Rudi Rotthier vanuit de VS

Racistisch geweld Charleston: ‘Dader wordt geen terrorist genoemd. Dat is de kracht van wit zijn in Amerika’

De moord op negen zwarte kerkgangers in de Amerikaanse stad Charleston had de bedoeling “een rassenoorlog” te ontketenen. De dader koos een van de oudste zwarte kerken uit, gelegen in een straat die nog altijd de naam draagt van de grote verdediger van de slavernij, John C. Calhoun. Het land wordt weer even geconfronteerd met een onverwerkt verleden.

Elke zaterdag brengt Rudi Rotthier, onze correspondent in Canada en de VS, u met een boeiend achtergrondverhaal een unieke inkijk in de stad of streek waar hij op dat moment resideert.

Dylann Storm Roof kocht in april volkomen legaal een semiautomatisch pistool kaliber .45, misschien met geld dat hij van zijn ouders cadeau had gekregen voor zijn 21ste verjaardag. Hij woonde in een woestenij, bij Eastover, en niet al te ver van Columbia, de hoofdstad van de staat South Carolina waar nog altijd de confederale vlag in de buurt van het staatshuis wappert. Hij sliep soms in zijn auto. Hij oefende zijn schietkunsten. In mei wijzigde hij zijn Facebookfoto. Op de nieuwe foto droeg hij de vlaggen van het apartheidsregime uit Zuid-Afrika en van racistisch Rhodesië, uit de tijd voor het land Zimbabwe werd.

In conservatief South Carolina is men wel wat gewend qua racisme, maar een jeugdvriend, Joseph Meek, 20, stelde volgens een gesprek met The New York Times vast dat Roof de voorbije maanden een ander niveau bereikt had. Hij spuwde alleen nog maar gal. Over hoe zwarten de wereld overnemen. Over hoe de rassen gescheiden moeten worden, over hoe witten bij witten moeten leven. “Iemand moet iets doen voor het witte ras”, had hij enkele weken geleden gezegd toen ze allebei een glas te veel ophadden.

Dylann Roof, op een recente Facebookfoto
Dylann Roof, op een recente Facebookfoto© AFP

En het leek concreter te worden. Hij praatte erover “een heleboel mensen pijn te doen”. “Ik kon zien dat er iets in hem woelde”, aldus Meek, “er was iets dan hem niet losliet. Hij zei dat hij plannen maakte om iets geks te doen”.

Meek, die naar eigen zeggen maar moeilijk kon inschatten hoe serieus het met Roof gesteld was, maakte zich voldoende zorgen om het wapen stiekem mee naar huis te nemen. Maar zijn verloofde wilde niet dat het pistool in hun huis bleef – Meek was onder voorwaarden vrij uit de gevangenis, en zijn vriendin vreesde dat de politie het wapen als een inbreuk zou beschouwen. En dus hadden ze het latere moordwapen teruggegeven aan Roof.

‘Ik vel geen oordeel’

Een andere vriend, Dalton Tyler, zei in de Times dat hij evenmin wist hoe ernstig hij de racistische taal moest nemen. Op een dag waren ze langs een zwarte vrouw gereden en Roof, die doorgaans timide was, had haar in racistische termen uitgescholden. De tirade eindigde met: “Ik zal in je reet schieten”. Tyler: “Ik zei: ‘Je bent een idioot’. Hij was een racist, maar ik vel geen oordeel over mensen”.

Woensdag reed Roof, met zijn pistool, naar Charleston. Hij wist klaarblijkelijk dat er in de beroemdste zwarte kerk van de stad, de Emanuel African Methodist Episcopal Church, elke woensdag om 20 uur een bijbelsessie wordt gehouden. De Emanuelkerk is een van de oudste zwarte kerken in het land. De kerk speelde een cruciale rol in de strijd tegen de slavernij.

Roof stapte de kerk binnen, en werd hartelijk welkom geheten. Gedurende een uur volgde hij het gebeuren.

Afkickpillen

Dylann Roof was grotendeels onopmerkelijk opgegroeid. Medestudenten verklaren dat je hem makkelijk over het hoofd kon zien. Sommigen zeggen dat ze zich hem niet kunnen herinneren. Hij maakte zijn middelbaar niet af, gebruikte, volgens klasgenoot John Mullins in The Daily Beast, geregeld iets zwaardere drugs – pillen, “zwaarder dan marihuana”. Hij vertoonde “een soort zuidelijke trots, kun je zeggen. Met sterk conservatieve ideeën”. Hij maakte als scholier al racistische grappen, “maar die neem je niet serieus”, aldus Mullins. “Je denkt er zo niet over na”. Maar nu, in het licht van het bloedbad, “waren de dingen die hij zei niet echt grappig”.

Op zijn 16de, terwijl hij een jaar overdeed, kapte Roof met de school.

De Emanuel African Methodist Episcopal Church in Charleston
De Emanuel African Methodist Episcopal Church in Charleston© REUTERS

Sindsdien lummelde hij wat aan, vaak in zijn eentje.

De voorbije maanden was hij twee keer met de politie in aanraking gekomen. Eerst in februari omdat hij op onrustbarende wijze in een winkelcentrum rondhing. Hij was door zijn ouders aangemaand om eindelijk een baan te zoeken, maar in plaats van te solliciteren stelde hij allerlei vragen die eerder in de richting van een overval wezen. Wanneer sluiten jullie? Hoeveel personeelsleden zijn er op welk moment aanwezig, en wanneer is de bezetting het kleinst? De politie had hem aan het winkelcentrum ondervraagd, had pillen bij hem aangetroffen waarvoor hij geen voorschrift had – pillen die gebruikt worden bij het afkicken, maar die ook een roeseffect geven. Er werd hem een toegangsverbod voor het winkelcentrum opgelegd. Later, in april, werd hij beboet omdat hij toch was teruggekeerd naar de mall.

‘Ik zal jullie iets geven om over te bidden’

Nadat hij gedurende een uur had geluisterd en gekeken naar de bijbelstudie, stond Roof op en begon hij te schieten. Hij had eraan getwijfeld of hij wel zou doorzetten, zei hij volgens The Washington Post tijdens een eerste verhoor, omdat de kerkgangers “zo aardig waren tegen mij. Maar ik moest mijn missie voltooien”. Die missie was, zei hij in datzelfde verhoor, een oorlog tussen de rassen te ontketenen.

Hij herlaadde enkele keren. Hij doodde 8 mensen ter plekke. Een negende overleed later aan de verwondingen. Er stierven 3 mannen en 6 vrouwen. Een van de doden was de predikant, een plaatselijke beroemdheid, die ook verkozen was in het parlement van de staat South Carolina, Clementa C. Pinckney.

Predikant en staatssenator Clementa Pinckney
Predikant en staatssenator Clementa Pinckney© REUTERS

Pinckney, die 41 is geworden, werd een grote politieke toekomst voorspeld. Hij was ook een soort wonderkind, had als 13-jarige voor het eerst in de kerk gepreekt. Eerder dit jaar had hij het voortouw genomen na de dood van Walter Scott, een ongewapende zwarte man, die op zo’n 10 kilometer van de kerk, in North Charleston, herhaaldelijk in de rug was geschoten door een witte politieman – Pinckney had in de staats-senaat lichaamscamera’s voor politiemensen geëist.

Bij de slachtoffers was ook de coach van een atletiekteam en een dichter, die tijdens de schietpartij vergeefs had geprobeerd zijn tante te redden. De schutter doodde eerst hem en vervolgens haar. Zijn moeder overleefde wel.

Sharonda Coleman-Singleton, de 45-jarige atletiekcoach, op een Facebookfoto
Sharonda Coleman-Singleton, de 45-jarige atletiekcoach, op een Facebookfoto© /

Roof verklaarde, volgens onbevestigde berichten, dat hij anderen liet leven zodat ze het konden navertellen. De nicht van Pinckney was zelf niet aanwezig maar ze hoorde van een overlevende wat Roof had gezegd: “Ik moet dit doen. Jullie verkrachten onze vrouwen en nemen het land over.” Volgens bronnen binnen het gerecht had hij ook enkele keren geroepen: “Jullie nemen het land over. Willen jullie iets om over te bidden? Ik zal jullie iets geven om over te bidden”.

Slavenhandel

Charleston is een vreemde stad. Burgerlijk, in zijn centrum rijk, heet, met te veel dure winkels voor te weinig inwoners, en met toeristen die geduldig wachten op gratis trolleys. Sinds de toeristische sector ook op het slavenverleden mikt, en plantage-bezoeken organiseert, swingt het toerisme de pan uit – de stad trekt nu jaarlijks 4 miljoen bezoekers. De ontwikkeling is zo succesrijk dat het armer, vaak zwart, deel van de bevolking uit de stad geduwd wordt – dat armer deel moet elders op zoek naar betaalbaar onderkomen sinds de huur- en huisprijzen in Charleston sprongsgewijs zijn gestegen.

Charleston was de plaats waar in 1861 het eerste schot in de Amerikaanse burgeroorlog werd gelost. En dat was niet toevallig. De oorlog ging (hoewel dat intussen betwist wordt) voor een groot deel over slavernij, en Charleston was het centrum van slaveninvoer, slavenhandel en van katoenplantages. Ruim 800 slavenschepen meerden er met hun vracht aan. 40 tot 60 procent van alle importslaven in het land kwamen via Charleston binnen. Een voormalige slavenmarkt is nu een slavernijmuseum geworden. Dat museum biedt een opgeboende versie van de werkelijkheid. De slavenhandel wordt er enigszins welwillend en bijna technisch voorgesteld. Je leert er dat slaven make-up kregen, dat ze met olie ingesmeerd werden en dat hun haar soms geverfd werd om de slaaf jonger en gespierder te doen lijken, zodat de prijs zou stijgen. Je kunt er vernemen dat zwarten ook slaven konden bezitten. Naar de botte ellende moet je in het museum enigszins zoeken.

‘Een positief goed’

En de receptionisten verdedigen er de eer die de stad maar blijft toekennen aan John C. Calhoun (1782-1850). Calhoun, een van de toppolitici van South Carolina, 2 legislaturen lang vicepresident van de VS, en ook langdurig nationaal minister van Oorlog, was niet zomaar een verdediger van slavernij. Anderen in het zuiden verdedigden slavernij als “onvermijdelijk”, “een noodzakelijk kwaad”, als “het minste kwaad”, of gewoon als een essentieel element van de economie. Voor Calhoun was slavernij echter zonder meer goed, “een positief goed” zelfs. Slavernij was in eerste instantie goed voor de zwarten. “Nooit tevoren heeft het zwarte ras van Centraal Afrika, van het begin van de geschiedenis tot vandaag, een status bereikt die zo beschaafd en zo verbeterd is, niet alleen lichamelijk, maar ook moreel en intellectueel”, verklaarde hij, met een goede behandeling tot in de late jaren toe (op welke basis hij tot die conclusie kwam is onduidelijk). Vergelijk dat, zei hij in een beroemde toespraak uit 1837 in de Senaat, met hoe paupers (arme witten) behandeld worden in achterstandsbuurten in Europa. En was er niet in alle landen sprake van een geprivilegieerde groep die leeft van de arbeid van minder geprivilegieerden?

John C. Calhoun, in close-up
John C. Calhoun, in close-up© /

In dit geval leefden witten van de arbeid van zwarten – dat was gewoon een van de natuurlijke vormen van uitbuiting, en uitbuiting is nu eenmaal in alle systemen aanwezig.

Het kwam de blanken ook op een andere manier ten goede. Zij zouden eensgezindheid worden in oppositie tot de zwarten, zij zouden behoren tot de geprivilegieerde klasse, of ze nu rijk zouden zijn of niet. Hij dacht dat de verpauperde blanken door die wetenschap van privilege een soort trots zouden vinden, en hun leven zouden beteren, deugdzamer zouden worden, harder zouden werken.

Hij heeft zelf niet lang genoeg geleefd om de burgeroorlog mee te maken maar hij werd vaak beschouwd als de geestelijke vader ervan. Hij vond dat staten zich mochten onttrekken aan nationale wetten, en hij was, zoals de zuidelijken in de burgeroorlog, tegen het afbouwen van het recht om slaven te houden in nieuwe, westelijke staten.

Buiten bereik van rotte tomaten

Calhoun was, op een minder theoretisch vlak, ook een man van law and order en repressie. Toen hij politiek de plak zwaaide werd de voorganger van de kerk waar woensdag de aanslag werd gepleegd platgebrand, en werd de initiatiefnemer van die prille kerk terechtgesteld. Er kwam in South Carolina een algemeen verbod op zwarte kerken. Er was ook al – en dat hield verband – een verbod om slaven te leren lezen en schrijven.

Calhoun, op een verhoog
Calhoun, op een verhoog© /

Tot vandaag is een van de hoofdstraten naar hem genoemd (naar zwarte helden, zoals Robert Smalls, een ontsnapte slaaf die een zuidelijke boot kaapte en voor de noordelijken ging strijden, is nooit een straat in Charleston vernoemd). Toevallig of niet is Calhoun Street net de straat waar de platgebrande kerk had gestaan en waar een nieuwe zwarte kerk werd opgetrokken.

Langs de naar hem genoemde straat heeft Calhoun een beeld gekregen. Het beeld is bovenop een paal gezet – denk aan Nelson op Trafalgar Square. Er wordt gezegd dat die paal een gevolg is van zwarte oppositie. Het beeld, kort na de burgeroorlog geplaatst, werd zo vaak beklad, dat men het resoluut buiten het bereik van rotte tomaten heeft geplaatst. Maar daardoor troont Calhoun over de stad zoals weinig figuren over een stad tronen.

Dat beeld is maar een van vele tekenen van een onverwerkt verleden.

Stap in Charleston het confederaal museum binnen en de aanwezige geranten kunnen je uitleggen wat ‘echt erg’ was. Ze hebben het dan niet over de slavernij maar over de noordelijke repressie na de burgeroorlog, de vernielingen die generaal Sherman had laten aanrichten, het tijdelijk wegnemen van het stemrecht tijdens de ‘reconstructie’. Zwart leed of slavernij komt zelfs niet ter sprake (tenzij om te zeggen dat slavernij wel meeviel). Dat is voor hen de essentie: de unionisten uit het noorden veegden de vloer aan met de zuidelijke democratie. Dit is geen minderheidsstandpunt in South Carolina, of toch geen standpunt van een kleine minderheid.

De andere lezing is dat slavernij, waarbij families willekeurig werden opgebroken en zwarten langdurig van onderwijs werden weggehouden, vele van de huidige sociale problemen in de zwarte gemeenschap verklaart, of mede veroorzaakt heeft: zoals de afwezige vaders, of de leerachterstand.

‘Slaven, gehoorzaamt’

We weten te weinig van hem af om het met zekerheid te kunnen zeggen, maar Dylann Roof stapte allicht mee in de logica van de confederalen: de zwarten en de noordelijken hadden destijds gewonnen, en daardoor is het land naar de verdoemenis gegaan. Hij kende de geschiedenis goed genoeg om deze kerk uit te kiezen. Ze werd opgericht door een slaaf, Denmark Vessey, die zich vrijgokte. Vessey, ziekelijk als jongen, was als slaaf de persoonlijke assistent van een slavenhandelaar geworden. Slaven kregen soms wat zakgeld toegestopt. Hij had met zijn zakgeld een lotje gekocht en 1.500 dollar gewonnen. Zijn eigenaar liet hem het geld houden en Vessey betaalde hem 600 dollar voor zijn eigen vrijheid. Op 1 januari 1800 kwam hij vrij. Vessey kocht met het resterende geld niet de vrouw vrij die hem in slavernij was toebedeeld en met wie hij kinderen had, maar wel een andere vrouw. Als vrij man werkte hij als schrijnwerker.

Denmark Vessey
Denmark Vessey© /

Hij walgde van wat de traditionele kerken de slaven leerden – die legden vooral de nadruk op de lering van Paulus: ‘Slaven, gehoorzaamt uw aardse meesters’.

En dus startte hij in 1818 zijn eigen kerk. In 1822 was hij de spilfiguur bij plannen voor een gewapende slavenopstand. Hij zag de zwarte slaven zoals de bijbelse Israëlieten net voor hun Exodus. Tijdens de opstand zouden de slaven hun eigenaars doden, boten kapen en afvaren richting Haïti, waar zwarten hun vrijheid al eerder bedongen hadden. Enkele slaven lichtten echter hun eigenaars in, Vessey werd op 16 juni 1822 gearresteerd (Roof voerde zijn actie uit op 17 juni) en wat later met 35 medestanders terechtgesteld. De kerk werd platgebrand. Tot en met de burgeroorlog moesten zwarte kerken in het zuiden een ondergronds bestaan leiden.

Clementa C. Pinckney, de predikant die woensdag werd neergeschoten, zorgde ervoor dat Vessey in 2014 een standbeeld kreeg. Dat was volgens de plaatselijke krant, The Post and Courier, het enige en dus eerste standbeeld in de stad voor iemand die actief tegen slavernij had gestreden – wat viel af te wegen tegen heel veel standbeelden voor mensen die voor slavernij waren. De onthulling van het beeld leidde tot een vracht aan boze lezersbrieven. Wellicht witte lezers protesteerden tegen een beeld voor “een terrorist”.

Kort na de burgeroorlog herrees de kerk in Calhoun Street uit de assen.

Sindsdien hebben tal van prominenten de kerk uitgekozen voor toespraken, van Martin Luther King tot president Obama.

Terreur? Haatmisdaad?

Er is in de zuidelijke VS een traditie van zwarte kerkbranden en kerkmoorden. Toen leden van de Ku Klux Klan in september 1963 explosieven tot ontploffing brachten aan een zwarte kerk in Birmingham, Alabama, lieten 4 koormeisjes het leven (en vielen er vele gewonden). Die dodelijke explosies vormden een kernmoment in de burgerrechtenbeweging van de jaren 60.

De confederale vlag in Columbia
De confederale vlag in Columbia© REUTERS

Toen was het honderd jaar na de burgeroorlog en dacht men dat het genoeg was geweest. We zijn intussen weer 50 jaar verder, en dodelijk racisme komt nog altijd voor. Volgens het Southern Poverty Law Center, een gespecialiseerde onderzoeksinstelling, valt er sinds 2000 een toename in het aantal haatgroepen te bespeuren. De toename is de voorbije jaren enigszins afgetopt omdat er intussen veel makkelijker is om individueel haat en racisme te spuien via het internet.

Zowel de politiecommissaris van Charleston als de gouverneur van South Carolina hadden het vrijwel meteen na de moorden in Charleston over een haatmisdrijf – en dat is het natuurlijk. Maar moet het niet ook een terreurdaad genoemd worden? vroegen vele zwarte en moslimcommentatoren zich af. Of kun je alleen een terrorist zijn als je gekleurd bent en/of een ander geloof hebt?

Wat probeerde Roof anders te doen dan terreur te zaaien? Waarom is iemand die met een hogedrukpan 3 doden en bijna 200 gewonden maakt tijdens de marathon van Boston een terrorist en iemand die 9 zwarte kerkgangers doodknalt niet?

Anthea Butler, professor Religie en Afrikaanse studies aan de universiteit van Pennsylvania, maakte het punt in een opiniestuk voor de Washington Post. Roof werd nergens een terrorist genoemd, noteert ze. Hij wordt “gehumaniseerd”, er wordt onmiddellijk gezocht naar “geestesziekte” als verklaring, “Dat is de kracht van wit zijn in Amerika”, aldus Butler.

Het verhaal verandert, schrijft ze, als de daders gekleurd zijn (of moslim). Dan worden ze meteen terroristen genoemd. Maar niet in dit geval. Burgemeester Joseph Riley van Charleston had het over “één haatdragende persoon”. En in tegenstelling tot bij geweld van zwarten en moslims, schrijft ze, is er nu niemand die vraagt naar “actie van al wie zijn geloof of zijn ras deelt”.

Een andere zwarte commentator riep op tot een zelfonderzoek van het witte ras, of tot een onderzoek naar de leefomstandigheden in witte gemeenschappen en witte families.

Bijna iedereen is pessimistisch over het vermogen van de VS om echt en snel te veranderen. Dylann Roof is ternauwernood 21. Hij wordt geacht deel uit te maken van een meer kleurenblinde generatie. Maar terwijl opinies over bijvoorbeeld het homohuwelijk snel veranderen, blijken rassenvooroordelen veel stugger. Er is vooruitgang, zeggen onderzoekers, maar die is marginaal, en traag, traag.

Ook tekenend: vele presidentskandidaten, vooral Republikeinse presidentskandidaten, vonden het lastig om de aanslag racistisch te noemen. En ze hadden al helemaal geen zin in een debat over wapendracht.

Het verleden geeft niet veel reden tot optimisme. Na een serie zwarte kerkbranden in de jaren 1990 kwam een discussie op gang over de vlag van de zuidelijken, die sinds 1962, om burgerrechtenactivisten te treiteren, terug boven het staatshuis in Columbia werd gehesen. In 2000 werd, in reactie op die branden, als compromis, de vlag weggehaald van het staatshuis (het lokaal parlement en het huis van de gouverneur) en enkele tientallen meter verplaatst naar het monument voor de zuidelijke helden van de burgeroorlog (met laaiend enthousiaste teksten voor die gesneuvelden). Dat was het zo ongeveer. Om die verplaatste vlag halfstok te krijgen moet het parlement zijn toestemming geven – over de nationale en staatsvlag kan de gouverneur zelf beslissen. De dingen gaan traag in South Carolina.

Er waren meteen copycats die dreigementen stuurden naar andere kerken. Er werd een Facebookpagina opgericht uit steun voor Roof.

Rouw aan de kerk
Rouw aan de kerk© REUTERS

De zus van Roof, die zondag zou trouwen, heeft de politie op het spoor van haar broer helpen zetten. Kort nadat de foto van de waarschijnlijke dader werd verspreid, belde zij de politie om hem te identificeren. Een bloemist die zijn auto herkende heeft de politie gewaarschuwd en bleef hem achtervolgen tot de politie hem arresteerde.

Vele van de steunbetuigingen voor de slachtoffers kwamen van blanken in Charleston.

En de families van de slachtoffers konden niet gracieuzer zijn.

“Je ontnam me iets enorm waardevols”, zei Nadine Collier over een intern circuit tegen de beschuldigde die niet veel meer antwoordde ‘Yes ma’am’ en ‘no sir’. Collier verloor haar 70-jarige moeder Ethel Lance tijdens de aanslag. “Ik zal nooit nog met haar praten. Ik zal haar nooit meer kunnen omhelzen. Maar ik vergeef je. En ik heb mededogen voor je ziel.”

Door Rudi Rotthier uit Beaufort, South Carolina, VS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content