwe eieren kon eten, heeft ooit met zijn blote handen een auto uit de gracht getrokken. Wat ik doe bij Vive La Vie vloeit rechtstreeks voort uit die tijd: ik ben er de levende jukebox, puttend uit de jukebox van mijn overleden grootmoeder.
U bent inderdaad een jukebox van genres. Van gregoriaans en klassieke opera tot Stokman en Vos en Innerwoud, een samenwerking met contrabassist Pieter-Jan Van Assche die u omschrijft als ‘allesbehalve klassieke muziek’. Hoe komt u daar allemaal bij?
Stockman: Simpel, dat komt op mijn pad en omdat het goed past bij mijn persoonlijkheid, zeg ik daar ‘ja’ op. Al meteen na mijn studie ben ik projecten gaan doen met een hoek af. In mijn eerste Mozartproductie, bijvoorbeeld, was het orkest vervangen door een Hammondorgel, een violist en de bassist van Flip Kowlier. Evengoed speel ik puristische uitvoeringen van Bach met een barokensemble op 415 hertz.
Excuseer?
Stockman: Dat is de toonhoogte. Vandaag stemmen we alles op 440 hertz, soms op 442. In de barokperiode was dat nog 415 hertz. Vergelijk het met voetballen met zo’n zware lederen bal van weleer of met de verfijnde versie van vandaag. Die toonhoogte is erg belangrijk, ze bepaalt hoe een stuk in je stem ‘valt’. Tijdens mijn opleiding speelden we Bach altijd op 440 hertz. Dat kreeg ik niet uit mijn strot. Het vroeg zo veel van mij, het zoop echt energie. ‘Ik hou niet van Bach’, besliste ik. Tot ik in het veld kwam en Bach eens op 415 hertz zong. Totáál iets anders. Nu zing ik heel graag Bach, ik heb het gevoel dat ik zijn taal begrijp. Hij is altijd clean en sober, en ook wel moeilijk want erg analytisch en rationeel. Pas wanneer je dat bruggetje over bent, voel je hoe emotioneel die muziek is. Net omdat zijn muziek analytisch zo goed klopt, zal ze er nooit over gaan. Bach zal nooit een smartlap worden. Hij vond de perfecte symbiose tussen het vleselijke en het rationele. Wanneer ik tot rust wil komen, dan kies ik Bach.
Zijn er zaken waarvoor u zou passen? Mag Studio 100-baas Gert Verhulst u bellen voor een ‘spektakelmuscial’?
Stockman: Elk voorstel toets ik eerlijk af: wat haal ik er artistiek uit, ga ik er plezier aan beleven, kan ik met fijne mensen samenwerken? Cruciaal is dat ik zeggenschap heb over mijn rol. Ik wil vrij zijn in wat ik mag proberen. Ondertussen denkt men spontaan aan mij wanneer ze buiten de lijntjes willen kleuren. Een klassieke zangeres koppelen aan een drone-artiest of een interactieve opera? ‘Astrid zal dat wel doen.’ Grappig eigenlijk, dat je een niche kunt creëren door net alle schotten tussen genres weg te halen.
Alles draait nu om ervaringen. Waarom nog Bongobons geven om te gaan karten? Ga naar de Negende van Beethoven.
Wat haalt u uit een programma als Vive La Vie?
Stockman: Karl heeft me snel kunnen overtuigen om mee te doen. Niet omdat het voor televisie is, wel omdat dat programma over herstel zou gaan, over het goede leven. Dat mag melig klinken, het is wel wat ik wil voor deze samenleving. Dit ís niet de beste aller werelden, we leven in rare tijden. Zonder ademruimte en perspectief worden we allemaal zot en overleven we dit mentaal niet.
Jeroen Meus zei vorig jaar in Knack: ‘Dagelijkse kost mag dan een kookprogramma zijn, we dragen er wel waarden mee uit zoals verdraagzaamheid, respect, empathie en beleefdheid.’ U deed dat ook tijdens de lockdown, met oproepen om zorg te dragen voor elkaar.
Stockman: Ik wil ook niet te veel praten over die waarden, maar er vooral naar handelen. Luister naar jezelf en leef daarnaar. Ik weet dat dat super ‘Ingeborg’ klinkt, maar het is net heel concreet en zelden gemakkelijk. Een zeker engagement is je plicht als artiest, het is onze plicht om mensen zuurstof te geven. Ik zat in de jury van de Press Cartoon Prijs die onlangs een cartoon van Karl Meersman over Anuna De Wever bekroonde met de eerste prijs. Hij reageerde op Knack.be dat een kunstenaar meer moet doen dan mooie dingen maken. Hij heeft gelijk. Ik wil geen muzikaal behang maken. Dan ben je bijzaak. Niets tegen entertainment, maar het mag en moet ook meer zijn. Neem Beethovens Negende Symfonie, dat is zo veel meer dan een fenomenaal stuk muziek. Het is ook een pamflet, een schreeuw om het beter te doen als mensensoort. Of dat toch minstens proberen. Artiest zijn is permanent de strijd voeren tussen heel dicht bij jezelf blijven en toch ontvankelijk zijn voor de wereld.
Wat bedoelt u daarmee?
Stockman: Je kunt niets creëren dat geloofwaardig is zonder je ribbenkast open te trekken voor het publiek. Een artiest die niets blootgeeft, is niet interessant. Je moet ten volle in het leven staan, want die indrukken heb je nodig. Tegelijk mag je je er ook niet door laten overrompelen, of verglijden in exhibitionisme. Ook dat is niet interessant. Dat mentale evenwicht moet je bewaren. Ik doe dat door geregeld af te koppelen op de fiets. Na 60 kilometer trappen is mijn hoofd leeg. En ik meng me niet meer in discussies op sociale media. Stel je voor hoeveel moois je zou kunnen doen met de energie die daar verloren gaat.
Het is opvallend dat u zonet aan de soberheid van Neefs en Bach refereerde. Uw persoonlijkheid heeft nochtans enige barok, als ik dat zo mag zeggen.
Stockman: (lacht) De meeste mensen kennen mijn exuberante kant, ja. Als die kant naar boven komt, dan betekent het dat ik me goed voel. Maar mocht ik de hele dag zo moeten zijn, dan kwam ik de week niet door. Tegelijk ben ik, zo heb ik gemerkt tijdens de lockdown, best oké met op mezelf terugplooien. Een koffie met melkschuim als hoogtepunt van de dag? Geen probleem. Tijdens die twee maanden vertraging – ik ben niet stilgevallen, je moet constant anticiperen – heb ik ten volle beseft hoe hard wij werken in de cultuurwereld. Ik werk bijna constant, ook wanneer ik niet aan de piano zit. Ik wil daar niet over zeuren, want een verpleger of een bouwvakker heeft het veel zwaarder en van je passie je beroep kunnen maken is absoluut een voorrecht. Maar er schuilt ook gevaar in: er zijn geen grenzen meer. Dag en nacht ben je ermee bezig. Ik begrijp dat mensen daardoor uitgeblust raken. Karl stuurde laatst een lief berichtje. Hij zei dat ik een van de strafste professionals ben met wie hij heeft samengewerkt. Ik sta daar niet meer bij stil. In de cultuursector wordt dat niveau altijd geëist. Constant. (veert op) Het is ook niet vrijblijvend wat wij doen, hé. Wanneer je niet jouw hoogste niveau haalt, dan word je afgevoerd. Is het niet door regisseurs of dirigenten, dan wel door het publiek. Iemand die lauw staat te spelen is niet interessant.
U verdraagt geen middelmaat?
Stockman: Wat is middelmaat? Middelmaat heeft minder te maken met technische capaciteiten dan met de manier waarop je ergens in duikt. Ik vind mezelf ook middelmaat vergeleken met sommige collega’s. Maar ik weet wél hoe ik mensen moet bereiken. Wanneer je dat kunt, is dat geen middelmaat meer.
Dirigent Jan Caeyers opent zijn Beethoven-biografie met een citaat van de Weense journalist Egon Friedell (1878-1938): ‘Genialiteit is het vervullen van je bestemming.’
Stockman: Oh kijk! Dat is het. Zoals ik daarnet zei: onderscheiding zit in eigenheid.
Diezelfde Caeyers was onlangs in Knack kritisch over de wereld van de klassieke muziek: te veel valse ernst, te weinig speelplezier. Het muziekonderwijs heeft speelplezier te lang genegeerd, vindt hij.
Stockman: Hij heeft gelijk. Alleen heb ik dat niet zo ervaren op de muziekacademie van Ronse. Een uitstekende muziekschool waar echt werd ingezet op de leerlingen in wie ze potentieel zagen. Wie meer dan 85 procent behaalde op zijn piano-examen, bijvoorbeeld, mocht begeleidingspraktijk volgen. Daar kregen ze geen subsidies voor, ze betaalden dat zelf. In dat vak deed docent Hans Van De Walle wat muziekonderricht moet doen volgens Caeyers: speelplezier aanleren. We schreven samen een arrangement, mochten improviseren. Die individuele aanpak heeft geloond: ook stadsgenoten als collega-sopraan Hanne Roos en contratenor Jonathan De Ceuster zijn professionele muzikanten geworden. Ik heb mijn masterproef gemaakt over dat vak. Mijn punt is wel dat je het moet wegtrekken van technisch excelleren.
Waarom?
Stockman: Intuïtie en speelplezier moeten de basis zijn. Leer kinderen het vertrouwen aan om na te spelen wat ze horen op de radio. Wanneer een kind dat pianolessen volgt te horen krijgt op een familiefeest ‘speel eens iets voor nonkel Jos’, zou het enthousiast naar de piano moeten vliegen. Toch durven kinderen vaak niets zonder partituur. Maar spelenderwijs zoeken en improviseren voor nonkel Jos moet je niet tegenover een vlekkeloos uitgevoerd stukje Bach plaatsen. Tegelijk zijn dat twee verschillende zaken en vloeit het een voort uit het ander: door intuïtief te leren musiceren zul je Bach beter begrijpen en dus beter uitvoeren.
Raadt u jonge mensen een leven in de muziekwereld aan?
Stockman: Die vraag krijg ik vaak. Mijn antwoord is altijd: als er íéts is waarin je ook zou gelukkig kunnen zijn, doe dat dan. Het is echt niet vanzelfsprekend om te leven als professioneel muzikant. Pas als je denkt dat je énkel dat kunt doen, is het de beste keuze die je kunt maken. Bij de minste twijfel moet je het andere kiezen. Laat muziek dan een passie ernaast zijn, dat is ook mooi.
Hebt u getwijfeld?
Stockman: Ja. (lacht) Ik zou ingenieur worden. Ik was goed in wetenschappen en hield ervan, met dank aan onze chemie- en biologieleraar, meneer Goeminne. In de laatste zomer voor de universiteit bleef de muziek door mijn hoofd spoken. Ik besefte dat het de vergissing van mijn leven zou zijn om niet voor de muziek te kiezen. Gek genoeg was het net die leraar wetenschappen die me een duwtje gaf in die richting. Terwijl de andere leraars eerder een ingenieur in mij zagen, zei meneer Goeminne dat muziek óók een juiste beslissing zou zijn. Vandaag kan ik me niet voorstellen dat ik iets anders zou zijn dan muzikant. Ik zou altijd op zoek zijn gebleven naar een verloren stuk van mezelf.
Ik heb tijdens de lockdown vaak gedacht: wat zou Luc De Vos hebben gezegd?
Een klassiek concert kan een heel ontroerende, fysieke ervaring zijn.
Op een totaal andere manier dan een pop- of rockconcert. Hoe komt dat?
Stockman: De kracht van klassieke muziek ligt in de niet versterkte noot of stem. Die voel je. Dat is logisch, want geluid bestaat uit trillingen. Met versterkers klop je die dood. Daarom valt opera plat wanneer je ernaar kijkt op televisie. Als muzikant maak je niet iets voor je publiek, maar met. Je stapt samen in een afgebakende tijd en ruimte en gaat samen aan één stuk door tot het einde. Die fysieke ervaring is de meerwaarde van live gebrachte, klassieke muziek. Klassieke muziek is relevanter dan ooit in deze tijden waarin alles draait om ervaringen. Waarom nog Bongobons geven om te gaan karten? Een Bongobon voor de Negende van Beethoven, dát moet je geven. (lacht)
Normaal zouden we dit jaar overspoeld worden met festiviteiten rond Beethovens 250e verjaardag. Ook Stokman en Vos had er een voorstelling rond gemaakt.
Stockman: Hoe het Beethovenjaar in het water is gevallen door de coronacrisis… Het is een drama. Wat een feest zou het zijn geweest. Onze laatste Stokman en Vos-concerten gaven we in de Sint-Romboutstoren in Mechelen: ‘Het hoogste Beethovenconcert.’ Dat waren miniconcertjes van vijftien minuten, fragmenten uit de voorstelling die we later op het jaar zouden brengen. Na afloop dachten we: 2020 wordt de max, het gaat gebeuren. Drie dagen later gingen we in lockdown.
Wat vindt u zo bijzonder aan Beethoven?
Stockman: Wanneer je zijn muziek hoort, voel je meteen dat ze komt van iemand die wil uitbreken. Het eerste stuk dat ik van hem speelde, aan het conservatorium was dat, was Sonate in f. Het is een van zijn vroege sonates, opgedragen aan Joseph Haydn en nog heel classicistisch van stijl. Toch voel je al dat hij een andere kant op wil. (even in gedachten verzonken) Al die akkoorden, en prrr– tám tam, die elektriciteit… Ik was meteen verliefd. In zijn muziek voel je de gelaagdheid van die man, zijn drang om in te beuken op muren en conventies. Ook het diepe ongeluk dat hij ervoer omdat niet alleen zijn muzikale dromen te groot waren voor zijn tijd, maar ook omdat zijn wereldbeeld – de totale broederlijkheid tussen mensen, onsterfelijk gemaakt in zijn Negende Symfonie – een volstrekte utopie was.
Beethoven sleurt het imago mee van gefrustreerd en getormenteerd kunstenaar. Jullie zetten hem, onder de titel ‘TA TA TA TAAA!’, ietwat verrassend neer als ‘onverbeterlijke grappenmaker’.
Stockman: Beethoven heeft veel muzikale mopjes gemaakt. Nu zouden we ze op bierkaartjes schrijven, hij deed het in de marges van zijn partituren. In een lied over zijn vriend Ignaz Schuppanzigh noemt hij hem ‘een ezel met een dikke opgeblazen ezelsbuik’, gevolgd door klanken die verdacht veel klinken als het gebalk van een ezel. Of neem zijn Elegie voor de dood van een poedel. Zet daar eens de Negende tegenover! (schatert) Hij had blijkbaar die zatte kolder van op café nodig als uitlaatklep. Beethoven had ook rare obsessies. Zijn ochtendlijke koffie moest altijd uit evenveel koffiebonen gemaakt zijn. En hij had een enorme interesse in soa’s, met name in de genezing ervan. Hij had er verscheidene naslagwerken over. (zucht) Ik popel om de hele voorstelling te doen. Hopelijk kan dat in het najaar. Maar bon, niemand kan voorspellen hoe het dan zal zijn.
Bent u bang voor het coronavirus?
Stockman: Natuurlijk. Voor een muzikant is corona fin de carrière. Er is de trage genezing en erger: de permanente schade. Ik ken een zangeres die sinds ze het virus heeft gehad bekaf is na twee nummers zingen. Je kunt op termijn weer gewoon functioneren, maar het niveau halen dat wij moeten halen? Ik vrees ervoor. Om klassiek te kunnen zingen, moet je stem in perfecte conditie zijn. Zelfs met een kleine verkoudheid zit een Aus Liebe van Bach zingen er niet in. Nee, corona is echt een hypotheek op je leven. Ik ga geen risico lopen, ik luister flink naar de virologen.
Hoe verloopt de heropstart in de cultuursector?
Stockman: Moeizaam. In tegenstelling tot horecazaken, die ook beenhard zijn getroffen, kunnen wij niet van de ene dag op de andere weer opstarten. Veel mensen snapten niet wat er werd bedoeld toen werd aangekondigd dat ‘culturele activiteiten zonder publiek’ weer mochten. Het is typerend dat mensen niet doorhadden dat het ging om repetities. Alsof voorstellingen – poef! – verschijnen en niet het resultaat zijn van weken en maanden hard werken.
U hield vanuit uw kot concerten op Instagram en werkte, samen met onder meer Coco Jr., Guy Swinnen, Eva De Roovere en Yevgueni, mee aan een remake van de Gorki-single You’ll never walk alone…
Stockman: (onderbreekt) Ik heb tijdens de lockdown vaak gedacht: wat zou Luc hebben gezegd? Een zomer zonder festivals had hij niet overleefd, zei zijn drummer me. (glimlacht) Voor die Instagram-concertjes uit mijn kot mochten mensen verzoeknummers aanvragen. Ik zong ook spontaan wat Gorki-liedjes. Niemand had erom gevraagd, maar het was wel waar iedereen nood aan had: nergens kreeg ik zo veel en zo lang reactie op. Luc, held en antiheld tegelijk, was van iedereen. Hij wordt niet alleen gemist in de cultuurwereld. Ook erbuiten zou hij, in deze tijden van pandemie en koude wind op sociale media, balsemend kunnen zijn geweest met zijn eenvoudige levenswijsheden.
Astrid Stockman
– 1987: geboren in Ronse
– 2004-2012: studeert piano en zang aan Lemmens-instituut
– Sinds 2016: trekt met Stokman en Vos naar rusthuizen
– 2018: brengt met Innerwoud het album Haven uit
– 2019: haalt de finale van De Slimste Mens ter Wereld
– Concerteert in binnen- en buitenland
– 2020: is deze zomer te zien in Vive La Vie op Eén
De zomerinterviews van Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier