Onderzoekster Evelien Wauters staat stil bij regularisatie van mensen zonder papieren in tijden van corona en de mogelijke alternatieven. ‘Er zijn genoeg ideeën om van regularisatie een maatschappelijk gedragen project te maken.’
Sinds de start van de covid-19 crisis, de daaraan gekoppelde gezondheidsrisicio’s voor mensen zonder wettig verblijf, alsook de tekorten op de arbeidsmarkt, besloten enkele landen meer of minder verregaande regularisaties door te voeren. Ook in ons land klinkt de roep om regularisatiemogelijkheden luider.
Jan De Volder, historicus aan de KU Leuven, beschreef de coronacrisis als ‘hét moment om mensen zonder papieren een verblijfsvergunning te geven’.
In Brussel riepen burgerorganisaties en buurtbewoners op tot een oplossing voor de groeiende groep van migranten op zoek naar een overnachtingsplaats in buurt van het Maximiliaanpark.
Minister-President Rudi Vervoort antwoordde in de pers dat er ‘genoeg capaciteit was om deze mensen op te vangen, maar dat ze het soms zelf niet willen’. Alain Maron, Minister van Leefmilieu, voegde toe dat ‘dit een tijdelijke situatie is’ en men ‘op zoek was naar een geschiktere plek’.
Het nieuws waaide voorbij en men ging over tot ‘de orde van de dag’.
Tot op vandaag schuiven er honderden migranten tweemaal per dag aan bij de voedselbedeling; ze overnachten op straat in de buurt rond de Akenkaai en het Maximiliaanpark. Zo maakten buren melding van het stijgend gebruik van de aanpalende RIVA-werf als douche- en overnachtingsplaats. Dit alles te midden van een aanhoudende gezondheidscrisis.
Ook de sans-papiers die reeds langere tijd in België verblijven kwamen meerdere malen op straat de laatste dagen, maar zonder veel gehoor.
In Nederland kende men in Utrecht een gelijkaardige problematiek. Men besloot om te voorzien in 24-uurs opvang en begeleiding georganiseerd via lokale burgerorganisaties, genaamd Bed, Bad, Brood+ (BBB+).
Regularisatie of niet, we moeten durven nadenken over de alternatieven voor migranten op straat.
BBB+ zet in op het creëren van een duurzaam toekomstperspectief. Je wordt maar toegelaten wanneer je aangeeft open te staan voor begeleiding en akkoord gaan met de drie sporen waarop wordt ingezet: een wettig verblijf zijn (in dit geval in Nederland), een duurzame re-integratie in het land van herkomst of een migratie naar een derde land. De gemeente, maatschappelijke organisaties, vreemdelingenpolitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) zoeken samen naar een oplossing voor mensen zonder wettig verblijf en delen alle informatie te hunner beschikking.
De duurtijd wordt op voorhand niet vastgelegd. Men bekijkt het gehele levensverhaal van de persoon en neemt de tijd om alle opties te bekijken, met degelijke sociale en juridische bijstand. Men zet niet van bij den beginne in op één spoor en geen enkel spoor wordt uitgesloten, ookal is men zogenaamd ‘uitgeprocedeerd’. Dergelijke aanpak beperkt het onrechtvaardigheidsgevoel dat bij velen speelt na een weigeringsbeslissing als deel van de huidige procedures. Bovendien lijkt het te leiden tot betere aanvaarding van het uiteindelijke resultaat.
Onderzoek door Pro Facto in Utrecht toonde aan dat na een verblijf in de bed, bad, brood + voorziening voor 92% van de deelnemers een oplossing volgde. 59% stroomde door naar een legaal verblijf in Nederland, 19% van de mensen werd gere-integreerd in het land van herkomst en 13% werd overgebracht naar een asielcentrum. Slechts 8% stroomde dus uit zonder oplossing.
Door zijn succes werd het model intussen ook in andere Nederlandse steden geïmplementeerd.
Ook Belgische migratiexperts hebben al gewezen op de voordelen van dergelijke aanpak en de noodzaak eraan in België.
Waarom ging men er dan tot nu toe niet op in?
Zijn beleidsmakers nog niet op de hoogte van deze alternatieven? Zijn ze niet geïnteresseerd? Bang om te progressief te ogen?
Nochtans leven er naar schatting 120.000 mensen zonder wettig verblijf in België en kent ons land zeer lage geslaagde terugkeercijfers. Het is moeilijk deze exact weer te geven. Zoals eerder opgemerkt (Ruben Wissing in Knack, 2018) worden deze ‘gepimpt’ op basis van grensterugdrijvingen of overdrachten naar een andere EU-lidstaat of ander derde land. Op basis van Eurostat-cijfers zou in 2019, 17,9% en in 2018, 18,98% van de personen die een bevel kregen om het grondgebied te verlaten, effectief zijn ’teruggekeerd’ naar een derde land. De cijfers geven niet aan of dit derde land het land van herkomst is of een ander derde land waarmee België of de EU een overeenkomst heeft.
Eén van de oorzaken van de lage cijfers is de problematiek van moeilijk identificeerbare ’transmigranten’. Velen onder hen worden gearresteerd, maar mogen nadien weer beschikken. Anderen worden opgesloten. De kost van detentie is 201 euro per persoon per dag. In 2018 resulteerde iets meer dan de helft (61,1%) van de opsluitingen uiteindelijk in een verwijdering. Aan de basis van de vrijstellingen liggen geslaagde beroepen, onmogelijke identificatie of mislukte verwijderingen.
Het is onduidelijk hoeveel mislukte verwijderingen onze maatschappij precies kosten. In een vraag van senator Nele Jansegers van 2007 antwoordde toenmalig minister Binnenlandse Zaken Patrick Dewael dat aan mislukte repatriëringsvluchten met commerciële lijnvluchten geen financiële gevolgen verbonden waren. In de Myriadocs van 2017 spreekt men wel van een niet verder gepreciseerd ‘financieel verlies’. In het Verenigd Koninkrijk spendeerde het Ministerie van Binnenlandse Zaken 268.463,44 pond aan chartervluchten die niet konden opstijgen in 2019.
België kent aldus een grote groep mensen zonder wettig verblijf waarvan een deel het voorwerp is van een pingpongspel van arrestaties en opsluitingen tot voor de zoveelste keer beschikken en mislukte verwijderingen – dit met een belangrijk prijskaartje en zonder duurzame uitkomst. Een (groter) ander deel blijft onder de radar, werkt in de informele economie waardoor belangrijke lasten worden misgelopen die zouden kunnen bijdragen aan onze maatschappij.
Wordt het niet stilaan tijd dat we taboes achterwege laten en gaan voor wat werkt?
Dergelijk project zou bovendien arm in arm kunnen gaan met het creëren van bijkomende regularisatiemogelijkheden. Al reageerde de voormalige staatssecretaris voor Asiel en Migratie op het regularisatievoorstel van Jan De Volder dat Dienst Vreemdelingenzaken niet de capaciteit heeft om die te behandelen. Men heeft immers nu al een prangende achterstand. Een voorbeeld: begin mei was maar 1 op de 3 asielzoekers een opvangplaats toegewezen, resulterend in nog meer mensen op straat.
Daarbij lijkt men uit het oog te verliezen dat de administratie voor regularisaties in het verleden niet enkel werd gedragen door DVZ. Zo werden ook de gemeentes en OCMW’s een grote rol toegewezen. Zij stonden in voor de ondersteuning bij het indienen van de aanvraag. Dat liep niet altijd van een leien dakje, van vertragingen en administratieve problemen tot schijncontracten, maar uit die fouten is hopelijk geleerd. Bestel een studie om precies vast te leggen wat er goed liep en wat er fout liep, en doe het ditmaal beter.
Eén zo’n piste waarop zou kunnen worden ingezet, zijn regularisaties afgestemd op de arbeidsmarkt. Zo stelde Actiris afgelopen jaar voor om mensen zonder papieren tewerk te stellen in knelpuntberoepen. In dergelijk geval kunnen de aanvragen worden verwerkt in samenwerking met de tewerkstellingsdiensten van de overheid om zo de werklast te verdelen. Mogelijks kan er voor het administratieve luik ook worden samengewerkt met burgerorganisaties. In een motie van 28 april 2020 ter regularisatie van personen zonder papieren van de gemeente Watermaal-Bosvoorde werd een beoordeling door een onafhankelijke commissie op basis van één procedure met transparante criteria voorgesteld.
Verder kunnen we wat meer innoverend gaan denken en werken met regularisatiesponsors. Dat sponsorship-concept bestaat reeds in de asielcontext in landen als Canada. Daar kunnen bepaalde organisaties, groepen van burgers of bedrijven overeenkomsten afsluiten met de overheid om op te treden als sponsor en om gemiddeld één jaar lang te voorzien in het onderhoud van hun sponsoree.
Dit model is, naast de asielcontext, ook interessant om een antwoord te bieden op de problematiek van mensen zonder wettig verblijf. Vooraf gescreende burgers, organisaties of bedrijven kunnen optreden als sponsor van mensen zonder wettig verblijf. De sponsor staat in voor de onderhoudskosten tot wanneer de persoon voldoet aan de voorwaarden van langingezetenschap. Deze vereisen 5 jaar ononderbroken verblijf en een minimuminkomen. In vele gevallen zal de periode van financiële afhankelijkheid korter zijn. De meer persoonlijke begeleiding leidt vaak tot een snellere doorstroming naar de arbeidsmarkt. Kijk maar naar succesvolle projecten zoals Duo for a Job. Dergelijk systeem zou migratie en regularisatie mogelijk maken in tune met medeburgers en de arbeidsmarkt.
Dit zijn maar enkele van de ideeën die van regularisatie een maatschappelijk gedragen project kunnen maken. De ideeën zijn er. Nu alleen nog beleidsmakers vinden die ze willen realiseren. Wie durft de eerste stap zetten?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier