Zijn er grenzen aan de stille kracht van China?
Peking wil de wereld niet veroveren, maar ze verleiden en meteen zichzelf uit het isolement trekken. Sus van Elzen tracht de Chinese soft power te meten.
Er is een trend, bij Chinese vrouwen van een zekere leeftijd, om hun haar niet langer pikzwart te blijven verven zoals dat van de leden van het Politiek Bureau, maar om het stilaan grijs te laten worden. Dit in grootsteden als Peking en Shanghai uiteraard, overal elders zijn vrouwen op een gegeven moment ineens helemaal grijs. Dan zijn ze meteen oud ook. China is aan het veranderen, je merkt het aan alles. Kijk maar uit naar het moment dat leden van de regering een begin van grijs haar vertonen, het zal een breekpunt zijn.
Namaakeieren en -boeken
Op straat in de grote stad, en in de winkel- en koopjespaleizen, stoot een beetje waarnemer op namaak, valse parels en klatergoud. Dure namaak en goedkope. Een paar jaar geleden deed in Peking het gerucht de ronde dat veel eieren ‘vals’ waren: namaak. Als alle namaak ineens verdween zouden de meeste Chinezen plots halfnaakt rondlopen. Dure winkels hebben beneden in het souterrain een afdeling met namaakproducten. Maar de partijtop heeft besloten dat dit niet erg goed is voor de Chinese reputatie. In een respons is wetgeving en zelfs een campagne opgezet om namaak, de verkoop en het bezit ervan te verbieden en strafbaar te maken. Nagemaakte zwarte haardossen volgen wellicht later.
Van Peking was men immers eerder gewend dat het met de vuist op tafel sloeg en naar de stok zou grijpen. Dat moest dus veranderen.
Ook de nieuwe prachtbibliotheek, de Binhai in Tianjin ontsnapt niet aan de namaak. Ontworpen door het Nederlandse architectenbureau MVRDV, zou die 200.000 boeken herbergen en in de toekomst 1,2 miljoen, maar wat je ziet is een atrium/leeszaal met monumentale trappen en boekenplanken tot bijna in de hemel vol boekenruggen. Alleen zijn die boeken niet echt, de ruggen zijn druksel op de aluminium achterwand. Wil iemand een boek, moet die elders zijn. In een van de kamers waar de echte boeken bewaard worden, en die wel op slot moeten zijn, met een bewaker/censor voor de deur.
Soft en Hard Power
In 2007, na het zeventiende Partijcongres, sprak de toenmalige president Hu Jintao voor het eerst van ‘een vreedzame opgang’ van de Chinese Volksrepubliek, en de bloei van de Chinese cultuur. Hij sprak de wens uit dat China op industrieel en technologisch gebied de fase van namaak en imiteren van Westerse producten achter zich zou laten, en zelf creatief worden, zelf uitvinden en ontwerpen. Die wens, met eraan gekoppeld de ontwikkeling van China tot een ‘redelijk welvarend land’, moest onder meer gerealiseerd worden door de ontwikkeling en toepassing van Chinese soft power.
Soft power was toen een term van de Amerikaanse professor Joseph Nye, en betekende door charme en vriendelijke diplomatie, cultuur en aantrekkelijke voorbeelden de tegenstander naar je eigen stellingen te overhalen, in plaats van met dreigementen en geweld. In de parabel van de stok en het worteltje wil China dus het worteltje gebruiken, en niet de stok hanteren. Aanvankelijk deed het gebruik vansoft power door de Chinese topleiding deed een beetje vreemd aan: van Peking was men immers eerder gewend dat het met de vuist op tafel sloeg en naar de stok zou grijpen. Dat moest dus veranderen.
Tien jaar later is China een heel eind opgeschoten. Met zijn hard power, waaronder het talrijkste leger, jaagt het velen in het Westen de stuipen op het lijf. Misschien wel ten onrechte: het Chinese leger heeft wel enorm veel manschappen, maar slechts twee vliegdekschepen, waarvan één tweedehands gekocht van Rusland. Maar hoe dan ook, hoe zit het intussen met die soft power?
Volgens een artikel van onder meer Jamil Anderlini in de Financial Times begin november heeft de ‘zachte kracht’ vlakbij Tiananmen gebouwen ter beschikking gekregen met 200 meter gevelbreedte. Groot, maar de bureaucraten erin hebben dan ook een pak werk. Want de Chinese Soft Power kan dan wel over Chinese cultuur gaan, die over de wereld verspreid wordt in 500 Confucius-instituten waar taal- en cultuur-cursussen gegeven worden (onder meer aan de VUB) en via uitwisselingen van wetenschappers en studenten, het gaat ook over de verleidingen en zachte overreding van de Chinese economie. Want wat is massaal veel geld (en dat heeft China), anders dan ‘zachte kracht’?
One Belt One Road
Dus heeft het ‘Werkingsdepartement van het Eenheidsfront’ van de Chinese Communistische Partij (CCP) een afdeling OBOR, dat is het programma One Road One Belt, dat hoog in de Chinese prioriteitenlijst prijkt. OBOR is de nieuwe, hedendaagse invulling van de oude Zijderoute, maar die nu ook over zee gaat.
Enerzijds betekent het de ontsluiting voor China van Centraal Azië, met aanleg van wegen, spoorlijnen, pijpleidingen, economische en handelsakkoorden en wat dies meer zij, met de republieken van de voormalige Sovjetunie (en de stilzwijgende steun van Rusland, waarmee de betrekkingen de laatste tijd zeer goed zijn). Dat is de Road. Spoorverbindingen lopen nu al vanuit China naar het Midden-Oosten en Europese steden als Istanbul, Moskou en Rotterdam.
Bij diplomaten hoor je steeds vaker dat de Chinese overheid arrogantie begint te ontwikkelen
Anderzijds is er de maritieme route, de Belt, vanuit de Chinese havens langs de Indische Oceaan naar Afrika en de Middellandse Zee: Nairobi, Athene, Venetië. OBOR, als het gerealiseerd zou worden (en waarom niet?) betekent de definitieve ontsluiting van het Middelste Rijk dat zoveel eeuwen in zijn natuurlijke rechthoek van zeeën en woestijnen ingesloten zat.
Naast OBOR zijn er méér programma’s in het Eenheidsfront. Zo wil de Chinese overheid de banden met haar landgenoten overzee, zoals in Taiwan en Singapore, maar ook met de Chinezen in Europa en de VS, strak aanhouden. Er is de controle over godsdiensten die, zoals Xi Jinping het onlangs nog eens benadrukte, gedoogd worden. Die vindt de partijleider goed voor het Chinese volk, maar wel op voorwaarde dat zij verchineesd worden. Het betekent dat de CCP de baas is en niemand anders, of het nu de paus of de Dalai Lama is. Er zijn de hulpprogramma’s in Afrika en Latijns Amerika. Vooral is er, want een boel van dit alles is niet meer echt nodig, de Chinese voorsprong op het Westen in gebieden als artificiële intelligentie …
Chinese arrogantie?
Met zoveel interventiemiddelen en macht zou het Chinese Eenheidsfront genoeg soft power moeten hebben om, tegenover afkalvende Europese en Amerikaanse macht, enige hoogmoed en zelfs arrogantie te mogen ontwikkelen. Dat hoor je dan ook steeds meer bij diplomaten en anderen die met Peking handelen. Peking, op weg om de grootste wereldmacht te worden, wil zijn wil al eens opleggen, soms met een minder zachte methode.
Supermachten doen het nu eenmaal op die manier — de vraag is alleen: is de Volksrepubliek al een supermacht? Daar kan discussie over bestaan. Een teken is de manier waarop het bezoek van VS-president Trump aan China ingeschat wordt: volgens Chinese kranten is het één geweldig succes geworden, met een bottom line van 250 miljard dollar aan gesloten contracten. Volgens discretere Amerikaanse bronnen gaat het rechtstreeks naar een open conflict tussen China en de VS.
De Amerikaanse professor Immanuel Wallerstein somt in een blog een aantal redenen op waarom China de VS als supermacht niét zal vervangen. Ten eerste meen Wallerstein dat dergelijke structurele machten niet zomaar vervangbaar zijn. Ten tweede, schrijft hij, is de economische voorsprong van China ook aan het verzwakken, terwijl politiek verzet tegen Chinese pogingen om buurlanden te controleren groeit. Ten derde kan China niet rekenen op een grotere interne markt die de tanende exportmarkt zou vervangen, omdat de topleiding geen radicale uitbreiding van de middenklasse wil, omdat die een politieke (tegen-)kracht zou kunnen worden. Uiteindelijk, zegt Wallerstein, is de economische rol van China op wereldvlak weliswaar zeer groot, maar niet zo groot als Peking wel zou willen, en zulke arrogantie eventueel zou legitimeren.
Ook in het Eenheidsfront worden inschattingsfouten gemaakt. In augustus ontstond een rel rond de eerbiedwaardige Cambridge University Press (CUP), die het tijdschrift China Quarterly uitgeeft: onder druk uit China had de CUP bepaalde China-kritische artikels uit de online-versie van China Quarterly voor gebruik in China gehaald. Schandaal in de academische wereld en in de internationale pers deed de eerbiedwaardige CUP van gedachte veranderen, en de artikels werden terug geplaatst. Er is immers geen monopolie op stille kracht.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier