‘We zijn de kluts en de weg kwijt, en we verzuipen in morele en ethische kwesties’, schrijft Jean-Marie Dedecker. ‘Kritiek op of lachen met individuen wordt meteen uitvergroot tot een aanval op een hele minderhedengroep in het algemeen.’
Vandaag, 5 september, wordt de (Para)-Olympische vlam gedoofd in Tokio. Voor het eerst sedert de Olympische Spelen van Helsinki in 1952 had ons landje vorige maand een basketbalteam in de Olympische arena. Niet één, maar twee. In Tokio stonden zowel de Belgian Cats als de neofieten van de 3×3 Belgian Lions onder de ring. Ze klauwden wild om zich heen en behaalden beiden ook een eervolle vierde plaats, vlak naast het podium (in het vakjargon: een chocolademedaille).
Bij thuiskomst liepen the lords and the ladies of the ring allebei op een kater. Onze dames waren op hun lange tenen getrapt door schuttingtaal van VRT-sportjournalist Eddy Demarez, en de mannen van de bezigheidstherapie “pleintjesbasket” bleken gesjoemeld te hebben met hun ranking- of kwalificatie tornooien. Ze hadden de mazen gevonden in het computernet van de Internationale basketbalbond FIBA en via fictieve wedstrijden de deuren geopend naar de echte selectieproeven, die ze ook wonnen. Ethisch laakbaar, maar ze hebben niemand omgekocht en met hun zweet een verrassende ereplaats versierd. Sportief verdienstelijk voor een landje waar de grote basketclubs asielcentra zijn voor derde klassespelers uit de USA en de Balkan.
Zelf heb ik twee decennia terug nog de corruptie aangeklaagd van een judoka die zijn ranking had gekocht. Het was mosterd na de maaltijd. In de degradatiestrijd van het voetbal worden er telkenjare meer matchen verkocht dan gespeeld, en in het wielrennen worden er meer kermiskoersen verkocht dan betwist (soms ook op hoog niveau; Vraag het maar aan de Kazach Vinokourov in Luik-Bastenaken-Luik 2010, of op de Olympische Spelen in Londen 2012). En doping is de sjoemelsoftware van de topsport. Bij de Paralympics gaan de mindervaliden zelf op zoek naar concurrenten om in hun categorie voldoende atleten te vinden zodat ze een extra nummer op het olympisch programma kunnen afdwingen. Zo zijn er bij de 100 meter sprint in de atletiek niet minder dan 29 categorieën: 16 gouden medailles bij de mannen en 13 bij de vrouwen, van bladerunners tot wielemies. Laat die olympische chocolademedaille dan ook maar om de nek hangen van die drie basketters. Ze hebben er als leeuwen voor gevochten, en hoeveel spooktornooien hebben de andere landen georganiseerd onder het dichtgeknepen toeziend oog van de FIBA? Het smaakt naar chocoladesaus met broccoli.
De samenleving wordt stilaan een verzameling van minderheden die wedijveren om de status van grootste slachtoffer.
In de genderwereld is men echter vlugger op zijn pik getrapt en is de barmhartigheid kleiner. De tijden zijn veranderd en de tolerantielat is razendsnel verlaagd. Over de Gay Games uit 2018 kon een gerenommeerd sportjournalist ooit nog schrijven dat ‘lgbt voor Lange-grote-brede-tenen-gemeenschap staat’. In een ouder opiniestuk noemde die gerenommeerde sportkenner ondergetekende zelfs een “sprekende sluitspier”; niet om mijn geaard- of geaarsheid maar wegens mijn politieke overtuiging. Ik noem zijn naam niet, want het is ondertussen bijgelegd tussen ons, en het eelt op mijn ziel is nu dikker dan mijn buikspek. We hebben samen meer goede dan slechte dagen gekend, en zijn sportkennis staat op eenzame hoogte in een land waar sportjournalisten eerder supporters zijn dan sportkenners. Hij schreef in zijn bundel “Laster & Eerroof” dat het vrouwentennis meer van ‘een vetmesterij’ had dan van topsport als Marion Bartoli en Serena Williams op het veld stonden, en dat software tekort zou schieten voor het opschonen van hun vetrolletjes met Photoshop.
Het kan verkeren. Boomlange basketters hebben nu langere tenen en sommigen roepen, als slachtoffers van doorgeschoten en seksueel getinte toogpraat, zelfs om broodroof van Sporza-journalist Eddy Demarez. De man had per ongeluk zijn micro nog laten aanstaan toen hij met zijn journalistieke sidekick seksistische moppen over de lesbische geaardheid van onze basketdames de ether inblies. Valse verontwaardiging en profileringsdrang bij zijn collega’s, en de schandpaal van de sociale media werd stante pede opgetimmerd.
Dwaas en onbezonnen, maar de brandstapel hoeft voor mij niet. Voor elke aangebrande dijenkletser of vuilgebekt gewauwel dat in elke kleedkamer, op elke tribune en in elke kantine tot het vast vocabulaire behoort, riskeer je nu je C4. Van de platvloerse opmerkingen over vleesbergen als hamerslingeraars, kogelstoters, discuswerpers of dito gewichtheffers zouden onze basketters bloedrode oortjes krijgen. Voor olympisch duikkampioen Tom Daley, icoon van de homosporters, die in de tribune van het olympisch zwembad in Tokio een trui zat te breien, moet men nu ook applaudisseren. Ik hield het maar bij meewarig gniffelen. Wie ooit op een terrasje in de discipline “mensjeskijken” stiekem naar een roedel roddeltantes geluisterd heeft, weet dat mannen niet zelden even sarcastisch en platvloers uitgekleed worden als het zogenaamde zwakke geslacht. Humor, hoe aangebrand ook, is het ventiel waarlangs de spanning uit de maatschappij ontsnapt.
Stop toch die kaakslaghomofobie. Terwijl er in Marokko bijvoorbeeld nog drie jaar gevangenisstraf staat op homoseksualiteit en in Qatar de doodstraf, staat ons landje aan de wereldtop qua wetgeving en verdraagzaamheid voor de holebigemeenschap. Op de Rainbow Index van de EU staan we op de tweede plaats in de respectranking voor lgbti-rechten, vlak na Malta. Volgens het Britse databureau Reboot Digital PR Company is België zelfs het meest inclusieve Europese land voor lgbtq+-werkzoekenden en -werknemers. 54% heeft een voltijdse baan. Zowel qua inclusiviteit als qua openheid en gelijkheid op de werkplaats scoren we met 8,7 op 10 de eerste plaats voor Luxemburg, Denemarken en Zweden. Litouwen en Cyprus delen de rode lantaarn. Een team van VUB verzamelde in 2018 niet minder dan 943 advertenties om te kijken of verhuurders en makelaars discrimineerden op de huurmarkt tussen holebi’s en hetero’s. Tot hun verbazing zagen ze dat homokoppels iets vaker een uitnodiging kregen dan heterokoppels. Toch reageerde de homokoepel Cavaria vol ongeloof, en werden er wettelijke praktijktests geëist, met acteurs. Slachtofferschap loont immers. Vzw’s als Cavaria trekken langs lagere scholen om er de woke-genderideologie in te lepelen bij kinderen die nog in de overtuiging zijn dat wat tussen hun benen zit, enkel dient om te plassen.
We zijn de kluts en de weg kwijt, en we verzuipen in morele en ethische kwesties. Wie met een gore bak of schuttingstaal eventjes de fatsoengrens overschrijdt, kan zelfs geen excuses meer aanbieden. Hij wordt er al vlug van beschuldigd dat hij zijn verontschuldigingen niet aanbood omdat hij te ver ging, maar enkel en alleen omdat zijn uitspraken openbaar werden. Kritiek op of lachen met individuen wordt meteen uitvergroot tot een aanval op een hele minderhedengroep in het algemeen. Iedereen op de kast. Onze samenleving is stilaan een verzameling geworden van minderheden die wedijveren om de status van grootste slachtoffer. Zelfmedelijden als obsessie. Niet alleen mensenrechtenactivisten maar ook politieke roeptoeters overtreffen zich dan in verontwaardiging en staan klaar met een wettendiaree om het minderhedencomplex nog meer te voeden.
De rage van politieke deugpronkerij, valse verontwaardiging en schijnheiligheid leidt naar distinctiedrift, een pervers verlangen naar slachtofferschap. Mag het allemaal wat minder hijgerig en minder klagerig zijn. Geef Eddy zijn micro terug en laat hem als boetedoening alle wedstrijden van de Belgian Cats becommentariëren. Ik kijk er naar uit.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier