Onderwijs: ‘Tot je zestiende ben je in Finland stukken beter af dan in Vlaanderen’
De beste scholen van Europa staan in Finland. Alle kinderen krijgen er les van briljante leerkrachten die hen zowel kennis als zelfvertrouwen meegeven. Tenminste, dat is een boutade die het ook in Vlaanderen goed doet. Maar is het Finse systeem in de praktijk wel zo ideaal? Knack zocht het uit in het Hoge Noorden.
Toch bevreemdend dat mensen uit de hele wereld zo met ons onderwijs dwepen’, zegt Jenni Kiiskinen wanneer ze ons tegemoetkomt in de traphal van haar hypermoderne school. ‘Geven leerkrachten elders in Europa dan helemaal anders les? Dat kan ik me haast niet voorstellen.’ Het is nog zomerva- kantie. In de grote entree van de Koulutuskeskus Valo, een algemene secundaire school in het Finse Ylöjärvi, zijn schoonmakers met hogedrukreinigers in de weer. We gaan de trappen op naar de eerste verdieping en houden halt voor een deur met het opschrift ‘Chateau d’Eau’. Alle lokalen hier hebben de naam van een bekend Europees metrostation, kwestie van de open geest van de school in de verf te zetten. De jonge lerares laat ons binnen in een klas met grasgroene gordijnen en strakke Scandinavische tafels en stoelen die in eilandjes bij elkaar zijn geschoven. Straks, als het nieuwe schooljaar begint, geeft ze hier weer elke dag Frans en Engels.
Het is niet voor het eerst dat Kiiskinen haar klas aan buitenlandse gasten laat zien, want half Europa spiegelt zich tegenwoordig aan het Finse onderwijs. Dat begon toen het land in 2000, haast tot zijn eigen verbazing, alle andere Europese landen achter zich liet in de eerste PISA-ranking, een internationaal onderzoek dat peilt naar de wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid en de leesvaardigheid van vijftienjarigen. Sindsdien proberen andere westerse landen het Finse model krampachtig te kopiëren om hun eigen onderwijs uit het slop te halen. Ook tijdens de aanslepende discussie over de laatste Vlaamse onderwijshervorming werd daar te pas en ten onpas naar verwezen. ‘Alsof wij een wondermiddel in handen hebben’, lacht Kiiskinen. ‘Er valt zeker iets van ons systeem te leren, maar er doen ook veel mythes de ronde.’ Dat Finse kinderen nooit huiswerk hoeven te maken, bijvoorbeeld, dat niemand nog in een klas- siek klaslokaal lesgeeft of dat alle schoolvakken zijn afgeschaft. ‘Een paar scholen hebben de tussenschotten tussen de verschillende vakken gesloopt en er zullen ook wel plekken zijn waar kinderen nooit huiswerk krijgen. Maar zeker niet overal.’
Net zoals bijlange niet elke Finse school er zo hip en geriefelijk uitziet als hier in Ylöjärvi. Elk lokaal is perfect aangepast aan het vak dat er gedoceerd wordt. In het muzieklokaal hangt een lange rij akoestische gitaren boven zitbanken met comfortabele kussentjes, verderop in het lokaal staan mengpanelen, een drumstel en een dozijn elektrische instrumenten. En dan zijn er nog het professionele auditorium en de imposante sporthal met basketbaldoelen, barres en spiegels tegen de muur.
Na de vakantie zal een nieuwe lichting zestienjarigen hier aan een parcours van drie jaar beginnen. Allemaal jongeren die daar zelf voor hebben gekozen, want van de wet hoeven ze dan niet meer naar school. Na het lager middelbaar hebben Finse tieners drie mogelijkheden: een job zoeken, kiezen voor een beroepsopleiding (zoals bso of tso bij ons) of zich inschrijven aan een academische school (ons aso) zoals deze, die hen op een hogere studie voorbereidt. ‘Op hun zestiende, als de leerplicht stopt, zijn jongeren in staat om te beslissen welke richting ze willen uitgaan’, meent Jenni Kiiskinen. ‘Doordat het hun eigen keuze is om hier les te volgen, zijn ze ook heel gemotiveerd. Het is hoogst uitzonderlijk dat een van hen naar het technisch onderwijs overstapt, en drop-outs kennen we ook amper. Van onze 450 leerlingen zijn er hoogstens vijf die uiteindelijk geen diploma behalen.’
Studierichtingen bestaan niet in Finse middelbare scholen. Elke leerling heeft een ander lesrooster. Naast de verplichte vakken, waaronder Fins, Zweeds, Engels en wiskunde, kiezen de jongeren nog andere cursussen die hen interesseren. Frans voor beginners, bijvoorbeeld, of chemie. ‘Aan het eind van elke cursus, die een vijftal weken duurt, geven we een toets om te checken of iedereen de leerstof heeft begrepen’, legt Kiiskinen uit. ‘Wie niet geslaagd is, moet de cursus overdoen. In uitzonderlijke gevallen weleens drie of vier keer. Vandaar dat sommigen een paar maanden of een halfjaar later afstuderen dan de rest van hun lichting.’
‘Wij hebben geen inspectie nodig’
Jenni Kiiskinen troont ons mee naar de leraarskamer, die ook al in niets lijkt op de vaak wat aftandse ruimtes waar veel Vlaamse leerkrachten het mee moeten doen. Naast afgeschermde werkplekken en een compleet geïnstalleerde keuken, inclusief espressoapparaat, is een zithoek ingericht met felgekleurde kuipzetels, kussens en koffietafeltjes. ‘De leerkrachten worden hier in de watten gelegd’, lacht Arne Verhaegen. De naar Finland uitgeweken Belg was vroeger leraar geschiedenis, maar gaf die baan op om zich helemaal aan Edufuture te wijden: een organisatie die leerkrachten uit andere, voornamelijk Europese landen met het Finse onderwijs in contact brengt. ‘Dit is een van de scholen waar ik hen weleens naartoe breng’, zegt hij. ‘Dan spreken ze met Jenni en haar collega’s en kunnen ze ook lessen bijwonen. Dat is de beste manier om het systeem te doorgronden. Sommige buitenlandse leraars vallen van de ene verbazing in de andere.’
Zo verging het Verhaegen zelf ook toen hij als jonge leerkracht op een Finse school belandde. ‘Het verschil met Vlaanderen is enorm’, zegt hij. ‘Hier zijn leerkrachten geen concurrenten van elkaar, maar werken ze net heel intensief samen. Ze wisselen materiaal uit, overleggen en geven elkaar raad. Geregeld staan ze zelfs samen voor de klas om les te geven over de raakvlakken tussen hun vakken.’ Dat kan perfect, want leraars en scholen hebben hier een grote vrijheid. Zowel de centrale overheid in Helsinki als de gemeentebesturen die het onderwijs organiseren, laten hen veel ruimte om het officiële curriculum naar believen in te vullen. ‘Neem me die autonomie af en ik stop ermee’, aldus Jenni Kiiskinen. ‘Ik wil mezelf kunnen zijn en lesgeven op de manier die het best bij me past. Als leerkracht functioneer je gewoon beter als je vanuit je eigen talenten en interesses vertrekt.’
Ook dat is volgens Verhaegen een groot verschil met ons onderwijs. ‘In Vlaanderen maken de meeste leerkrachten amper gebruik van de vrijheid die ze hebben. Omdat ze dat niet durven, maar ook omdat de meeste schooldirecties er niet voor openstaan en iedereen bang is voor het verdict van de inspectie.’ Hier in Finland hebben ze de schoolinspectie een paar decennia geleden opgedoekt. ‘Waar zouden wij inspecteurs voor nodig hebben?’ vraagt Kiiskinen zich af. ‘Ik ben een professional en dus heeft mijn directeur er alle vertrouwen in dat ik mijn uiterste best doe om zo goed mogelijk les te geven.’ Vertrouwen. Het woord komt keer op keer terug tijdens onze passage door het Finse onderwijs. Ouders vertrouwen hun kinderen. Leerkrachten vertrouwen hun leerlingen. De samenleving vertrouwt de scholen. Directies vertrouwen het personeel. ‘Verantwoordelijkheid en vertrouwen zijn echt basiswaarden van de Finse samenleving’, zegt Verhaegen. ‘Daarom kun je dit onderwijssysteem niet zomaar overplanten. Ook niet naar Vlaanderen.’
‘Elk kind, rijk of arm, krijgt even goed onderwijs’ De kiemen voor het succes van het Finse onderwijs werden meer dan veertig jaar geleden gelegd toen een handvol politici een wel heel simpel streefdoel naar voren schoof: kwaliteitsvol onderwijs voor élk kind. ‘Daar kon natuurlijk niemand tegen zijn’, zegt de Finse onderwijsspecialist Pasi Sahlberg, professor aan de universiteit van Helsinki en auteur van het standaardwerk Finnish Lessons 2.0. ‘Het is ook door die simpele formulering dat regering na regering dat beleid heeft verdergezet. Maar minstens even belangrijk is dat het lerarenkorps erachter staat. Elke hervorming die niet door leerkrachten wordt gedragen, is gedoemd om te mislukken. Dat lijken overheden nogal eens te vergeten.’
Zodra de Finnen hadden besloten om zo’n systeem op te zetten, begonnen ze met het onderwijsbudget te schuiven. Sahlberg: ‘Dat is natuurlijk de sleutel. In de meeste andere Europese landen worden die middelen niet ingezet op een manier dat elk kind de kans heeft om te leren en de verwachtingen te overstijgen. Integendeel, meestal wordt het onderwijsbudget gebruikt om de minderheid die nu al goed presteert verder te helpen.’
Hoewel een Finse scholier de overheid ongeveer evenveel kost als een Vlaamse leeftijdgenoot, krijgt hij daar niet hetzelfde voor in de plaats. In Finland is niet alleen het onderwijs zelf gratis, maar ook de warme schoolmaaltijden, de bus die leerlingen van heinde en verre gaat ophalen en eventueel zelfs psychologische en verpleegkundige zorg. Maar dat volstaat natuurlijk niet om de socio-economische verschillen tussen kinderen weg te werken. Daartoe hebben de Finnen hun hele schoolsysteem moeten omgooien. Tegenwoordig gaan alle kinderen hier van hun zevende tot hun zestiende naar zogenaamde peruskoulu, waar ze allemaal dezelfde lessen krijgen. Die scholen hebben dus negen jaar de tijd om het beste uit hun leerlingen te halen. Door zo goed mogelijk te onderwijzen, maar ook door in te grijpen zodra een van hen dreigt te struikelen.
‘Gelijkheid betekent dat alle kinderen even goed onderwijs krijgen. Ongeacht wie hun ouders zijn, of ze in een rijke of arme gemeente wonen en naar welke school ze gaan’, zegt Sahlberg. ‘Om dat te kunnen realiseren, moet je het moment waarop ze voor een technische of academische richting kiezen zo lang mogelijk uitstellen. Het is geen toeval dat landen zoals België, die leerlingen op relatief jonge leeftijd tot zo’n keuze dwingen, niet goed scoren op het vlak van gelijke kansen.’ Volgens Sahlberg is de kloof tussen goede en slechte leerlingen de beste graadmeter voor gelijkheid in het onderwijs. Is dat verschil het grootst tussen scholen onderling, dan slaagt het onderwijssysteem er niet in om alle scholieren gelijke kansen te bieden: kinderen die naar school gaan in een wijk met veel kansarmoede doen het dan slechter dan hun leeftijdgenoten in bevoorrechte buurten. ‘Maar bij ons in Finland is het verschil binnen één school veel groter dan tussen scholen onderling’, legt hij uit. ‘Dat betekent dat schoolse prestaties hier niet afhangen van de plek waar een kind wordt geboren, maar wel van zijn talenten.’
Een onderwijssysteem dat alle kinderen gelijke kansen biedt, daar droomt elke Europese regering natuurlijk van. Maar op het moment van de waarheid durven veel politici er niet aan te raken. Ook in Vlaanderen vrezen vooral rechtse partijen dat de beste leerlingen niet meer zullen excelleren als er resoluut voor wordt gekozen om elk kind mee te trekken. ‘Niet alleen uit het PISA-onderzoek maar ook uit andere studies van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is ondertussen gebleken dat gelijke kansen geen hoogstaand onderwijs uitsluiten. Toch niet als je een verstandig beleid voert’, zegt Sahlberg. ‘Politici die beweren dat we de meest getalenteerde leerlingen opofferen als we ieder kind kansen geven, hebben geen been om op te staan.’
‘Punten zijn hier veel minder belangrijk’ In een koffiehuis in het centrum van Tampere, de op twee na grootste stad van Finland, wachten Kaisu Helminen en Esa Sinivuori ons op. Een paar jaar geleden leerden de twee leerkrachten lager onderwijs elkaar kennen in Qatar, waar ze een privéschool naar Fins model hielpen opstarten. ‘Dat project heeft ons de ogen geopend’, zegt Helminen. ‘Door van een afstand naar ons onderwijs te kijken, beseften we pas hoe uitmuntend het is. Methodes die wij doodnormaal vinden, blijken in het buitenland heel vernieuwend te zijn.’
Zo is het in Finland de gewoonte dat een leerkracht lager onderwijs zes jaar lang bij een klasgroep blijft. Net zoals in sommige Vlaamse methodescholen. ‘Op die manier leren we onze leerlingen heel goed kennen’, zegt Sinivuori. ‘Ik ken hun sterktes en zwaktes, maar ik weet ook wie hun vriendjes zijn en uit welk gezin ze komen. Dat moet ook, want het welzijn van de kinderen staat bij ons centraal.’ Die bewering hebben we hier al vaker gehoord. Leerkrachten en onderwijsspecialisten benadrukken in elk gesprek dat het welzijn van kinderen hun absolute prioriteit is. Maar is dat in wezen niet zo in elke westerse school? ‘Toch niet. Onze holistische kijk op onderwijs onderscheidt ons echt van de meeste andere landen’, legt Esa Sinivuori uit. ‘Een kind dat bij mij in de klas zit, bekijk ik niet in de eerste plaats als leerling. Ik heb aandacht voor álle aspecten van zijn leven. Dus hou ik in de gaten of het wel goed eet, niet te moe is, vrienden maakt en geschikte hobby’s heeft. Van de ouders verwacht ik dat ze me laten weten als de school iets kan doen om de thuissituatie van hun kind te verbeteren.’ De meeste ouders blijken het heel normaal te vinden dat de leraar van hun zoon of dochter zich met zulke dingen bemoeit. ‘Zo vragen we vaders en moeders weleens of hun kind ’s morgens genoeg ontbijt, of geven we hen de raad om het muziekles te laten volgen’, vertelt Helminen. ‘Dat ze daar meestal voor openstaan, komt doordat we ons niet als alwetende autoriteit opstellen. We zijn gelijken: samen met de ouders waken we over het welzijn van een kind.’ Klasleerkrachten hoeven dat niet alleen te doen. Op een gemiddelde Finse school werken meestal ook een psycholoog, een maatschappelijk werker en een verpleegkundige.
Is het enige wat telt dan dat een Finse scholier goed in zijn vel zit? Wordt er niet van hem verwacht dat hij ook goede resultaten behaalt? ‘Hoge punten zijn hier veel minder belangrijk dan in Vlaanderen’, had Arne Verhaegen ons eerder al verteld. ‘Mijn vader en moeder verwachtten destijds dat ik minimaal een 7 op 10 behaalde, en dus studeerde ik om aan hun verwachtingen te voldoen. In Finland wordt die verantwoordelijkheid veel meer bij de kinderen gelegd: zij moeten er zelf voor kiezen om hun best te doen.’
Ondertussen geeft Sinivuori weer les op zijn oude school en is Helminen aan het eind van een sabbatjaar, maar hun ervaringen in Qatar hebben hen aan het dromen gezet. Daarom zijn ze met Lumo Education begonnen, een bedrijf waarmee ze het Finse onderwijsmodel over de hele wereld willen exporteren. ‘Zijn er in Vlaanderen privéscholen?’ vragen ze nieuwsgierig. ‘Zou er bij jullie interesse zijn in de Finse manier van lesgeven of vindt iedereen het Vlaamse onderwijs goed zoals het is?’
‘Zonder handwerkles kende niemand Nokia’
Een treinreis van een kleine drie uur langs naaldbossen, meren en houten vakantiehuizen brengt ons in Tammisaari, een stadje in het zuiden van het land. Met de voormalige handwerklerares Marketta Palo en haar dochter wandelen we door brede straten met gele, blauwe en groene huizen in de richting van het dorpsplein. Palo spreekt opvallend goed Nederlands. Dat heeft ze overgehouden aan haar jaren in Vlaanderen. Eerst als leerlinge aan het atheneum van Kapellen, waar ze begin jaren tachtig via een Europees uitwisselingsproject terechtkwam, later als studente kunstgeschiedenis. Uiteindelijk keerde ze met haar Vlaamse man naar haar vaderland terug. ‘Al die jaren geleden al viel me op hoe weinig aandacht jullie in Vlaanderen voor kunstvakken hebben. Handwerk werd er zelfs niet gegeven’, zegt ze. ‘Hier is dat nog altijd een verplicht vak in de eerste zeven jaar van de peruskoulu. Niet omdat Finse kinderen zo dringend sokken moeten kunnen breien, maar omdat we hen op die manier allerlei technieken en vaardigheden aanleren, zoals plannen, ontwerpen en organiseren. Zonder handwerkles op school had niemand ooit van Nokia gehoord.’
Ook haar Belgisch-Finse dochter, Annukka De Meulder, heeft ondertussen voor het onderwijs gekozen. Als master bijzonder onderwijs werkt ze in een school zo’n vierhonderd kilometer landinwaarts. ‘Het is mijn taak om leerlingen bij te staan die extra steun nodig hebben’, vertelt ze. ‘Omdat ze worstelen met een bepaald vak, een leerstoornis of beperking hebben, gedragsproblemen vertonen of het thuis moeilijk hebben. Sommigen neem ik één keer apart, anderen volg ik het hele schooljaar lang. Ik pas me aan de behoefte van elk kind aan.’
Opvallend is dat kinderen die echt niet in een gewone klas kunnen functioneren toch niet naar een speciale school voor bijzonder onderwijs worden gestuurd. ‘Ook zij moeten het gevoel hebben dat ze erbij horen’, legt De Meulder uit. ‘Dus blijven ze op een gewone school, maar krijgen ze in een aparte klas les van een leerkracht bijzonder onderwijs. Praktische vakken, zoals muziek en handwerk, volgen ze met de gewone kinderen en ze nemen ook deel aan feesten en andere evenementen die op school worden georganiseerd. Bij ons zit er in die speciale klas bijvoorbeeld een meisje van elf met het syndroom van Down dat nu pas leert lezen.’
‘Ongelijkheid groeit door instroom van migranten’
De laatste jaren is Finland wat teruggevallen in de PISA-ranking, maar volgens Pasi Sahlberg is er geen reden tot paniek. ‘Natuurlijk moeten we ons zorgen maken als blijkt dat onze kinderen minder goed leren, maar de vraag is of dat ook echt het geval is’, zegt hij. ‘Veel heeft te maken met de PISA-studie zelf, die een soort wereldwijde race is geworden. Regeringen passen hun onderwijssysteem heel gericht aan zodat leerlingen zo goed mogelijk scoren in het PISA-onderzoek. Omdat Finland daar niet aan meedoet, ontstaat er een vertekend beeld.’
Toch is er meer aan de hand. Het Finse onderwijssysteem wankelt wel degelijk. Dat komt vooral doordat de ongelijkheid in het tot voor kort opvallend homogene land toeneemt door de plotse toestroom van migranten. Sinds halfweg de jaren negentig is de migratie er met 800 procent toegenomen. Vandaag spreekt 10 procent van de leerlingen in de peruskoulu noch Fins, noch een van de andere officiële landstalen (Zweeds en Sami). Doordat elk kind verplicht is om naar de dichtstbijzijnde peruskoulu te gaan, zijn er scholen waar erg veel leerlingen met een migratieachtergrond les volgen en andere waar uitsluitend autochtonen in de klas zitten. Hoewel scholieren van vreemde origine het in Finland nog altijd een pak beter doen dan in de meeste andere Europese landen, valt op dat ze vaak stoppen met studeren zodra de leerplicht afloopt. Gaan ze toch naar het hoger middelbaar, dan kiezen ze meestal een beroepsopleiding. ‘Lange tijd gingen we ervanuit dat we ons niet op specifieke doelgroepen hoeven te richten zolang alle kinderen, ongeacht hun afkomst en achtergrond, gelijke kansen krijgen’, zegt Sahlberg. ‘We dachten dat ons onderwijs ook de verschillen tussen autochtone en allochtone kinderen zou doen verdwijnen. Dat blijkt dus niet helemaal te kloppen.’
Nochtans investeert Finland al jaren in voorbereidingsklassen waar nieuwkomers de basisvaardigheden en -woordenschat leren om les te kunnen volgen aan een Finse school. Daarna zouden ze meteen in hun eigen leeftijdsgroep moeten kunnen starten. ‘Maar door besparingen zitten kinderen nu maar zes maanden in plaats van een jaar meer in die nieuwkomersklas’, zegt Esa Sinivuori. ‘Daardoor zijn ze minder voorbereid als ze bij ons op school beginnen. Voorlopig kunnen we dat met wat vindingrijkheid oplossen, maar in de toekomst zouden we weleens voor grote problemen kunnen staan.’
De onderwijsbesparingen snijden niet alleen in de opleiding van nieuwkomers. Er is ook minder geld voor klasmateriaal, voor de bouw of restauratie van schoolgebouwen en voor klasassistenten die leerkrachten bijstaan. Bovendien worden de klasgroepen almaar groter. Een paar jaar geleden zaten er 15 tot 25 leerlingen in een gemiddelde Finse klas, vandaag zijn het er vaak meer dan 30.
Ook het meest bewonderde onderwijssysteem van Europa staat dus voor een paar aanzienlijke uitdagingen. ‘Als iedereen naar je opkijkt, is het verleidelijk om achterover te leunen’, zegt Pasi Sahlberg. ‘Voor het Finse onderwijs zou dat funest zijn. Het is tijd voor de volgende stap: we moeten onder meer uitzoeken wat we kunnen doen voor tienerjongens die in geen enkel schoolvak geïnteresseerd zijn. Daarbij mogen we niet vergeten dat ook wij op sommige vlakken iets van andere landen kunnen leren.’ Ook van het Vlaamse onderwijs? Volgens Arne Verhaegen wel. ‘Voor een Vlaamse leerling valt de stress weg tegen het eind van het middelbaar. Hij weet dan zo ongeveer waar hij aan toe is en kijkt al uit naar de volgende fase in zijn leven’, zegt hij. ‘Voor Finse jongeren begint het dan pas. Vanaf hun zestiende staan ze onder enorme druk. Ze moeten ongelooflijk hard werken om te slagen voor het maturiteitsexamen en daarna voor de toegangsproeven aan de universiteit. Voor de oudste leerlingen is het in Vlaanderen dus veel aangenamer, maar tot hun zestiende zijn ze stukken beter af in Finland.’
Tot en met vrijdag 01/09 vindt u op knack.be interviews en analyses over het Finse onderwijs.
Terug naar School
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier