Ben Van Duppen
‘Om baanbrekend onderzoek te doen moeten wetenschappers ingaan tegen het rendementsdenken’
Dr. Ben Van Duppen (Universiteit Antwerpen) breekt een lans voor nieuwsgierigheid: ‘Wij moeten als wetenschappers durven tonen wat ons boeit. We moeten durven uitleggen hoe wetenschap een opeenvolging is van tegen de muur te lopen en geen idee te hebben waar je uiteindelijk zal uitkomen.’
In de herfst van 2003 deden twee wetenschappers in Manchester een eenvoudige, maar opmerkelijke ontdekking waarmee ze zeven jaar later de Nobelprijs zouden winnen. Ze ‘ontdekten’ dat potlood blijft plakken aan plakband. Niet zo speciaal als je het mij vraagt, maar in tegenstelling tot de miljarden mensen die ooit met een potlood geschreven hadden, we spreken over het jaar 2003, vroegen ze zich af wat de kleinste hoeveelheid potlood is dat je op plakband kan achterlaten en ontdekten zo ‘grafeen’, het dunste materiaal ter wereld.
Om baanbrekend onderzoek te doen moeten wetenschappers ingaan tegen het rendementsdenken.
In mijn praatje voor de Universiteit van Vlaanderen vertel ik de rest van het verhaal, waarom grafeen zo speciaal is en hoe het vandaag kan leiden tot technologische doorbraken in de luchtvaart, supersnel internet, en flexibele smartphones.
Hoewel er vandaag miljarden worden geïnvesteerd in de ontwikkeling van grafeen, werd de ontdekking van onze twee onderzoekers, Geim en Novoselov, in het begin niet aanvaard. De wetenschappelijke consensus was immers duidelijk: een materiaal van één atoom dik, zoals grafeen, kàn niet bestaan. Toch zetten ze hun experimenten door en kregen ze gelijk.
Ze moesten dit wel noodgedwongen doen na de kantooruren, want voor onderzoek naar een onmogelijk materiaal krijg je geen financiering. De enige reden waarom ze in die omstandigheden doorzetten, was hun wetenschappelijke nieuwsgierigheid en hun drang om de wereld te kunnen doorgronden. Enkel zo hebben ze onvoorstelbaar onderzoek kunnen voeren.
Onvoorstelbaar onderzoek
Hoe ontdek je nieuwe fenomenen waarvan niemand ooit gedacht had dat ze zouden kunnen bestaan, maar die de wetenschap en de mensheid echt radicaal vooruit kunnen helpen? Hoe voer je onvoorstelbaar onderzoek? Wel, in de eerste plaats door het niet te proberen voor te stellen. Door je nieuwsgierigheid te volgen en zo twijfelend en soms in de verkeerde richting te proberen de grenzen van de menselijke kennis af te tasten.
Technologische doorbraken worden steeds mogelijk gemaakt door onderzoekers die gewoon hun nieuwsgierigheid volgen om de wereld te kunnen doorgronden. Zo werkt GPS enkel dankzij de algemene relativiteitstheorie van Albert Einstein. Einstein ontwikkelde die om te begrijpen hoe het universum in elkaar zit, niet om je de snelste route naar het strand te geven.
Zo werken computerchips ook enkel omdat we begrijpen hoe de wereld op de allerkleinste schaal werkt. De grondslagen van die theorie, de kwantummechanica, werden samen gelegd door tientallen wetenschappers die onder andere probeerden uit te leggen waarom heel warme materialen beginnen te gloeien. Computers bestonden nog lang niet. Zo werkt wifi en draadloze communicatie enkel dankzij James Clerck Maxwell die zich in de negentiende eeuw afvroeg of elektrische en magnetische fenomenen dezelfde oorsprong zouden kunnen hebben, zonder enig idee te hebben waarvoor dit ooit gebruikt zou kunnen worden.
u003cemu003ePhysics is like sex: sure, it may give some practical results, but that’s not why we do it.u003c/emu003e
Richard Feynman
Radicale vooruitgang wordt altijd in gang gezet door onderzoek dat zich niet laat beperken tot wat er eventueel toepasbaar of mogelijk zou kunnen zijn. Is het wel nuttig? Wat gaat het opbrengen? Bestaat er wel een markt voor? Dit soort bekommernissen fnuiken steevast de mogelijkheid om aan echt vernieuwend onderzoek te kunnen doen. Want vaak is het raden naar wat er ooit uit zou kunnen volgen. Bovendien is dat absoluut niet de reden waarom wetenschappers met bepaalde zaken bezig zijn. Het enige wat telt is de wereld doorgronden. De Amerikaanse fysicus Richard Feynman vatte het zo samen: ‘Physics is like sex: sure, it may give some practical results, but that’s not why we do it.’
Proffen op het podium
De laatste tijd wordt er enorm ingezet op wetenschapscommunicatie. Initiatieven als de Vlaamse PhD Cup, ‘vraagvoordewetenschap.be’, Universiteit van Vlaanderen, Poepsimpel, Pint of Science of Amper Slim, het zijn allemaal manieren om wetenschap tot in de huiskamer te brengen. Een goede zaak als je het mij vraagt, er is nood in Vlaanderen aan onderzoekers die het maatschappelijk debat mee aanzwengelen en mensen doen discussiëren over alle vormen van wetenschap.
Maar al te vaak blijft die communicatie beperkt tot wat verkoopbaar zou zijn, wat een onmiddellijke relevantie zou hebben voor het publiek. Het liefst nog iets heel concreet dat duidelijk een grote impact gaat hebben op ons alledaagse leven en dit binnen het jaar. Het gevolg is dat enkel onderwerpen die aan dat keurslijf voldoen aandacht krijgen, of dat wetenschappers het niet hebben over wat hen echt drijft, maar over wat ze denken dat het publiek graag wil horen. Bovendien wordt er vaak afgeraden om het echt te hebben over de inhoud van het onderzoek want dat zouden mensen toch niet begrijpen.
Zo groeit er een verkeerd beeld van wat wetenschap is en wordt niet alleen de wetenschapper de kans ontzegd om het te hebben over wat echt telt, maar ontnemen we het publiek ook de kans om in die wetenschappelijke nieuwsgierigheid te delen en echt iets bij te leren.
Nieuwsgierigheid is niet iets dat enkel weggelegd is voor onderzoekers in een ivoren toren.
Want nieuwsgierigheid is niet iets dat enkel weggelegd is voor onderzoekers in een ivoren toren, maar drijft ons allemaal om de wereld te ontdekken. Als kind biedt elke dag je een nieuwe gelegenheid om je nieuwsgierigheid te kunnen botvieren, maar naarmate je opgroeit wordt dit verhinderd door allerlei praktische beslommeringen. Maar die nieuwsgierigheid is niets kinderlijk, het is de motor waarmee we nieuwe dingen ontdekken en nieuwe inzichten verwerven en met de hele mensheid vooruitgaan. Die nieuwsgierigheid zit in ons allemaal, we moeten ze alleen kunnen aanwakkeren.
Durven communiceren
Daarom moeten wij als wetenschappers durven tonen wat ons boeit. We moeten durven uitleggen hoe wetenschap een opeenvolging is van tegen de muur te lopen en geen idee te hebben waar je uiteindelijk zal uitkomen. We moeten luidop dromen van wat er mogelijk zou kunnen zijn, maar ook tijd nemen om uit te leggen wat we weten over de wereld en vooral wat we absoluut nog niet weten.
Dat alles kan je niet doen in een snappy facebookvideo van één minuut. Naast de geweldige flitsende concepten van communicatie die we vandaag hebben, is er meer ruimte en tijd nodig om dieper te kunnen graven naar de intrinsieke nieuwsgierigheid van het grote publiek. De colleges van de Universiteit van Vlaanderen zijn alvast een begin, maar laat het vooral veel meer en dieper zijn.
Dat is ook nodig voor de wetenschap zelf. Steeds vaker wordt er bij het aanvragen van onderzoeksprojecten verwacht dat je perfect weet waar je naartoe zal gaan, dat je weet hoeveel rendement je onderzoek zal halen en dit liefst op korte termijn.
Maar als wij als wetenschappers echt baanbrekend onderzoek willen blijven doen, moeten we ingaan tegen dit rendementsdenken en zelf het debat mee voeren. Dit moeten we doen door te communiceren over wat er echt telt en de kaders waarbinnen we moeten werken voortdurend in vraag te stellen. We moeten met andere woorden de wetenschappelijke praktijk ook in het maatschappelijk debat toepassen.
Hoe voer je onvoorstelbaar onderzoek? Wel, door het niet proberen voor te stellen en gewoon nieuwsgierig te zijn. Onvoorstelbaar wetenschapsbeleid en -communicatie moet daarom ook daarover gaan. Of om het met de woorden van Stephen Hawking te zeggen: ‘Be curious’, wees nieuwsgierig, en dan is niets onmogelijk.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier