Jef Cauwenberghs
‘Stedelijke apartheid is structureler dan “ze komen niet naar ons feestje”‘
Met zijn uitspraken over stedelijke apartheid gaat Bart De Wever voorbij aan de sociaal-economische segregatie in zijn stad, schrijft StampMedia-journalist Jef Cauwenberghs. ‘De Wever wil graag meer diversiteit in zijn voetbalploeg, maar zet zijn sociaal-economisch achtergestelde spelers op de bank.’
‘We leven in de stad in vrede naast elkaar, zonder met elkaar te trouwen, zonder naar elkaars feestjes te gaan’, liet Antwerps burgemeester Bart De Wever optekenen in een interview bij Radio 2. De Wever heeft het over een strijd tegen ‘stedelijke apartheid‘. Een raak punt, mocht de burgervader die strijd niet onder de vlag van identiteit willen uitvechten.
Hoe een stadsbestuur in godsnaam kan en wil ingrijpen in een complex, persoonlijk iets als ‘identiteit’ blijft voor mij een raadsel. Het feit dat iemand liever in de tribune dan op het veld plaatsneemt, zegt bitter weinig over diens loyaliteit. Een Marokkaan die nooit deelneemt aan de Warmathon, de Bollekesfeesten of Antwerpen Zingt, kan zich net zo goed Antwerpenaar voelen als Jos de blanke dokwerker die alle bruine kroegen in het Antwerpse afschuimt.
‘Stedelijke apartheid is structureler dan ‘ze komen niet naar ons feestje”
Met andere woorden, stedelijke apartheid is structureler dan ‘ze komen niet naar ons feestje’. De focus op die identitaire apartheid leggen gaat dan ook compleet voorbij aan de werkelijke segregatie die in veel Vlaamse steden speelt en die het huidige stadsbestuur mee helpt in stand te houden: de sociaal-economische apartheid.
Onderzoek van stadsgeograaf Maarten Loopmans toonde in 2015 nog aan dat de sociale ongelijkheid tussen Antwerpse buurten toeneemt. Wie Antwerpen een beetje kent, zal zich er ook niet over verbazen dat wijken als het Kiel, Linkeroever en de Luchtbal als zwakke broertjes uit dat onderzoek komen. Wie eenmaal in zo’n wijk verzeild geraakt, zal ook zelden in een diverse omgeving terecht komen. ‘Sociale klassen hebben de magische kracht zichzelf steeds weer te reproduceren’, schreef filosoof Matthias Somers onlangs nog in De Morgen.
Onderklasse trouwt met onderklasse, stuurt hun kinderen naar dezelfde scholen en blijft ook vaak in soortgelijke wijk wonen. Zo ontstaan getto’s van structurele, sociaal-economische achterstand die in de volksmond al snel ‘probleemwijken’ worden genoemd en ook als dusdanig behandeld worden.
Neem nu de taks op ‘imagoverlagende’ winkels die sinds drie jaar geldt. Uiteraard heeft deze extra belasting weinig invloed op de hogere treden van de sociale ladder. De mensen voor wie een nachtwinkel of seksshop brood op de plank moeten brengen, zitten doorgaans lager op die ladder, waar zulke regels voor problemen zorgen.
Dat bepaalde evenementen nog altijd overwegend wit kleuren, is daarom geen teken van culturele onwil, maar misschien wel een kreet uit de onderbuik van de stad.
De Wever wil graag meer diversiteit in zijn voetbalploeg, maar zet zijn sociaal-economisch achtergestelde spelers op de bank. Meer zelfs: hij geeft ze bijna een stadionverbod. Als er dan toch achterstelling is – en geloof me: die is er – maakt de stad die liefst onzichtbaar. Zo is bedelen in het stadscentrum sinds enkele jaren verboden. Verdwijnt armoede daarmee? Neen, ze verplaatst zich gewoon. Naar haast onzichtbare plaatsen zoals ondergrondse fietsstallingen of ‘probleemwijken’.
Die ‘onzichtbare’ wijken worden ironisch genoeg op hun beurt extra goed in de smiezen gehouden. Jongerenpersagentschap StampMedia bracht enkele jaren geleden de Antwerpse veiligheidscamera’s in kaart. Wat bleek? Het merendeel van de meer dan honderd camera’s hing in dezelfde achterstandswijken zoals het Kiel en delen van Deurne-Noord. Nochtans lieten bepaalde minder gestigmatiseerde buurten hogere criminaliteitscijfers optekenen.
Het draagt allemaal bij aan een klimaat waarin de sociaal-economische onderklasse van een stad in een spreekwoordelijke quarantinezone wordt gezet. En dat, mijnheer De Wever, is inderdaad ook een vorm van apartheid. Dat bepaalde evenementen nog altijd overwegend wit kleuren, is daarom geen teken van culturele onwil, maar misschien wel een kreet uit de onderbuik van de stad waarin migranten en allochtonen nog altijd oververtegenwoordigd zijn.
Zolang mensen in die wijken opgesloten blijven, terwijl het vergrootglas op hen rust, zal stedelijke apartheid helaas een realiteit blijven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier