Belgische medaillekandidaten: hoe Koen Naert naar zijn piek toegroeit
Koen Naert, die in 2018 in Berlijn Europees kampioen werd, bereidt zich momenteel volop voor op de Olympische Spelen. De marathonloper vertelt volgens welke methode hij traint om in Tokio zijn piek te halen.
Bijna waren de Olympische Spelen in Tokio voor Koen Naert een nachtmerrie geworden. Eind 2019 blesseerde hij zich aan de achillespees, waardoor hij allicht zijn kansen niet ten volle had kunnen verdedigen in de zomer van 2020. Het uitstel was een meevaller en dus bereidt hij zich nu rustig voor op wat voor hem hét hoogtepunt van 2021 moet worden. Normaal loopt hij twee marathons per jaar, maar ditmaal zet hij alles op één wedstrijd. Want de Olympische Spelen, dat is de Graal van de atletiek en het enige wat hem momenteel bezighoudt. Om nergens spijt van te hoeven hebben, probeert hij zijn vormpiek te bereiken met een stevige trainingsmethode.
Kilometers afmalen
Om gedurende meer dan twee uur een tempo van 20 kilometer per uur vol te houden, vaak onder een loden hitte en reagerend om tempowissels van tegenstanders, moet je hard trainen – dat is geen geheim. Koen Naert weet dat en kijkt dus ook op geen kilometer. Samen met zijn trainer Raymond Van Paemel, een gewezen specialist op de 5000 en de 10.000 meter, stelt hij een programma voor meerdere weken op en dat herhaalt hij keer op keer.
‘We hebben een cyclus van vier weken’, legt de marathonman uit. ‘De laatste zeven dagen daarvan zijn het meest intens, dan loop ik tussen de 160 en 170 kilometer. De weken ervoor loop ik 60 procent van die afstand in de eerste week, 80 procent in de tweede week en 90 procent in de derde week.’ Dat pittige schema moet zo vaak herhaald worden als het nodig is, tot er een wedstrijd aankomt.
Wanneer dat zo is, wordt het trainingsritme gedurende zeven weken aangepast. De eerste vier daarvan bestaan uit een hoogtestage en dan loopt hij wekelijks zo’n 220 tot 230 kilometer. De laatste drie weken, wanneer hij terug in België is, zijn voorbehouden aan trainingen met een hoge intensiteit om op de grote dag te kunnen pieken.
‘Maar ik loop niet altijd’, preciseert hij. ‘Lopen is erg belastend voor de spieren en de gewrichten, dus verkies ik af en toe ElliptiGo of fietsen. Dan is er geen contact met de grond en dus heeft het minder fysieke impact. Dat maakt het ook minder gevaarlijk.’ Zijn bedoeling is duidelijk: hij wil geen blessure riskeren, die vervolgens erger zou kunnen worden en zijn voorbereiding in het gedrang brengen.
Pieken
Van zodra die voorbereiding afgelopen is, moet Koen Naert hopen dat hij aan zijn vormpiek zit, wat vaak synoniem is met een goed resultaat in de wedstrijd. Maar dat is allesbehalve een exacte wetenschap, daarvoor moeten atleten perfect hun lichaam kennen en dus jaren ervaring opbouwen. ‘Hoe meer marathons je loopt, hoe beter dat gaat’, legt hij uit. ‘Sommigen hebben meer dan tien marathons nodig voor ze hun juiste trainingsstructuur vinden. Zelf had ik het geluk om die al vanaf mijn tweede wedstrijd te vinden. Dat programma behoud ik dus.’
Een marathonloper kan onmogelijk een heel jaar op de top van zijn kunnen presteren. Het is dus beter om op één of twee echt hoge vormpieken te mikken. Naert richt zich op twee grote pieken per jaar met enkele kleintjes daartussen. ‘Ik organiseer dat in functie van de wedstrijden die er aankomen’, zegt de Europees kampioen. ‘Maar in onze discipline zijn er niet zoveel grote kampioenschappen, dus probeer ik twee kleine vormpieken te hebben tijdens mijn voorbereiding. Dan loop ik een halve marathon en neem ik nadien wat rust.’
Dit jaar heeft hij slechts één piek op het oog: de Olympische Spelen. De rest heeft weinig belang. Door de pandemie worden er sowieso weinig wedstrijden georganiseerd. Met dat ene doel voor ogen kan Naert zijn trainingen goed indelen zodat hij kan pieken op de grote dag. Als Europees kampioen heeft hij trouwens een reputatie hoog te houden.
Instinct
De grote dag voor Naert, dat is 8 augustus. Hij zal dan goed getraind hebben en moet vervolgens zijn wedstrijd goed aanpakken, wat niet evident is bij een marathon. ‘Je kunt 1000 manieren voorbereiden om de wedstrijd te lopen en dan zal zich toch nog situatie nummer 1001 voordoen’, zegt hij. ‘Niemand kan voorspellen hoe een marathon zal verlopen. Twee uur is lang, er kunnen allerlei onverwachte dingen gebeuren.’ Het komt dus op instinct aan. Alle tempoversnellingen volgen? Of toch eerder wat krachten sparen, met het risico dat je daar de wedstrijd verliest? Het gevoel van het ogenblik speelt daar een grote rol. ‘Als je je goed voelt, heb je vaak goesting om de anderen wat uit te dagen, maar je moet ook voorzichtig zijn dat je niet te veel krachten verspilt. Tijdens de marathon van New York voelde ik me ongelooflijk goed tot kilometer 28, maar daarna was het over en uit’, herinnert hij zich nog. ‘Dat is erg onstabiel, dus moet je aandachtig zijn en durven te pokeren.’ Niemand heeft een glazen bol, elke meter kan de wedstrijd overhoop gehaald worden en de atleten moeten dat even goed in de gaten houden als een kannetje op het vuur. En dan maar hopen dat je je niet verbrandt.
Sommige lopers zijn ook onvoorspelbaar, zoals de Kenianen en de Japanners.’ Soms zijn ze euforisch in de eerste meters en gaan ze ervandoor, om nadien in te storten, terwijl ze op een andere keer net heel voorzichtig beginnen om niet met hun krachten te woekeren. ‘Je moet je eigen ritme zien aan te houden. Als je je goed voelt en goed voorbereid bent, dan kun je al sneller een risico nemen. Je moet je eigen mogelijkheden en beperkingen van het moment kennen en de wedstrijd in functie daarvan indelen.’
Met zijn ervaring en recente successen moet Koen Naert daar zeker in slagen. Hij mag zeker uitgaan van zijn eigen kracht om de gebruikelijke favorieten het vuur aan de schenen te leggen.
Door Samuel Gothot
‘Soms trainen we in verwarmde zalen’
In Tokio zou de hitte een rol kunnen spelen in de keuzes die gemaakt worden tijdens de marathon. ‘Dat gaan we goed voorbereiden’, zegt Koen Naert. ‘Het is geen geheim dat een marathon lopen in zulke omstandigheden erg zwaar is. In het laboratorium doen we testen om te zien hoe we daar helemaal klaar voor kunnen zijn. En soms trainen we in verwarmde zalen. Maar ik denk niet dat dat de aard van de wedstrijd zal veranderen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier