‘Wie is er bang voor de Limburgse “shtijl”?’

Voor de Universiteit Van Vlaanderen staat Stefania Marzo stil bij de Limburgse citétaal en de populariteit van straattalen.

Sinds de populaire sitcom ‘Safety First’, doen uitdrukkingen als vies belangrijk of shtijl nog nauwelijks wenkbrauwen fronsen bij Vlamingen. Dit zijn kenmerken van de Limburgse Citétaal die de laatste jaren een ongekende opgang heeft gemaakt. Ze begon als een linguïstische smeltkroes van Limburgse mijnwerkers, maar is nu een omgangstaal of straattaal van Limburgse jongeren geworden. Recent onderzoek toont zelfs aan dat de aanwezigheid van Citétaal in de media ervoor gezorgd heeft dat sommige kenmerken ook de niet-Limburgse huiskamers zijn binnengedrongen.

Wie is er bang voor de Limburgse ‘shtijl’?

Citétaal is geen unicum. Overal ter wereld gebruiken jongeren taalvormen dit soort straattalen. De Citétaal onderscheidt zich echter van de andere straattalen door de grote hype die errond ontstaan is in een specifieke stad, namelijk Genk. Ondanks haar oorsprong in verschillende Limburgse mijnstreken, werd de Citétaal uiteindelijk met de stad Genk vereenzelvigd. Een belangrijke voedingsbodem in dit proces was de Limburgse hiphopscene, met als centraal boegbeeld de Genkse rapper Don Luca, die de Genkse identiteit bezingt in wat ondertussen zijn typische citéstijl wordt genoemd.

Argusogen

In alle landen kijken de zogenaamde ‘bewakers van de standaardtaal’ met argusogen naar de verspreiding van deze straattalen, die negatieve effecten zouden hebben op de beheersing van de standaardtaal. Doordat ze ontstaan zijn onder sprekers met een migratie-achtergrond, heersen her en der ook negatieve stereotypes over deze taalprakijken: het probleem is volgens taalijveraars niet alleen dat jongeren niet meer in staat zijn de (nationale) standaardtaal te spreken, ze zouden die taal ook niet meer willen spreken. Dit soort generationele onmin mag dan al van alle tijden zijn, veel sociolinguïsten vinden ze onterecht. Wat de Genkse citétaal betreft, toont sociolinguïstisch onderzoek met name aan dat mensen uitdrukkingen als shtijl! niet gebruiken omdat ze slordig en lui zijn, maar omdat ze actief een zeer precieze betekenis en lading willen gebruiken: om iets “cools” uit de drukken. Sprekers variëren met andere woorden bewust tussen stijl en shtijl! volgens een strikt systeem van taalkundige en sociale regels.

Waarom zijn straattalen zo populair?

De sociolinguïstiek buigt zich al sinds de jaren ’60 over de vraag waarom taalgebruik soms “anders” beginnen te spreken: waarom taal varieert en verandert, en waarom specifieke vormen plots zo onstuitbaar door een gemeenschap heen gieren. Toegepast op het gebruik van Citétaal: waarom is citétaal plots zo populair geworden en waarom zouden sprekers buiten Limburg een vorm overnemen die ’typisch Genks’ is?

Aan een vermeende uitspraakluiheid van de Vlaming zal het zeker niet liggen, want de sj-klank maakt de uitspraak van een woord als sh-tijl of sh-chool alleen maar lastiger. Nieuwe taalvormen zoals de sj-klank circuleren vooral omdat mensen er een zeker prestige aan toeschrijven, al is dat ‘prestige’ geen intrinsiek kenmerk van een taalfenomeen. Anders uitgedrukt: mensen imiteren graag sprekers die ze succesvol vinden, en nemen daarom de typische kenmerken van hun idolen over. Dat kan hun haar- of kledingstijl zijn, maar vaak is dat ook taal. Soms zijn de geïmiteerde idolen sprekers die veel traditionele status hebben (omdat ze slim, opgeleid, professioneel, en rijk zijn), maar jonge Vlamingen die Citétaal kenmerken imiteren doen dat meestal van sprekers met een coole, opvallende persoonlijkheid. Door hun taal na te bootsen hopen de imiteerders meteen een stukje van die persoonlijkheid over te erven.

Genks prestige?

Hoewel de citétaal in Limburg een soort van Genkse identiteit oproept, zullen niet-Limburgers shtijl niet gebruiken om “Genks” te klinken. In Vlaanderen kregen citétaalkenmerken een boost door de succesreeks Safety First, waarin het personage Smos (Sjmos) een uitgesproken Genks accent heeft. Kenmerken die hij voornamelijk gebruikte waren de sj-klank (in plaats van de s), zoals in Sjmos, shtijl of het gebruik van vies in de betekenis van ‘heel’ in vies belangrijk. Recent kreeg de uitdrukking Wa make (een vertaling uit het Italiaans Che fai? , in de betekenis “hoe gaat het”?) bijval buiten Limburg door de gelijknamige titel van de show stand-up comedian Erhan Demirci. Vlamingen merken deze vormen op, associëren ze met moderniteit of met een cool karakter, en nemen ze over om zelf uitdagender uit de hoek te komen.

Ook op dat vlak is de Citétaal in Vlaanderen niet zo uitzonderlijk. Er zijn tal van voorbeelden in Europa waarbij niet-standaardvormen succes boeken omdat sprekers ze associëren met moderne en uitdagende persoonlijkheden. Zo toonde collega Stefan Grondelaers enkele jaren geleden al aan dat het Marokkaans-Nederlands accent net om die redenen bijval kreeg onder autochtone Nederlanders.

Alles wat je zegt ben je zelf

Er is ook een andere reden die verklaart waarom jongeren graag fenomenen als shtijl of wa make gebruiken. Spreken en schrijven doe je niet enkel om feitelijke informatie over te brengen, maar ook om iets te vertellen over wie je bent als persoon op het moment dat je spreekt of schrijft. Met je taalgebruik kan je bijvoorbeeld aangeven waar je vandaan komt en hoe je je wil profileren; met andere woorden: bij welke groep personen je wil horen. Denk opnieuw aan kleding: kleding beschermt tegen weerfenomenen, maar laat je ook toe je persoonlijkheid uit te drukken, alsook hoe je op een bepaald moment wil overkomen (eerder vlot en hip, of eerder klassiek?). Als dit soort profilering geen essentiële functie van kleding was zouden we allemaal hetzelfde dragen.

Dit profileren is net een van de meest typische kenmerken van het gedrag van jonge sprekers: sommige jongeren doen dat door uiterlijke kenmerken van anderen over te nemen (bv. kledingkeuze of kapsel), anderen doen dat door naar bepaalde muziek te luisteren, maar je kan je dus ook profileren met taal. Jonge sprekers zijn bijzonder gevoelig voor nieuwe taalrages, ze merken ze snel op, vinden ze cool en vervolgens verandert taal. Niks is aanstekelijker dan een taaldingetje dat ook nog eens cool is.

Take it easy

Sociolinguïsten van de recentste generaties zijn niet bang van taalvariatie – vaak tot ergernis van sommigen. Ik ben ook niet de eerste en enige die vraagt om met mildheid te kijken naar het taalgebruik van de medemens. Het observeren van taalvariatie helpt taalkundigen niet alleen om meer inzicht te krijgen in de manier waarop taal functioneert en verandert, maar taal is ook een ideale barometer van hoe de mens als sociaal wezen evolueert. Door variatie in taal krampachtig te bestrijden, ontkennen taalijveraars dat de samenleving om hen heen verandert; daarom willen moderne sociolinguïsten dat mensen variatie omarmen als een rijkdom waarmee onze taal de hedendaagse maatschappij reflecteert. Variatie is tenslotte een vorm van flexibiliteit, en laat dat nu net een van de zo geprezen 21e eeuwse vaardigheden zijn.

Dat variatie belangrijk is betekent uiteraard niet dat standaardtaal geen nut meer heeft. Er blijven echt sectoren en contexten waarin het veiliger is voor de formele taal te kiezen, en je niet als coole tiener of Genkenaar te profileren. Sociolinguïsten zijn het er ook over eens dat sprekers alleen zinvol kunnen variëren als hun taalrepertorium voldoende rijk en uitgebreid is, zodat ze bewust kunnen kiezen voor de meest passende taalvorm.

Of je Wa make? zegt in plaats van Hoe gaat het? als je een vriend begroet, is dan je eigen bewuste keuze en die zal de standaardtaal heus niet schaden.

Stefania Marzo is sociolinguïste aan de KU Leuven.

Partner Content