PVDA dient klacht in tegen Kris Van Dijck
PVDA dient een klacht in bij de voorzitter van het Vlaams Parlement tegen N-VA’er Kris Van Dijck. ‘Wij zijn eigenlijk vrij verbaasd dat nog niemand dat had gedaan. Wat er is gebeurd lijkt ons een flagrante schending van de deontologische code,’ zegt parlementslid Jos D’Haese.
D’Haese bevestigt het bericht van VTM Nieuws over de klacht bij de parlementsvoorzitter.
De klacht volgt op de saga rond Kris Van Dijck op de Vlaamse feestdag. Van Dijck, toen nog parlementsvoorzitter, kwam tijdens zijn toespraak in het Brusselse stadhuis in het oog van een storm terecht toen op de website van P-Magazine een artikel verscheen waarin hij werd beschuldigd van sociale fraude. De N-VA’er zou een bevriende escortdame aan een mogelijk onterechte uitkering van het Fonds Sluiting Ondernemingen (FSO) hebben geholpen. Hij zou daarvoor de hulp van het kabinet van toenmalig minister van Werk Kris Peeters (CD&V) hebben ingeschakeld. Van Dijck nam daarop ontslag, maar ontkent wel met klem iets verkeerd gedaan te hebben.
Mogelijk maakte de man een deontologische fout, maar daar kan alleen de deontologische commissie van het Vlaams parlement over oordelen.
Om de zaak te onderzoeken moet wel binnen de dertig dagen na kennisname van de feiten een klacht worden ingediend bij de parlementsvoorzitter. De extreemlinkse PVDA doet dat nu.
‘Wij zijn eigenlijk vrij verbaasd dat nog niemand dat had gedaan’, zegt parlementslid Jos D’Haese aan Belga. ‘Ik verwacht trouwens dat andere fracties ook nog een klacht zullen indienen. Dit lijkt ons toch een vrij flagrante schending van de deontologische code.’
Het Vlaams Parlement komt pas in september weer samen. De klacht wordt dan normaal gezien plenair besproken, waarna het parlement kan beslissen of de deontologische commissie ze moet behandelen.
PVDA mag niet in die commissie zetelen, omdat de partij niet genoeg verkozen parlementsleden telt om een officiële fractie te vormen. ‘Maar Van Dijck kan er wel zelf voor kiezen om de vergadering openbaar te maken’, meent D’Haese. ‘We kunnen dan niet tussenkomen, maar de zitting tenminste wel volgen.’