Televisiekok Jeroen Meus: ‘Bij mij moet je niet meer afkomen met racistische praat’
Jeroen Meus is al jaren de populairste televisiekok van Vlaanderen. Toch noemt hij zichzelf de beschermer van het gewone. In de keuken en in onze omgang met elkaar: Meus pleit voor gezond verstand, beleefdheid en empathie.
‘Hatim, mag ik één ding zeggen, alsjeblieft? Ik doe dit eigenlijk niet zo heel graag.’ Hij zegt het op zijn beleefde, jongensachtige manier. Fotograaf Hatim Kaghat heeft Jeroen Meus gevraagd om op de knieën op de My Chair van de Duitse ontwerper Ludwig Mies van der Rohe te gaan zitten. Meus voelt zich niet goed bij al te gekke poses, maar hij is er de man niet naar om onomwonden te zeggen dat hij iets niet graag doet. ‘Mijn drijfveer is: zorgen dat mensen mij graag hebben’, zegt hij. ‘Koken voor iemand is dan ook de ultieme vorm van pleasen.’ En toch is hij op het punt gekomen dat hij onbeleefde mensen zonder scrupules blokkeert op sociale media. ‘Geen manieren? Weg. Ik moet u nooit meer horen. Dag.’
Ik ben geen positivo die in linnen broek door de heide huppelt. De kloof tussen rijk en arm groeit, de mondiale democratiseringsgolf is gestopt.
Op zijn tweeënveertig voelt hij zich in een fase in zijn leven waarin hij meer vragen heeft dan antwoorden. Bovendien houdt hij zich aan het voor hem heilig geworden advies van zijn vader. ‘Hij zei me dat ik me nooit moet uitspreken over politiek. Mijn kijkers stemmen van PVDA tot Vlaams Belang. Het is noch mijn stijl noch mijn taak om hen te bruuskeren. Maar mijn vader heeft me ook meegegeven dat ik méér moet zijn dan een kok die goed eten kan klaarmaken. Dat ben ik ook wel, denk ik. Ik pluis elke dag verschillende kranten uit, kijk naar het journaal en duidingsprogramma’s. Lees boeken. Ik heb een uitgesproken mening.’
Maar die kunt u niet kwijt in Dagelijkse kost?
Jeroen Meus: Het is dubbel. Dagelijkse kost mag dan een kookprogramma zijn, we dragen er wel waarden mee uit zoals verdraagzaamheid, respect, empathie en beleefdheid. Die waarden staan haaks op de tijdgeest. Tegenwoordig moet je blijkbaar in een kamp zitten. Ofwel in dat van de avocado en de gojibessen, ofwel in dat van de boter. Terwijl ik net behoefte heb aan verbinden. Ik wil flaneren tussen verschillende werelden, empathisch zijn, ik wil me inleven en laten overtuigen. Ik word gek van die kampen. Onlangs vroeg ik minister van staat Jos Geysels waarom de slimme mensen vandaag zo vaak zwijgen. ‘Dat doen ze niet,’ zei hij, ‘ze worden gewoon niet opgepikt omdat ze niet in oneliners spreken en geen populistische praat uitslaan.’ Niet dat ik mezelf zo’n slimme mens vind, maar nu iedereen staat te schreeuwen voel ik me wel aangesproken om daar – zij het beleefd en rustig – iets tegenover te zetten. Het is vandaag moediger om positief te zijn dan om negatief te zijn. Ook ik durf vaak mijn mening niet te geven, zelfs niet in mijn vriendenkring. Wel, ik wil mij niet langer wegsteken.
Waarover bent u bang om de wind van voren te krijgen?
Meus: Mijn mening over de opvang van vluchtelingen, bijvoorbeeld. (fel) We gaan mensen toch niet het gevoel geven dat ze ratten zijn? Ik vind dat wij solidair moeten zijn. Zelfs zoiets verdraagzaams durf ik soms niet meer te zeggen. Tegen die angst moeten we toch ingaan? Als we dat niet meer durven, ruikt het hier dan niet een klein beetje naar de jaren dertig? Bij mij moet je niet meer afkomen met racistische praat. Ik heb het daar echt mee gehad. Laat ik dit dus expliciet uitspreken jegens vluchtelingen: welkom in België.
U weet wat het antwoord zal zijn, meneer Meus.
Meus: Ja, dat mensen angstig zijn. En dat begrijp ik. Ik begrijp dat mensen bang zijn als er een asielcentrum komt naast het lapje bouwgrond dat hun ouders voor hen hebben bijeengespaard. Maar mogen we alsjeblieft ook nog zeggen dat het goed is dat er asielcentra zijn? Dat die dienen om mensen te hélpen? Misschien moeten we dat wat meer gaan uitleggen. En niet blijven hangen bij de angst.
Ik vind dat elk zijn verantwoordelijkheid moet opnemen. Politici kunnen niet eerst lucifers en benzine aanreiken en dan zeggen dat ze er niets mee te maken hebben als de brand uitslaat. Farmabedrijf Novartis kan niet zonder blikken of blozen 1,9 miljoen euro vragen voor een spuitje dat het leven van een baby redt. Ik begrijp dat medicijnen ontwikkelen geld kost, maar 500.000 euro zal ook wel gaan, zeker? Ik begrijp dat de overheid moet besparen op alle fronten. Maar ik vind dat de welzijnssector en het onderwijs voorrang moeten blijven krijgen. En ik vind ook dat de openbare omroep niet de mond moet worden gesnoerd, dat journalisten hun werk moeten kunnen blijven doen. Vandaag ligt de waarde van een mensenleven te vaak in een weegschaal. Daar wil en ga ik mij heel hard tegen verzetten.
Ondervindt u de verruwing ook aan den lijve, in contact met fans?
Meus: (veert op) Elke dag hoor ik een paar keer: ‘Hey, Jeroen , maggik ne foto?’ Bijna nooit hoor ik een ‘alsjeblieft’.
Wat zegt een allemansvriend dan?
Meus: ‘Niet als je het zo vraagt.’ Mensen schrikken daarvan. Maar ik ga dat toch niet toelaten als wij hier thuis honderd keer per dag onze zoon inpeperen: wees beleefd, zeg ‘alsjeblieft’ en ‘dank je wel’. Een tijdje terug was hij onbeleefd geweest op school. (plechtig) Dat kan en zal in dit huis niet getolereerd worden. De PlayStation zit achter slot en grendel tot na de kerstvakantie. Hij mag smeken zo veel hij wil omdat er vriendjes komen spelen. Nu, ik was wel blij met de reden waarom hij kwaad was geworden. Iemand had valsgespeeld. Dat hij daar een gloeiende hekel aan heeft, is goed. Maar kinderen moeten leren dat je niet zo graag mag willen winnen dat je jezelf in agressie verliest. Nu, ik wil met mijn programma’s ook winnen. Ik wil ook het béste kookprogramma maken. Ik heb veel respect voor mijn collega’s. Naast het veld drink ik graag een pint met hen. Hoe meer hoe liever. Maar op het veld? Oorlog. Mocht ik niet willen winnen van mijn collega’s, dan zou ik een hele slechte, hele ongemotiveerde werknemer van de VRT zijn. Dat ben ik niet. Ik sta op de piketten voor de VRT. Ik hou van die zender. Wij moeten winnen. Gun ik een ander iets? Zeker, maar eerst moet je langs mij passeren. (lacht)
Wat vindt uw zoon ervan dat zijn vader constant wordt aangesproken voor selfies en handtekeningen?
Meus: Voor hem is dat normaal, hij heeft niets anders gekend dan dat ik op straat word aangeklampt. Wat doe ik dat manneke aan, vraag ik me soms af. Er wordt met een loep naar hem gekeken. Ik denk dat ik minder streng zou zijn als ik geen bekende televisiekok was. Ik ben bang dat hij me dat op een bepaald moment kwalijk zal nemen.
Toch schermt u uw privéleven niet af. U post foto’s van uw zoon op Instagram, uw gezin stond al in de boekjes.
Meus: Ik heb altijd gezegd dat daar een houdbaarheidsdatum op zit. Georges is nu zeven, het mag allicht gedaan zijn. Dat ventje moet op de schoolbanken zitten, niet in Humo staan. Dat ik foto’s van hem deel, is geen bewuste strategie om mezelf toegankelijk te maken. Ik ben gewoon zo trots op hem. Ik kan het niet laten. Geen programma is zo toegankelijk als Dagelijkse kost, mensen stappen soms letterlijk het decor binnen. Ook dat is geen uitgekiend concept. Zo’n bezoek van een OKAN-klasje, met kinderen die thuis geen Nederlands spreken, is gewoon heel erg waardevol voor mij. Daar zit verbroedering in. Die toegankelijkheid hebben we zelf gecreëerd en dat is goed. Jammer genoeg zijn er ook negatieve effecten.
Geeft u eens een voorbeeld.
Meus: Op Werchter Boutique ben ik dit jaar echt gelyncht. Mensen sleurden aan me en bleven maar foto’s vragen. Ik probeer altijd vriendelijk te zijn, maar ik heb echt moeten roepen: ‘Stop!’ Ik ben weggevlucht. Je hebt het publiek nodig als je televisie maakt en ik heb de beste job ter wereld, dus ik ga daar niet over klagen. Maar ik zou mijn job nog veel liever doen zonder de bekendheid.
Stop eens met dat gedobermann. Het staat u niet. Het is potsierlijk. Maak u niet zo belachelijk. Wees eens wat meer labrador.
Dagelijkse kost blijft populair, ook na bijna 10 jaar en meer dan 2000 afleveringen. Hoe verklaart u dat?
Meus: Dat wij al die jaren enorm streng zijn geweest voor onszelf zal daar niet vreemd aan zijn. Ik neem mijn job heel au sérieux, maar mezelf niet. Onlangs heb ik een aflevering opnieuw laten inblikken, omdat het niet goed genoeg was. Het was patisserie en die moet je perfect afwerken. En ‘Dit hebben we al eerder gemaakt’ zul je nooit horen. Net zoals ‘Dit moet nu een uurtje de oven in, maar ik heb er al eentje op voorhand gemaakt’. Waar kijk je dan naar? Wat ik in de oven steek, is ook wat ik op het bord leg.
Is dat geen detail?
Meus: Details bestaan niet voor mij. Details zijn hoofdzaak. Ze vormen samen het geheel. Een perfect geslepen diamant is ook niet aan één kant een beetje minder geslepen. Een taart die al uren afgekoeld is, dat zíé je. Dagelijkse kost moet écht zijn. Toen we ermee begonnen, reageerden mensen dat het zo authentiek was. Dat maakte ons gelukkig. Vandaag is authenticiteit een cliché, het is uitgehold. Vertrouw nooit mensen die continu zeggen dat ze authentiek zijn. Dat is authenticiteitje spelen. Wat ik ook raar vind, is dat mensen dingen over zichzelf zeggen als ‘ik ben eigenlijk wel een zotteke, ze.’ Dan moet ik Turkse sloffen halen om mijn tenen in te krijgen.
Heeft uw succes uw waarachtigheid nooit bedreigd?
Meus: (beslist) Nee. Ik heb wel dierbare mensen verloren door het succes. Dat is niemands schuld. De kloof wordt gewoon te groot, er ontstaat wrijving en jaloezie. Ik ga hier niet triestig zitten te doen, maar ik ben voortdurend in de weer om mijn vrienden dichtbij te houden en te vragen hoe het met hen gaat. Maar andersom? ‘Jeroen, hoe is ’t?’ Dat hoor ik niet zo heel vaak. Monteer hier zeker geen klagerig vioolmuziekje onder. Ik heb een inner circle waarin zorg dragen voor elkaar vanzelfsprekend is, en natuurlijk zien ook die andere vrienden ons graag. Zichtbaar succes lokt gewoon zo’n reactie uit, het werkt isolerend. Gelukkig kan ik heel goed incasseren. Dat moet ook wel. Er zijn echt hele stoute mensen op de wereld, hoor.
Hoe bedoelt u?
Meus: Mensen die hele vieze berichten sturen. Die kwaad zijn omdat je koriander gebruikt. Of een teentje look. Ik zal u iets vertellen wat al weken aan mijn ribben kleeft. Onlangs zat ik op restaurant met een hele goeie vriend, om bij te praten. Ik had echt mijn dag niet, we zaten discreet in een hoekje. Toch werd ik de hele tijd gestoord. Ik bleef zoals altijd zeer beleefd. Staat er plots een dame voor me: ‘Hier zie, de kok, zie. Mag ik u een beetje opbouwende kritiek geven?’ Ik zeg: ‘Nee.’ Zij stomverbaasd, waarop ik zeg dat als ze het mij vraagt, ik toch nee mag zeggen, dat het mijn dag niet is en ik met een vriend aan het bijpraten ben. Wanneer ze blijft proberen, onderbreek ik haar beleefd maar kordaat en zeg dat ik het echt niet wil. Die begint te huilen! Daar was ik de hele dag slecht van. Ik ga dat nooit vergeten. Iemand doen huilen staat haaks op mijn karakter als pleaser, ik wil altijd mensen een goed gevoel geven, ik wil lief en beleefd zijn. Maar wie met kritiek komt, moet toch zelf tegen een ‘nee’ kunnen? Muhammad Ali heeft veel toeken gegeven, maar er nog veel meer gekregen, toch? Mensen zijn soms zo hard en kunnen tegelijk zelf niets meer verdragen.
Was dat anders aan het begin van uw carrière?
Meus: Ik heb het gevoel dat de wereld in drie jaar tijd veranderd is, ja. Wat vroeger een grap was, is nu menens. Recep Tayyip Erdogan, Donald Trump, Vladimir Poetin: die drie zotten samen kunnen de wereld om zeep helpen. Ik heb ook bij ons de taal en de toon zien veranderen. Mensen zien verzuren en angstiger worden, zoals ik daarnet zei. Maar ik ontwaar een tegenbeweging.
Waaraan merkt u dat?
Meus: Wij krijgen veel minder zure berichten dan vroeger. En wanneer we die nog krijgen, gaan anderen ertegen in het verweer, maar op een beleefde manier. Het is gek hoe je de samenleving kunt lezen in zo’n kookprogramma. Ik keek op dezelfde manier naar de kandidatuur van Trump als naar de opkomst van de gojibes. Ik dacht dat het allebei grappen waren, maar het was menens. En ze waren er allebei opeens. Plots was Trump president. Ik verwacht nog elk moment dat Luc Appermont een showbizztrap neerdaalt en begeleid door het BRT Filharmonisch Orkest zegt: ‘We hebben goed gelachen, maar nu gaan we weer normaal doen.’ (schatert)
Minder grappig is hoe de tribalisering onze wereld binnensloop. Opeens waren er de kampen: Sandra Bekkari en Pascale Naessens in het gezonde, ik in het ongezonde. Ik begreep daar niets van. Dat ebt nu weg. Synergie kan weer: vandaag eten we koteletten, morgen vegetarische falafel. Daarom durf ik me deze metafoor te veroorloven: de saus die aan het schiften was, is weer wat aan het binden. Niet dat ik de vooruitgangsoptimist wil uithangen. Ik ben geen positivo die in linnen broek door de heide huppelt. De kloof tussen rijk en arm groeit, de mondiale democratiseringsgolf is gestopt en zelfs omgebogen… Ik vrees dat we in de knik van de gausscurve van de geschiedenis zitten. We moeten dus voorzichtig zijn. Anticiperen op fout nationalisme en op werkloosheid. We moeten mensen informeren. De leerkrachten veel beter soigneren, want elke vorm van integratie begint op school.
Ere wie ere toekomt: u bent nooit polemieken aangegaan. De hoofdredacteur van dit blad, Bert Bultinck, omschreef uw zachte aanpak eens als ‘een typisch Vlaamse mix van authenticiteit, bonhomie en opportunisme’. Dat werkt beter om, bijvoorbeeld, mensen minder vlees te doen eten dan met het vingertje staan zwaaien.
Meus: Dat is mooi verwoord. Ik ben geen goeroe die komt zeggen wat iedereen moet doen. Ik heb nooit een hype gevolgd. Wat ik wel doe, is de onderliggende tendens vatten. De koteletten die ik vandaag maak, wegen 80 gram lichter dan die van tien jaar geleden. En ik maak er nog twee extra groenten bij. Zo zie je dat trends onze eetpatronen ten goede kunnen veranderen. En dat juich ik toe. Maar ik ben liever goed inconsequent dan slecht consequent. Rein maar in zonde, zo leef ik.
Vlaams minister van Toerisme Zuhal Demir (N-VA) wil balletjes in tomatensaus in de Vlaamse canon. Wat denkt u daarvan?
Meus: Ik vind het zéker niet slecht dat wij onze identiteit omschrijven. Maar kunnen we dan wel breed kijken, alsjeblieft? Balletjes in tomatensaus moeten absoluut in onze culinaire canon, maar ook lamskefta met ras el hanout en couscous. Dat is minstens even Vlaams.
Waarom?
Meus: Gewoon omdat ik dat als Belg en Vlaming ook al heel mijn leven eet. Ik ben opgegroeid in Kessel-Lo, om de hoek van de Lolanden, wat men noemt ‘een gekleurde wijk’. Ik heb nooit anders gedaan dan spelen met vriendjes met Marokkaanse, Turkse, Italiaanse of Poolse roots. Ook in mijn keuken heb ik nooit iets anders gekend dan invloeden van elders. Is er iets Belgischer dan spaghetti bolognese? Pasta al ragù di carne, dát is Italiaans. De spaghettisaus zoals wij die maken, met veel groenten in, is het perfecte voorbeeld van hoe we ons ook ‘vreemde’ invloeden eigen maken. Ik wacht op de dag dat we dat met alles doen. Ik ben daar al lang mee bezig.
U bent wel een culinaire identitair, meneer Meus. ‘Worst met rodekool of een lekkere stoverij, dat zijn wíj toch gewoon?’, schrijft u in Dagelijkse kost 2.
Meus: Het is net omdat ik complexloos andijvie in witte saus verdedig, dat ik ook kan openstaan voor tajine en zeggen dat ook dat ‘wíj’ is. Ik heb veel gereisd. Eerst met mijn ouders, vooral door Frankrijk, en daarna de wereld rond voor televisie. Ik heb zo veel mooie dingen gezien, maar ook erg veel miserie. Daarom kan ik eten niet groter maken dan het is. Er zijn te veel mensen die geen eten hebben om daar elitair over te doen. Wie snobistisch doet over eten, verdient een pak rammel. (denkt na) Er is één verhaal uit het buitenland dat mij nooit zal loslaten. (wijst naar een rijkgevulde boekenkast) Dat bloempje dat daar hangt, heb ik gekocht van een kind in Beiroet. Ik was daar om een magazine te maken voor De Morgen. Helemaal alleen, op aanraden van fotograaf Stephan Vanfleteren. Omdat ik net vader was geworden, zei hij, zou ik openstaan voor veel indrukken. Dat kind was zo mooi dat ik er een foto van wilde. Maar een dag later kon ik het niet meer vinden. Het bleek verdwenen te zijn. Eerst verkracht en dan vermoord, vertelden mensen mij. (kwaad) Als je daaraan denkt, dan denk je toch: fuck man, doe eens allemaal twee seconden normaal. Stop eens met dat gedobermann. (blaft agressief) Het staat u niet. Het is potsierlijk. Maak u niet zo belachelijk. Wees eens wat meer labrador. (lacht)
Ik vind het zéker niet slecht dat wij onze identiteit omschrijven. Maar kunnen we dan wel breed kijken, alsjeblieft?
Uw televisiereeks Goed Volk legde ook de link tussen eten en identiteit. U trok naar gesloten gemeenschappen zoals die van de cowboys in Noord-Amerika en kon die via uw kookkunst erg mooi in beeld brengen.
Meus: Mijn drijfveer voor Goed Volk was de uitspraak van een journalist – die ik nochtans zeer bewonder – dat ‘eetcultuur geen cultuur is’. Daarvan kwamen alle haren op mijn armen overeind. Ik was zo boos. Met Goed Volk wilde ik laten zien dat ik als kok binnen kon raken in gemeenschappen waar journalisten geen toegang toe krijgen. Er is niets wat ons zo verbindt als ons eten. Als iemand terugkomt uit vakantie, als je iemand bezoekt in een rust- of ziekenhuis: altijd vragen we ernaar. Ik heb een tijd met het idee gespeeld om van mensen een portret te koken. Er zit geen lange reeks in, want ik denk dat je vaak op hetzelfde zult uitkomen. Als je echt gaat fileren, zijn we allemaal hetzelfde. We zijn allemaal…
Een bord stoofvlees?
Meus: (lacht) Ik las eens in een boek: ‘Wij zijn allemaal een zak waarin eten wordt gestoken en aan het einde gaan we dood.’ Deprimerend verwoord, maar wel juist. Ik heb op al mijn reizen geen fundamentele verschillen gezien, hoor. Mag ik iets tonen? (neemt een tekening van de schoorsteenmantel, waar ook een schoentje staat) Kijk, dat heeft onze zoon gemaakt, voor de Sint. Met een vraag erbij: ‘Sint, ik heb een vraag: wie zijn jouw mama en papa?’ Schitterend, toch? Zo ben ik ook. Ik wil de hele tijd vragen aan mensen: wie ben jij? Vanwaar kom jij?
Mist u dat bij andere mensen, die interesse in elkaar?
Meus: Empathie is niet alleen de beste eigenschap die er bestaat, ze is ook de meest bedreigde. Vandaag moet je altijd en overal ‘voor jezelf gaan’ en niet achteromkijken. Hoe vaak mensen niet vol trots zeggen: ‘Aan mij weet ge direct wat ge hebt, ik ben superdirect!’ Staan ze er niet bij stil dat dat ook gelijk is aan: ‘Ik ben superarrogant en het kan me geen hol schelen wat jij van mij denkt?’ Het is goed wanneer dat je wél iets kan schelen. Ik probeer daar net wel rekening mee te houden. Vroeger durfde ik, zeker als chef, ook zo direct te zijn. Maar sinds mijn broer ernstig ziek is geworden, denk ik veel vaker na hoe iets voor een ander is. Ik wil er niet over uitweiden, maar zijn ziekte heeft mij van de ene dag op de ander veranderd.
Kookt u thuis vaak?
Meus: Natuurlijk. De maand december zit vol met etentjes met vrienden. En op oudejaarsavond zetten we hier alles aan de kant om dertig man aan één grote tafel te krijgen. Ik doe niet liever. Ik geniet ook van alles wat eraan voorafgaat. Naar de slager en de viswinkel en in de rij gaan staan bij de bakker. Nummertje trekken, aanschuiven. Vertragen. Héérlijk. En dan zien dat je vrienden en familie het goed hebben. Thuis eten we vaak zoals ze in het Zuiden en het Oosten doen: met tapas of vanuit één grote schotel. Het is een trend die ik omarm. (veert op) Behalve met Kerstmis! Dan moet er écht gekookt op tafel komen en krijgt iedereen zijn bord. Daar komen we niet aan! (lacht) Ik pleit voor echt gekookt eten, dat misschien totaal niet instagrammable is, maar wel smaakt en met tijd en zorg en kunde is bereid. Dat wil ik bewaren en beschermen. Noem me gerust de beschermer van het gewone.
Ik verzamel niets materieels, maar ik heb een hoofd vol herinneringen.
Wat bedoelt u daarmee?
Meus: Vooral dat ik maar een gewone mens ben, zeker? (lacht) Ik had het moeilijk met dat gedoe tijdens de Mijn Restaurant-hype. Mensen die vragen stelden over de cuisson van de rijst… (trekt grote ogen) Dat soort dingen, echt waar. Laat mij eens gerust, jong. (lacht) Nog eens, ik haat pretentie in de keuken, louter al omdat er te veel mensen zijn die geen eten hebben. En nu zitten we met die hype van de speciale producten. Daar verzet ik me tegen. Wij werken en vechten zo hard voor het lokale product, voor het belang van terroir, en plots zou je superfoods van over de hele wereld moeten invliegen? De uitdaging is toch groter om creatief te zijn met producten van eigen bodem? Natuurlijk mag je af en toe speciaal doen, maar dat moet niet de norm zijn.
Ik hou van bewaren. Ik verzamel niets materieels, maar ik heb een hoofd vol herinneringen. Mijn hoofd werkt zoals de potten met dromen van de Grote Vriendelijke Reus van Roald Dahl. Ik ben de grootste aanhanger van klassiek eten, van nostalgie en tradities. Maar ik haal de sloophamer boven als tradities nefast zijn. Sorry Japannerkes, maar we gaan geen dolfijnen meer eten. Haaienvinnensoep? Tof China, maar stop ermee, dat beest is te belangrijk voor ons ecosysteem. En ook Zwarte Piet mag weg van mij. Ik wil de naam Zwarte Piet behouden, er is niets mis met het woord ‘zwart’, maar hij mag van mij absoluut blank zijn met roetvegen op zijn gezicht. Het is, nogmaals, een kwestie van empathie. Ik kan mij goed indenken dat dat zwarte gezicht, die oorbellen en het kroezelhaar voor sommige mensen negatief overkomen. Vroeger zou ik over de zwartepietendiscussie gezegd hebben: stop met jullie gezever. Maar mijn mening is geëvolueerd. Waarom niet? Het is niet erg om eens van mening te veranderen. Ook als je ooit hebt gezegd dat je Marokkanen niet leuk vindt, mag je van mening veranderen. En zeg dat dan ook maar hardop. (lacht)
Jeroen Meus h2>
– Geboren op 13 maart 1978 p>
– Opleiding aan de Hotelschool Ter Duinen in Koksijde p>
– 2010: Begint met Dagelijkse kost p>
– 2011 De patat (Canvas) p>
– 2006-2014: Medezaakvoerder restaurant Luzine in Leuven p>
– 2015 -2017: Opent restaurant Würst, dat vier vestigingen heeft. In 2018 gaat de zaak failliet p>
– 2014 en 2017: Goed Volk (Canvas) p>
– 2019: Wordt presentator van quizprogramma Twee tot de zesde macht (Eén) p>
– Won zes televisiesterren met Dagelijkse kost p>
– Publiceerde 15 kookboeken p>
De kerstinterviews van Knack 2019
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier