Ludo Abicht
‘Israël-Palestina: hoe meer slachtoffers er vallen, hoe uitzichtlozer de situatie wordt voor alle betrokkenen’
Voor de Universiteit van Vlaanderen staat Ludo Abicht stil bij de vraag aan wie het Beloofde Land toebehoort.
Drie wereldreligies, het jodendom, het christendom en de islam, noemen het land dat vandaag Israël en de Palestijnse gebieden omvat “heilig”. Voor de gelovige Joden en de zionisten is dit bovendien ‘het Beloofde Land’. We kunnen deze claim op vier manieren beantwoorden: Bijbels-mythologisch, historisch, politiek en ten slotte ethisch en emotioneel.
Israël-Palestina: hoe meer slachtoffers er vallen, hoe uitzichtlozer de situatie wordt voor alle betrokkenen.
Volgens de Tora, de Hebreeuwse Bijbel (voor de christenen het Oude Testament) heeft Jahweh, de enige en dus enig ware God, de voorouders van de joden een paar duizend jaar vóór onze tijdrekening als ‘zijn volk’ uitverkoren. Deze Emmanuel, God-met-ons, heeft met Abraham en zijn nakomelingen een eeuwigdurend Verbond gesloten en hen, de Hebreeuws sprekende Semieten, bovendien het land beloofd tot aan het einde der tijden. Deze goddelijke belofte wordt trouwens vandaag ook door de meerderheid van de fundamentalistische christenen onverkort aanvaard.
We weten al sinds de Verlichting en de moderne Bijbelstudies dat dit verhaal louter mythisch is en op geen enkele wetenschappelijke manier kan worden geverifieerd of gefalsifieerd. Het leeft echter voort in de ‘herinnering’ en de rituelen van de orthodoxe joden. Zo eindigt bijvoorbeeld de jaarlijkse Pesachviering, één van de belangrijkste hoogdagen van de joodse kalender, met de wens: ‘Dit jaar vieren we Pesach nog in ballingschap, maar volgend jaar in Jeruzalem.’ Maar ook voor de christenen is het land waar Jezus van Nazaret gepredikt en mirakels verricht heeft, gekruisigd werd en verrezen is, de heiligste plek ter wereld. En voor de moslims behoort Palestina, zoals zij deze regio noemen, tot de dar-al-islam, het Huis van de islam, van waar de Profeet in een droom ten hemel is opgestegen.
Het volstaat de ontroering van gelovigen uit deze drie openbaringsgodsdiensten te observeren aan de Westelijke Muur in Jeruzalem, in de kerk van het Heilig Graf of op de Tempelberg met de Al Aksamoskee en de Gouden Rotskoepel om te begrijpen dat deze symboliek een cruciale plaats zal innemen in dit debat.
Strikt historisch weten we dat er sinds de tiende eeuw voor Christus joden woonden in de noordeljke staat Samaria (hoofdstad Nabloes) en het zuidelijk gelegen Juda, later Judea (hoofdstad Jeruzalem). We weten dat deze joodse koninkrijken rond het begin van de zesde eeuw door de Babyloniërs veroverd werden en dat hun elites naar Babylon zijn gedeporteerd. Nadat ze aan het einde van de zesde eeuw van keizer Cyrus mochten terugkeren en hun tempel heropbouwen, zijn ze achtereenvolgens overwonnen door en onderworpen aan het gezag van de Grieken (vierde eeuw v.C.) en de Romeinen (eerste eeuw v. C.). De Grieken helleniseerden de joodse hogere klassen en de Romeinen maakten van Palestina een provincie van het Romeinse rijk.
De opstand van de joden tegen het Romeinse gezag eindigde in 135 met hun nederlaag en verdrijving uit het land en hun verspreiding (diaspora) over het hele Romeinse rijk en, later, Europa en de wereld. Nog steeds verblijft de helft van het wereldjodendom dat vandaag 14,7 miljoen leden telt in deze dispora. Meestal leven ze daar als volwaardige medeburgers en hebben ze met groot succes bijgedragen aan de ontwikkeling van de cultuur van de maatschappijen waarvan ze deel uitmaakten.
We weten ook dat ze zeker van de vierde eeuw door de christelijke meerderheid gediscrimineerd, vervolgd en uitgebuit werden en dat deze jodenhaat in de twintigste eeuw ontaard is in de Sjoa (Holocaust), de systematische uitroeiing van twee derde van de Joden in Europa.
Politiek gaf deze antisemitische vervolging al vanaf de negentiende eeuw aanleiding tot een streven naar autonomie in een eigen staat, waar de Joden (nu als nationaliteit met hoofdletter J geschreven) even vrij zouden zijn als de andere volkeren. Dit streven werd vertaald in het zionisme, de strijd voor de terugkeer van de Joden naar het land van herkomst. Deze beweging behaalde al na een halve eeuw een onverhoopt succes, mede met de hulp van toenmalige koloniale machten als Groot-Brittannië en Frankrijk.
De niet-Joodse Arabische inwoners van Palestina (moslims, christenen, druzen en bedoeïenen) beschouwden dit succes echter als een nieuwe fase van westerse agressie na de rampzalige kruistochten. Ze zagen hoe het land waar ze woonden en werkten, een regio die reeds 900 jaar overweldigend islamitisch geweest was, letterlijk en figuurlijk van de kaart geveegd werd. Ook voor hen ging het nu om land, water en internationaal erkende grenzen, maar gezien het opvallende onevenwicht tussen de Israëli’s en de Palestijnen op vrijwel alle gebied (financieel, economisch, technologisch, diplomatiek en militair) was dit voor de laatsten vanaf het begin een verloren strijd. Omdat politieke onderhandelingen afhankelijk zijn van wissselende omstandigheden is dit echter niet noodzakelijk een hopeloze zaak.
Het wordt echter moeilijk, wanneer beide partijen zich op hun lijden blijven beroepen als ultiem argument: het antisemitisme en de Sjoa staan dan ethisch en emotioneel tegenover de Nakba, de verdrijving van de Palestijnen in 1948 en 1967 en de aanhoudende bezetting. Hoe meer slachtoffers er vallen en hoe minder ze van elkaars leed blijken te weten of willen weten, des te uitzichtlozer wordt de situatie voor alle betrokkenen.
Tot zover de feiten. Mag ik het antwoord op de vraag, van wie dit land is, daarom voorwaardelijke formuleren? “Het land is van àl zijn bewoners, op voorwaarde dat ze in staat zijn de rechten en verzuchtingen van àlle andere bewoners zonder onderscheid te aanvaarden en te steunen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier