Wetenschapsfilosoof Maarten Boudry staat stil bij de valkuilen van de ‘zelfweerleggende voorspelling’, het minder bekende broertje van de self-fulfilling prophecy. ‘Deze denkfout zie je ook in de discussie over de economische kosten van de lockdown.’
Elke onheilsprofeet, tenzij hij toevallig ook psychopaat is, hoopt dat zijn voorspellingen niet zullen uitkomen. Dat geldt ook voor de epidemiologen en virologen die al geruime tijd waarschuwen dat het nieuwe coronavirus een uitzonderlijk groot gevaar betekent voor de wereldgezondheid. Zij stonden tegenover een groep sceptici die vonden dat het allemaal wel meeviel: de paniek was schadelijker dan het virus, het sterftecijfer van COVID-19 werd sterk overschat, en de gewone griep velt ook elk jaar tienduizenden slachtoffers. Dus waarom al die heisa?
Dit is de paradox: hoe beter we erin slagen om deze pandemie te bedwingen, hoe minder we eruit zullen leren.
De laatste dagen winnen de pessimisten in Europa het pleit. Dat is, wrang genoeg, te danken aan de voorsprong van Italië. De grimmige voorspellingen waren niet langer abstracte argumenten over exponentiële curves, mortaliteitsgraad en capaciteitsfactoren. Het werden verschrikkelijke beelden en verhalen, van colonnes lijkwagens, van huilende dokters en verplegers, van oorlogstriage op basis van leeftijd en fysieke conditie, van mensen die helemaal alleen sterven, zonder afscheid te kunnen nemen. Italië was als een soort glazen bol waarin we onze eigen toekomst binnen x dagen konden zien, conform de wiskunde van exponentiële groei.
Elke moreel bewuste doemprofeet hoopt niet enkel vurig dat hij ongelijk krijgt, hij zal ook alles in het werk stellen om dat voor mekaar te krijgen. Als dat lukt, spreken we van een ‘zelfweerleggende voorspelling’, het minder bekende broertje van de self-fulfilling prophecy. Het grote nadeel aan voorspellingen die zichzelf ontkrachten is dat er achteraf mensen zullen opstaan die verkondigen dat het allemaal wel meeviel. Dus zie je wel dat al die paniek onnodig was? Die denkfout zie je nu al opduiken.
Neem het schokkende rapport van het Britse Imperial College COVID-19 Response Team, gepubliceerd op 16 maart, en geschreven door het kruim van de Britse epidemiologen. Dat rapport modelleerde verschillende maatregelen tegen het coronavirus, waarbij een grof onderscheid werd gemaakt tussen ‘mitigatie’ (mild, afwachtend, passief) en ‘onderdrukking’ (actief, inperkend, drastisch). De modellen van het Imperial College lieten zien dat, als we onze minuscule vijand zomaar zijn gang laten gaan, de capaciteit van ziekenhuizen 30 keer overschreden wordt en een half miljoen mensen sterven in het Verenigd Koninkrijk alleen al. Met een optimale combinatie van mitigatie-maatregelen (zoals Nederland ook eerst verkoos) wordt de ziekenhuiscapaciteit in het beste geval nog steeds meer dan acht keer overschreden en sterven er 250.000 Britten (in de V.S. meer dan een miljoen). En dat is nog niet eens rekening houdend met de indirecte sterfte aan andere aandoeningen door de ineenstorting van het gezondheidssysteem.
Wetenschappers zijn van nature voorzichtig en behoudsgezind, zeker als ze een consensustekst moeten schrijven. Dat ze zo keihard aan de alarmbel trokken, was ongezien. En het werkte. De onzalige Britse mitigatiestrategie, die gokte op ‘kudde-immuniteit’, werd binnen enkele dagen ten grave gedragen, en de regering van Boris Johnson neigt nu naar hetzelfde pakket van drastische maatregelen als in de rest van Europa (net zoals Nederland). De beruchte uitspraak van Johnsons mede-Brexiteer Michael Gove, dat mensen ‘genoeg hebben van experts’, werd gelukkig niet bewaarheid. Met andere woorden: door honderdduizenden doden te voorspellen, zorgde het Imperial College ervoor dat er maatregelen werden genomen die de vervulling van hun voorspelling zullen verijdelen. Natuurlijk kan het Imperial College zich vergissen over bepaalde veronderstellingen. Maar als je huidige koers van ‘onderdrukking’ bekritiseert, moet je niet kijken naar de actuele doden, maar naar het aantal mensen dat zou gestorven zijn zonder die drastische maatregelen.
En dat is wat velen over het hoofd zien. In de Volkskrant bijvoorbeeld verwezen hoogleraar veiligheid Ira Helsloot en journalist Peter Olsthoorn naar de 2.800 mensen die vorige week in Nederland niét aan corona stierven, kwestie van hun 200 coronadoden in perspectief te zetten. Zelfs in Italië, schrijven ze, gaan er jaarlijks meer mensen dood aan gewone griep. Volgens hen zijn we vandaag met z’n allen bevangen door een ‘coronahype’, een panieksfeertje dat leidt tot remedies die erger zijn dan de kwaal. Maar als je de Italiaanse griepdoden erbij wil halen, moet je die niet vergelijken met de actuele coronasterfte, maar met het aantal slachtoffers dat het coronavirus had geveld zonder de drastische lockdown (waarvan we de effecten nu pas beginnen zien). Bovendien is het coronavirus nog lang niet uitgeraasd, zelfs niet in Italië. In een exponentiële wereld zeggen absolute aantallen dan ook helemaal niets. Als een kleine sneeuwbal naar beneden rolt en langzaam een lawine vormt, kan je halverwege de afdaling ook zeggen: ‘Nou, zo groot is die bal toch niet hoor.’ Seizoensgriep is geen lawine, maar het coronavirus wel, door de totale afwezigheid van achtergrondimmuniteit bij de bevolking.
Dezelfde denkfout zie je in de discussie over de economische kosten van de lockdown. Natuurlijk klopt het, zoals veel economen opmerken, dat een recessie ook levensjaren zal kosten. Maar opnieuw, de lockdown zal een veel erger gezondheidsdrama vermijden. Daarom moet je de economisch schade van een lockdown vergelijken met de schade die we hadden gekregen zónder lockdown. Want vergis je niet: ook aan de mildere mitigatie-scenario’s, waarin je gewoon massa-evenementen verbiedt en elleboogstoten aanmoedigt, kleeft een groot economische kostenplaatje. Eenmaal je gezondheidssysteem het begeeft en tienduizenden mensen sterven, krijg je sowieso een economische recessie, maar dan met wat uitstel.
Nog één voorbeeld. In verschillende sussende opinies en essays werd de afgelopen weken verwezen naar de relatief lage mortaliteit van het coronavirus in Zuid-Korea en Singapore, en op het cruiseschip Diamond Princess. Bewijst dat niet dat we veel te paniekerig reageerden? Nee, want dat argument vergeet dat de Zuid-Koreanen het coronagevaar bijzonder ernstig namen (na hun ervaringen met SARS en MERS). Dat ze hun sterftecijfer zo laag konden houden, kwam omdat ze snelle en doortastende maatregelen namen die de uitbraak in de kiem smoorden, en die de druk op ziekenhuizen draagbaar hielden (maatregelen waarvoor het hier helaas te laat is). Een zelfweerleggende voorspelling dus. De mortaliteit van een virus is geen biologische constante, maar sterk afhankelijk van de omstandigheden. Als alle beademingstoestellen in gebruik zijn, dan sterft elke volgende patiënt die zich aandient, en die we anders hadden kunnen redden.
Een gebrekkig begrip van zelfweerleggende voorspellingen is zorgelijk, want we weten dat dit zeker niet de laatste pandemie wordt die de mensheid zal treffen. Onze huidige vijand heeft een combinatie van gevaarlijke eigenschappen – hoge besmettelijkheid, lange incubatietijd, asymptomatische verspreiding, relatief hoge mortaliteit – maar het is zeker niet de ergst denkbare ziektekiem. Het ebolavirus is veel dodelijker dan het coronavirus, maar het heeft een minder lange incubatietijd, en het virus velt zijn slachtoffers te snel om zich goed te kunnen verspreiden.
Als de genetische loterij de volgende keer anders uitdraait, dan is een dodelijker en gevaarlijker virus dan SARS-CoV-2 perfect denkbaar. Dan zal deze pandemie een oefenronde geweest zijn voor de echte klepper. De paradox is dat, hoe beter we erin slagen om deze pandemie te bedwingen, hoe minder we eruit zullen leren. Want je kan er vergif op innemen: eenmaal deze crisis achter de rug is en we hebben het ergste vermeden, zullen er ontkenners opstaan om precies deze denkfout te maken. Ze zijn nu al bezig.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier