‘De basis van het herstelbeleid moet ook de aanpak van sociale ongelijkheden zijn’, schrijven Henk Van Hootegem en Christophe Blanckaert van het interfederaal Steunpunt tot bestrijding van armoede na de watersnood die ons land een maand geleden trof.
De verschrikkelijke overstromingen die zich half juli in ons land hebben voorgedaan, hebben er ons op een bijzonder dramatische manier bewust van gemaakt hoe kwetsbaar we zijn voor de gevolgen van de klimaatverandering. Maar er is nog een andere vaststelling: deze natuurramp brengt nog maar eens bestaande ongelijkheden scherper aan het licht. Deze realiteit werd benadrukt in het laatste tweejaarlijkse Verslag ‘Duurzaamheid en armoede’ dat het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting (www.armoedebestrijding.be) – een interfederale, onafhankelijke, publieke instelling die overleg organiseert met de verschillende actoren in de strijd tegen armoede en aanbevelingen doet aan de verschillende regeringen en parlementen – eind 2019 publiceerde.
Watersnood: steunmaatregelen zullen enkel hun doel bereiken, als we niemand aan de kant laten staan.
Mensen die in armoede leven, zijn vaak de eersten die de gevolgen van de klimaatverandering ondervinden zonder dat zij over de middelen beschikken om zichzelf te beschermen. Veel van de buurten en gebieden die door de overstromingen zijn getroffen, worden bewoond door mensen met een laag inkomen, vaak in woningen van slechte kwaliteit. Verviers bijvoorbeeld heeft verschillende buurten met een lage sociaaleconomische status in de vroegere industriële textielzone onderaan de Vesdervallei, terwijl de welgestelde buurten zich op de hogere gedeelten van de vallei bevinden. Daarnaast heeft de ramp ook heel wat mensen getroffen die permanent verblijven op campings, vaak in de buurt van beken en rivieren. Zij kwamen op die campings terecht in hun zoektocht naar betaalbare huisvesting. En na deze ramp worden ze opnieuw geconfronteerd met het structureel gebrek aan betaalbare, degelijke woningen. Naast de directe effecten van de overstromingen op het dagelijks leven van de getroffen personen – die geen huis meer hebben of gedwongen zijn te behelpen in een eigenlijk onbewoonbaar huis – mogen we het belangrijkste onderliggende probleem niet uit het oog verliezen, namelijk de moeilijkheid voor veel mensen in armoede om hun recht op degelijke huisvesting te realiseren. In het algemeen is de toegang tot steun, begeleiding, oplossingen voor de toekomst… voor deze mensen bijzonder moeilijk gedurende hun ganse levenstraject.
Tegelijk stellen we een enorme spontane solidariteit in de verschillende delen van het land vast. Elke dag blijven vrijwilligers naar de rampgebieden reizen om hulp aan te bieden. Maar meer dan drie weken na de ramp zijn de behoeften nog steeds immens. Op de sociale media volgen de getuigenissen elkaar op. Een oudere vrouw heeft hulp nodig om kelder en gelijkvloers leeg en schoon te maken. Een gezin is niet voldoende verzekerd en vraagt zich af hoe ze zich zullen redden. Grote problemen ook voor diegenen die hun woning hebben behouden maar geen warme maaltijd meer kunnen bereiden, geen toegang hebben tot warm water en hun huizen niet meer kunnen verwarmen om de muren te laten drogen. En ondertussen wordt iedereen – slachtoffers, vrijwilligers, maatschappelijk werkers… – moe. Wat zal er gebeuren als de grootste materiële schade is opgeruimd en hersteld en als iedereen terugkeert naar zijn dagelijks leven? De angst van de slachtoffers om in de steek te worden gelaten is zeer reëel en velen vragen zich af hoe de ramp op lange termijn zal worden aangepakt.
Deze vragen rijzen natuurlijk voor elk getroffen gezin. Maar voor de meest precaire slachtoffers zijn zij absoluut dringend en vragen ze om politieke beslissingen en acties op middellange termijn, die reeds lang van belang zijn in de strijd tegen armoede. Zo worden mensen in armoede vaak geconfronteerd met de problematiek van non-take-up, waarbij ze om uiteenlopende redenen geen beroep (kunnen) doen op ondersteuning, op rechten: gebrek aan voldoende toegankelijke informatie, complexe procedures, schrik voor stigmatisering en perverse effecten van hulpvragen… Door de overstromingen zullen de ondervonden moeilijkheden nog groter zijn. Veel slachtoffers zijn namelijk hun huis en daarbij belangrijke administratieve documenten kwijtgeraakt en hebben geen toegang meer tot internet. De door de verschillende regeringen aangekondigde steunmaatregelen – die uiteraard bijzonder welkom zijn – zullen hun doel alleen bereiken als we de getroffen gezinnen voldoende ondersteunen in de toegang tot deze steunmaatregelen en rechten, door middel van specifieke acties op het gebied van de toegankelijkheid van informatie, advies op maat, vereenvoudigde procedures, administratieve ondersteuning, proactieve acties op het terrein met huisbezoeken…
Het lijkt ons dan ook van essentieel belang om de organisaties die ter plaatse actief zijn te blijven steunen: de OCMW’s, de maatschappelijk werkers van diverse lokale organisaties, de verenigingen waar mensen in armoede samenkomen en andere plaatselijke actoren die vanaf de eerste uren bij de hulpverlening betrokken zijn. De bijstand aan de getroffen gemeenten kan versterkt worden via gecoördineerde inspanningen van de lokale, regionale en federale overheden, om kwetsbare gezinnen maximaal te ondersteunen in het administratieve kluwen van verzekeringen, aanvragen van documenten, premies of andere hulpmaatregelen…
Geen gebrek aan uitdagingen. Deze crisis komt nog bovenop de gezondheidscrisis waarmee we al anderhalf jaar te kampen hebben. In beide gevallen zien we de bestaande sociale ongelijkheden nog zo vele malen scherper zien worden, met een bijzonder grote impact in het leven van de getroffen bevolkingsgroepen. Bij de COVID-19-crisis gaat het om gezondheidseffecten, leven tijdens lockdownperiodes in krappe en slechte woonomstandigheden, een beperktere dienst- en hulpverlening, een nog heviger digitalisering in onderwijs en andere domeinen… Bij de overstromingen gaat over trauma’s bij het verlies van familie, vrienden, woning… Voor mensen met een uitkering kan het tijdelijk gaan inwonen bij vrienden of familie zelfs impact hebben door een verlaging van de uitkering en het wegvallen van bepaalde voordelen, indien het statuut van samenwonende wordt toegepast.
Basis voor het herstel- en klimaatbeleid moet dus de aanpak van de sociale ongelijkheden zijn, zoals ook nog eens naar voren kwam in het tweejaarlijkse Verslag ‘Duurzaamheid en armoede’ van het Steunpunt. De 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs) vormen internationaal een belangrijk kader, en de eerste doelstelling ervan is trouwens ‘No Poverty‘. De verschillende overheden hebben de kans om in bestaande of nieuwe plannen – denk aan de plannen rond armoedebestrijding op de verschillende bevoegdheidsniveaus, het federaal plan duurzame ontwikkeling, maar ook het nationaal plan voor herstel en veerkracht (in het kader van het Europese COVID-19-herstelbeleid) – te voorzien in structurele maatregelen om de bestaande sociale ongelijkheden aan te pakken. Zonder dergelijke structurele maatregelen – en niet in het minst op het vlak van inkomen en wonen – riskeren we dat deze zelfde kwetsbare groepen telkens weer de (ergste) gevolgen dragen van de klimaatverandering. In functie van interfederale samenwerking kunnen interministeriële conferenties rond duurzame ontwikkeling en rond armoedebestrijding samengeroepen worden, zoals ook de Interministerële Conferentie Volksgezondheid zijn nut heeft bewezen tijdens de COVID-19-crisis. ‘To leave no one behind’ (de leidraad achter de 17 SDGs) moet de richtlijn zijn voor een herstel- en klimaatbeleid dat in de periode na de overstromingen niemand aan de kant laat staan.
Henk Van Hootegem en Christophe Blanckaert zijn verbonden aan het interfederaal Steunpunt tot bestrijding van armoede.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier