Ignace Demaerel
‘Vakken godsdienst of zedenleer doen veel meer dan enkel zieltjes winnen voor de eigen club’
Godsdienstleraar Ignace Demaerel verzet zich tegen de voorstellen om het mes te zetten in de levensbeschouwelijke vakken op school. ‘We kunnen met die maatregel misschien wat besparen, maar welke prijs betalen we ervoor?’
De afgelopen jaren stond het levensbeschouwelijk onderwijs op school regelmatig ter discussie, maar recent lag het ook op tafel van de Vlaamse regeringsonderhandelingen. Niet om af te schaffen weliswaar (want dat zit nog verankerd in de grondwet), maar toch om te halveren. Het is – ideologisch – zeer gevoelige materie. De pro-stemmen komen telkens uitvoerig aan bod in de media, maar de andere kant niet of nauwelijks. De indruk wordt gewekt dat zij geen argumenten hebben behalve conservatisme of vastklampen aan de verzuiling. Maar de vakken godsdienst of zedenleer doen véél meer dan enkel zieltjes winnen voor de eigen club. Als ze die afschaffen of halveren, kunnen ze misschien wel ettelijke miljoenen besparen, maar welke prijs betalen we daar op lange termijn voor? Of: welk kind gooien we met het badwater weg?
Vakken godsdienst of zedenleer doen veel meer dan enkel zieltjes winnen voor de eigen club.
Vanuit onze maatschappij worden steeds meer opvoedingstaken naar de school toe geschoven: ouders kunnen het allemaal niet meer aan, of weten het zelf niet meer. ‘De leerkracht moet het maar doen’: normen, waarden, drugs, seksuele voorlichting, sociale media, racisme, (cyber)pesten, assertiviteit, depressies, zelfdoding, verslavingen… Steeds vaker horen we in de media: ‘Dit en dat moet reeds op school aan onze jongeren onderwezen worden’, maar in welk vak moet dat dan? Moet ‘respect voor het andere geslacht’ dan misschien bij de biologieles? En drugsgebruik in het vak chemie? De ‘zachte’ vakken zijn dé plaats bij uitstek waar over maatschappelijk gevoelige thema’s wordt gesproken, zoals relaties, seksualiteit, respect voor andersdenkenden, weerbaarheid, commercialisering, zelfverminking, respect en tolerantie. Waar moeten ze dat anders leren? Alle andere vakken zitten vol met hun eigen eindtermen: daar is geen ruimte voor een klasgesprek of open discussie over waarden en normen.
Mogen onze jongeren ook nog iets weten over Franciscus van Assisi, pater Damiaan, Anne Frank, Gandhi, Albert Schweitzer, Martin Luther King? De Europese beschaving kan gezien worden als het resultaat van het samengaan van drie pijlers: de Griekse, Romeinse en joods-christelijke. Maar willen we een generatie zien opgroeien die helemaal geen kennis meer heeft van deze derde: de spirituele wortels die juist onze westerse cultuur definitief mee vorm gegeven hebben? Willen we complete religieuze analfabeten afleveren?
Jongeren sprokkelen hun levensovertuigingen toch altijd wel ergens bij elkaar. Wat verkiezen we dan? Dat ze zomaar het internet opgaan, in plaats van les te krijgen van een daarvoor opgeleide leerkracht.
Wanneer vandaag in het kader van de Syriëstrijders geroepen wordt dat de deradicalisering op school moet beginnen, waar moet dat dan gebeuren, misschien? Een leerkracht islamitische godsdienst zal de moslimjongeren veel beter bereiken dan enig ander. Wanneer we klagen over nihilistische jongeren zonder doel of zin, wat denk je dat levensbeschouwelijke vakken anders proberen te doen, dan samen met jongeren hiernaar te zoeken? Spiritualiteit vormt ‘een dam tegen ideologische radicalisering’ (in godsdienstige of seculiere zin) Mensen met een gebalanceerde visie zijn gewapend tegen extremismen in alle richtingen.
Of waar krijgen onze jongeren nog weerbaarheidstraining of antigif tegen de commercialisering, verleuking of nuttigheidslogica van onze prestatiemaatschappij? Waar spreken we nog over ‘de kunst van mens-zijn’? De leerkrachten levensbeschouwelijke vakken zijn op school vaak idealisten die buiten hun uren nog veel tijd investeren in leerlingenbegeleiding, als ombudsman, vertrouwenspersoon of aanspreekpunt: ook buiten hun vak zijn ze ‘nuttig’ bezig. Gezonde spiritualiteit heeft alles te maken met identiteit, met welbevinden en goed in je vel zitten. Het Gemeenschapsonderwijs wil een vak als ‘actief burgerschap’ invoeren: dit kan zeker nuttig zijn, maar iemands spiritualiteit is precies het fundament daarónder: we vinden de échte ‘drive’ en motivatie voor engagement en passie in diepere lagen van onze ziel of geest.
Maar, zeggen de tegenstanders, godsdienstonderricht is niet de ‘core business’ van het onderwijs: de leerlingen kunnen dat toch ook buiten de school doen? Maar kan je dat niet ook zeggen van bijvoorbeeld lichamelijke, plastische en muzikale opvoeding?
Ik hoor genoeg ouders die blij zijn dat hun kinderen toch nog enig onderricht over godsdienst krijgen, omdat ze zelf vaak niet meer betrokken zijn bij een kerk en er dus zelf niets over kunnen doorgeven.
Een andere, veelgehoorde kritiek op de levensbeschouwelijke vakken, tenminste op de officiële scholen, is dat ‘ieder in zijn eigen hokje’ zit, en de ander niet ontmoet. Wel, dat hebben de gezamenlijke inspecties van de zeven erkende levensbeschouwingen al sinds verschillende jaren zelf aangepakt: door de ‘interlevensbeschouwelijke competenties’ in het leven te roepen zitten de verschillende klassen enkele keren per schooljaar sámen om elkaars overtuiging te leren kennen of gezamenlijke thema’s te bespreken. En de eerste evaluaties hiervan zijn erg positief.
Sommige stemmen in het debat, zoals Patrick Loobuyck, pleiten ook al jaren voor een neutraal alternatief: een algemeen, overkoepelend vak over levensbeschouwing, filosofie en ethiek (‘LEF’), dat objectief over alle visies zou moeten onderwijzen. Dat klinkt voor mij als een mooie ’toveroplossing’, maar ik blijf zitten met de vraag hoe dat in de praktijk moet werken? Neutraliteit is gemakkelijk als het over wiskunde gaat, maar is een illusie wanneer het over geloofsovertuiging gaat. Moet de leerkracht alle godsdiensten en filosofieën presenteren als exotische vogelsoorten? Bestaat dan niet de kans dat hij of zij hoogstens blijft steken bij clichés, uiterlijke kenmerken en algemeenheden, zonder ziel of passie.
Ook niet-geloven is niet neutraal, en alle godsdiensten wegbannen is geen neutrale keuze.
Enkel een geëngageerde leerkracht kan de jongeren ook voor iets enthousiast maken en uit hun vrijblijvendheid halen. Een afstandelijke observator is zoals een voetbalcoach die nog nooit zelf één bal heeft aangeraakt, maar al zijn expertise van het sportweekend op tv heeft. Er is een hemelsbreed verschil tussen een toeschouwer en een speler.
‘Neutraal opvoeden’ is een contradictio in terminis. Ook niet-geloven is niet neutraal, en alle godsdiensten wegbannen is geen neutrale keuze. En als zulk nieuw vak ingevoerd zou worden, staat dit ook open voor elke willekeur: wie gaat hiervoor de programma’s schrijven? En wie zal ze geven? De claim om neutraal te zijn is precies een gevaarlijke (en oneerlijke) claim want ze pretendeert een soort objectieve visie te brengen: je kan er beter eerlijk voor uitkomen dat je gekleurd bent.
Maar is het halveren van de lesuren dan verkeerd? In de realiteit wordt de praktische uitvoering zo bijna onmogelijk gemaakt: de leerkrachten die de ‘kleine’ religies geven (zoals orthodox, protestants…) zullen in de plaats van dat ze nu naar 3-5-7 scholen moeten rijden, dat dan naar 6-10-14 moeten doen om aan een voltijdse opdracht te geraken. En tientallen kilometers moeten rijden voor één lesuurtje… En om dan nog alle uurroosters in elkaar te puzzelen wordt helemaal gekkenwerk. En de opdrachten om aan interlevensbeschouwelijke competenties te werken, worden nog dubbel zo moeilijk te realiseren. Kwatongen zeggen: halveren is gewoon een voorbereiding op de totale afschaffing: de rest volgt later wel.
Bepaalde kleine groepen willen alle religie uit de samenleving bannen en haar tot een non-issue maken, terwijl nochtans de grote meerderheid van de bevolking gelovig is. Dat Open VLD steeds meer kiest voor een seculiere, laïcistische maatschappij en alle sporen van godsdienst uit de openbare sfeer wil verwijderen, zoals Mark Van de Voorde hier opmerkt, weten we al. Als ze dan maar eerlijk toegeeft dat ze ook een (antireligieuze) ideologie heeft. Maar of deze een betere, warmere, menselijker samenleving zal voortbrengen? Zullen we dat bereiken door het spirituele aanbod nóg dunner te maken en de mensen geestelijk uit te hongeren?
Gaan we dan achteraf nóg meer klagen over normloosheid en nihilisme? Over nog langere wachttijden in de jeugdpsychiatrie en bijzondere jeugdzorg? Het is een politieke keuze, ja, maar op de korte of de lange termijn?
Ignace Demaerel is godsdienstleraar en auteur.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier