Psycholoog Scott Lilienfeld: ‘Wetenschappelijke onzin maakt slachtoffers’
De Amerikaanse professor psychologie Scott Lilienfeld kent onze denkfouten als geen ander. Met die kennis kijkt hij naar het gevaar van pseudowetenschappelijke mythes, de rol van universiteiten én Van Gils en gasten.
‘Vaak is er een groot verschil tussen wat mensen als waarheid beschouwen en wat wetenschappelijk is bewezen,’ zegt de Amerikaanse professor psychologie Scott Lilienfeld. ‘Zo zouden mensen met een geestesziekte vaak gewelddadig zijn, maar de wetenschap toont aan dat dat niet zo is.’ Als scepticus voert Lilienfeld vurig een kruistocht tegen dat soort mythes.
In 2009 schreef hij daarom mee aan het boek ’50 great myths of Popular Psychology’, dat ook een Nederlandse vertaling kreeg. Tien jaar later is dat boek actueler dan ooit. Vertrekkend van de (onbewuste) denkfouten die ons brein maakt, komt Lilienfeld namelijk al snel uit bij antivaxers en klimaatontkenners.
Kunnen mythes over psychologie gevaarlijk zijn?
Scott Lilienfeld: Zeker, het feit dat er een opstoot van mazelen is in de Verenigde Staten is deels te wijten aan ouders die denken dat vaccinaties kunnen leiden tot autisme. Wetenschappelijk is dat onzin, maar de antivaxbeweging maakt wel slachtoffers.
Een andere gevaarlijke mythe is dat ons geheugen werkt als een videocamera. Daardoor stellen we te veel vertrouwen in de accuraatheid ervan. In de justitie vertaalt zich dat in de grote waarde die rechters hechten aan ooggetuigenverslagen. Die kunnen natuurlijk nuttig zijn, maar ze zijn ook vaak bedrieglijk. Zo belanden onschuldige mensen soms in de gevangenis en lopen schuldigen nog vrij rond.
In de media krijgen klimaatontkenners ruimte en daardoor lijkt de wetenschappelijke consensus toch niet zo sterk.
Dat we graag geloven in de kracht van ons geheugen is niet verwonderlijk. Herinneringen maken dat we zijn wie we zijn. Dat belangrijk deel van onze identiteit trekken we liever niet in twijfel. Toch vertellen herinneringen meer over de verhalen en de narratieven die we onszelf vertellen, dan over een objectieve realiteit.
Een andere veel voorkomende denkfout is de confirmation bias: we hebben een voorkeur voor informatie die past bij wat we al geloven of weten. Wanneer heb je daar zelf last van?
Lilienfeld: Heb je een paar uren? (lacht) Ik betrap mezelf er bijvoorbeeld op dat ik constant nieuws consumeer dat aansluit bij mijn politieke denkbeelden. Je leest graag negatieve artikelen over een politicus waar je een hekel aan hebt. Bijvoorbeeld een president die je niet zou mogen (grinnikt)
Gelukkig heb ik een vriend die veel conservatiever is dan ik. Soms vertelt hij nieuwsfeiten die ik niet gehoord of gezien heb. Hoewel ik het nieuws de hele week intens heb gevolgd, zijn die mij ontgaan. Dat is wellicht deels omdat ik slachtoffer werd van mijn confirmation bias. Ik zocht niet naar verhalen die niet pasten in mijn visie. Zo’n vriendschap vol discussie is dus heel verrijkend.
Kan je ook discussiëren met mensen die bepaalde wetenschap naast zich neer leggen, zoals creationisten of klimaatontkenners?
Lilienfeld: Volgens mij is wetenschap onze beste hoop om dichtbij de waarheid te komen. In discussie gaan met mensen die daar niet in geloven is een uitdaging. Vaak is hun visie namelijk vergroeid met hun identiteit. Zo is creationisme vaak sterk verstrengeld met een religieus geloof.
Valse opvattingen op zich zijn niet gevaarlijk, maar zelfverzekerde valse opvattingen zijn dat wel.
Valse opvattingen op zich zijn niet gevaarlijk, maar zelfverzekerde valse opvattingen zijn dat wel. De reden dat 3.000 Amerikanen omkwamen op 9/11 is niet omdat negentien mensen Amerika haatten, veel mensen doen dat. Maar die daders waren honderd procent zeker dat Amerika vreselijk en kwaadaardig was.
Het beste wat je in dergelijke gevallen kan doen is een zaadje van twijfel planten in hun hoofd. Je kan hen meestal niet van gedacht doen veranderen, maar wel knagen aan hun zekerheid daarover: ‘Ik geloof het nog, maar ik kan mis zijn.’ Dat is een sterk wapen.
Bij uitstek een taak voor universiteiten, lijkt me.
Lilienfeld: Open intellectuele uitwisseling is inderdaad een cruciale academische opdracht. De campus zou een oase moeten zijn waar je nog vrij kunt spreken en kan debatteren over controversiële zaken. Ik zeg ‘zou’, want momenteel is dat niet meer het geval. Op veel universiteiten in de VS moet je opletten wat je zegt.
De student confronteren met wat hij of zij niet leuk vindt, is de essentie van een universiteit. Controversiële sprekers moet je niet weigeren om op een campus te komen spreken, maar net uitnodigen.
Ik ben daar libertair in, zolang je niet aanzet tot geweld kan het voor mij. Laat een Holocaust-ontkenner spreken en confronteer hem met lastige vragen. Uiteraard vind ik het ontkennen van de Shoah volstrekt weerzinwekkend, maar als psycholoog vind ik het ook interessant: hoe kan een rationeel persoon zoiets irrationeel geloven?
Als nieuwsconsument lezen we dagelijks over wetenschap, maar bij sommige titels zijn vragen te stellen. De nuance van een wetenschappelijke studie verdwijnt snel in de media. Kan je drie tips geven om hiervoor attent te zijn?
Lilienfeld: Ik zou mensen inderdaad aanmoedigen om niet alles te geloven wat je leest. Ten eerste, kijk de bron na. Komt de studie van een gerespecteerde wetenschapper? Ten tweede, vertrouw niet op een geïsoleerde bevinding. Ga dus na of een onderzoek al herhaald is door andere onafhankelijke wetenschappers.
De derde tip is technischer, maar eigenlijk de allerbelangrijkste. Helaas vermelden media zelden of het gaat om een observatiestudie of een experimentele studie. Bij een experimenteel onderzoek krijgen deelnemers willekeurig wel of niet een behandeling. Als zo’n studie goed gedaan is, kan je de oorzaak blootleggen.
De meeste studies die in de media komen, zijn echter waarnemend. Stel een studie beweert dat chocolade eten de kans op borstkanker vergroot. Uit een grote vragenlijst is naar boven gekomen dat mensen die veel chocolade eten vaker borstkanker hebben. Het kan zijn dat chocolade-eters rijker zijn, daardoor in steden wonen en dus dichter bij ziekenhuizen. Misschien is zo hun kans op diagnosestelling van borstkanker groter. Zo kunnen er honderden factoren meespelen. Over een oorzakelijk verband kan zo’n studie dus niets zeggen.
Het Vlaamse praatprogramma ‘Van Gils en gasten’ nodigde al een paar keer pseudowetenschappers uit. Wat is het effect daarvan?
Lilienfeld: Makers van tv-programma’s nodigen natuurlijk uit wie ze willen, maar op lange termijn is dat een recept voor misinformatie. Stel dat je een academicus en een homeopaat uitnodigt en je geeft hen evenveel spreektijd. Dan weet je als kijker niet wat te geloven. Terwijl voor elke wetenschappelijke studie pro homeopathie er letterlijk 10.000 tegen zijn.
Zo’n talkshow wekt dus de illusie van een gelijkopgaand wetenschappelijk debat over een stelling waarvoor haast geen wetenschappelijk bewijs is. Die pseudosymmetrie is op lange termijn nefast.
Het debat over de klimaatverandering is vandaag een sprekend voorbeeld. In de media krijgen klimaatontkenners ruimte en daardoor lijkt de wetenschappelijke consensus toch niet zo sterk. Mensen denken zo dat er een actiever wetenschappelijk debat heerst, dan er daadwerkelijk is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier