Jan Nolf
Nog één maand: wordt 11 september een stap naar de waarheid voor wijlen Jonathan Jacob?
Binnen een maand wordt beslist wie verantwoording moet afleggen voor de dood van Jonathan Jacob. De komende vijf weken krijgt u elke maandag een kritische bijdrage van onze justitiewatcher Jan Nolf. Vandaag 11 augustus: het rapport van de Commissie P over politie en ‘de bottinekes’.
De 11 verdachten werden op 6 november 2014 door de Antwerpse Kamer van Inbeschuldigingstelling doorverwezen naar de correctionele rechbank. In de weken in aanloop naar de zitting van de KI wierp ere-vrederechter Jan Nolf, justitiewatcher voor Knack.be, in 5 bijdragen een kritische blik op de dood van Jacob en de haperingen in de rechtsgang. Hier de andere vier:
– van huisdokter naar psychiater in een mislukte collocatie
– Wat (niet) onderzocht werd van Herman Dams tot Yves Liégeois
Na bijna vijf jaar is het dan eindelijk (nog maar eens) zover: de cruciale zitting van de Antwerpse Kamer van Inbeschuldigingstelling over de vraag wie zich later voor de correctionele rechtbank zal moeten verantwoorden voor de hallucinante dood van Jonathan Jacob in een Mortselse politiecel: op 6 januari 2010 bedolven onder het gewicht en het geweld van de “bottinnekes“.
Pas zeer recent, in mei jl. maakte het parket-generaal van Antwerpen plots een merkwaardige bocht: voor het eerst werd ook de vervolging van alle acht betrokken leden van het Bijzonder Bijstand Team (BBT) gevorderd. In eerste aanleg waren die door de Raadkamer op 6 februari 2013 allemaal buiten vervolging gesteld, op één lid na: de man met codenaam Hollywood die – zoals in de Panorama-reportage te zien is – de reeksen van vuistslagen uitdeelde: “pijnprikkels” volgens het BBT-jargon.
Ook van Hollywood had het parket van Antwerpen toen de buitenvervolgingstelling gevraagd: weliswaar vruchteloos in dat éne geval.
Opmerkelijk is dat het parket-generaal nu ook het rapport van het Comité P. aan het dossier toevoegde. Dat zal geen toeval geweest zijn. Het Comité P. heeft geen functie als ombudsman, maar onderzoekt wel klachten als extern controleorgaan op de politie. Het Comité P. werkt in een “observatoriumfunctie” voor het federale parlement, maakt analyses en formuleert aanbevelingen.
Dat lijvig tussentijds verslag (73 blz) van 3 april 2014 maakt cruciale opmerkingen over wat die dag in het Mortselse politiekantoor mis ging. Of eigenlijk: mis moést gaan.
Het rapport van het Comité P. leest dan ook als een onschatbaar spiekblaadje voor het parket-generaal en de burgerlijke partij: de hele familie Jacob, vader, moeder, broer en zussen, verenigd in verdriet, verbazing en één vraag: gerechtigheid.
De vele bottinnekes: al een oud zeer.
Tussen 2001 en 2009 maakte het Comité P in haar jaarverslagen al steeds kritischer opmerkingen over de “onrustbarende evolutie” in die gespecialiseerde interventie-eenheden en een gebrek aan controle over “opleiding, normen en waarden“. Noem het ‘diversiteit’ of ‘wildgroei’, maar “geen twee eenheden zijn dezelfde” zucht het Comité P. ook nu nog.
Op Binnenlandse Zaken richtten zowel de ministers Dewael als Turtelboom daarover werkgroepen en – jawel – subwerkgroepen op. Waarover vervolgens niets meer gehoord werd: het Comité P noteert immers een “bevreemdende” sfeer van wederzijds wantrouwen waarbij politiekorpsen nog liever de mosterd uit het buitenland halen, dan onder elkaar expertise uit te wisselen.
Pijnlijk oneerbiedig voegt het Comité P. daar aan toe: “het gekke is daarbij dat het creëren van een duidelijk referentiekader ter zake, voor korpschefs één van de hot topics bleek“.
Door wat het Comité P. een “zwanenzang van werkgroeppogingen” noemt, belanden de bottinnekes pas na de Panorama-reportage van 21 februari 2013 opnieuw op het bureau van Annemie Turtelboom: ondertussen niet meer als minister van Binnenlandse Zaken, maar van justitie.
Toen kon het plots niet snel genoeg gaan. Daags na de Panorama-uitzending startte het Comité P een nationaal onderzoek over al die eigenzinnige mini stadslegertjes, maar er werd ook ingezoomd op de vele vragen van die dramatische dag, drie jaar ervoor: hoe moeten politiediensten die patiënten benaderen, wanneer worden die bijzondere bijstandsteams ingezet, en welke interventieprocedures worden gehanteerd ?
Zelfs als het verslag van het Comité P benadrukt dat “de punctuele feiten te Mortsel” niet onderzocht werden (wegens het hangende strafonderzoek), toch zijn er bijzonder interessante opmerkingen in te vinden die het proces ingrijpend mee kunnen bepalen.
We zetten de meest concrete tips daarvan op een rijtje, grotendeels in de bewoordingen van het verslag zelf en vervolgens geduid door die dodelijke interventie zelf.
Over het concreet inzetten van de “bottinnekes”:
Het Comité P. “betwijfelt of de politieleiding de impact van de inzet van een bijzondere eenheid genoeg beseft”. Vooraf dient een “zorgvuldige risicoanalyse” te gebeuren, waarbij de wijze van optreden “gedifferentieerd” moet worden in functie van de omstandigheden (zoals de betrokken persoon en bv. ook de beperkte ruimte). Daarna is “een beslissing tot inzet van dergelijke eenheid geen vrijgeleide om ongebreideld alle bevoegdheden, middelen en technieken waarover zij beschikken in te zetten” luidt de waarschuwing.
Ook het BBT dient zich goed te informeren en zijn optreden concreet te bepalen aan de hand van de principes van wettelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit, voorzien in de Wet Politieambt – zo herhaalt het Comité P. de regels als uitgangspunt.
Als politieoversten die rol bij voorbereiding (dus accurate briefing), risicoanalyse en controle van een actie niet naar behoren vervullen, kan dat een schending van het recht op leven betekenen, stelt het Comité P. Opmerkelijk: paniekverweer in traumatiserende omstandigheden (“niet goed wetende wat er gebeurt“) wordt door het Comité P. begrijpelijk geacht, en dat moet mee in rekening gebracht worden.
Zo’n afweging en briefing was nu net de taak van de Mortselse commissaris die de “bijstand” van het BBT vroeg. Ook hij werd door de Raadkamer op 6 februari 2013 door de Raadkamer buiten vervolging gesteld, maar ook voor hem speelt nu de koerswending van het parket-generaal.
Zijn oproep naar en briefing van het BBT komt immers door dit rapport van het Comité P. in een totaal ander daglicht te staan. Zijn beslissing leidde tot het binnenstormen van het BBT zonder dat vooraf gebrainstormd werd binnen een kader van multidisciplinair overleg (zoals in Nederland samen met de medische sector gebeurt) of een technisch, fysiek en psychologisch minder traumatische aanpak.
Over de specifieke aanpak van “onhandelbare personen”:
Er is volgens het Comité P. ongetwijfeld te weinig kennis bij de politiediensten van het fenomeen van “excited delirium syndroom” waaraan Jonathan Jacob psychiatrisch beantwoordde. Volgens het landelijk onderzoek van het Comité P. neemt geen enkele van de lokale (!) bijzondere bijstandsteams dit belangrijk medisch gegeven mee in de beoordeling van een situatie.
Het federaal interventieteam (CGSU) daarentegen, zet dan eerst een MUG-dokter en een onderhandelaar (in burger) in en sluit het gebruik formeel uit van al het wapengekletter dat de Antwerpse BBT hier wel inzette: flashbangs, vorken en schilden.
Hoe die interventieteams zich organiseren, dat “geeft hun filosofie weer“, noteert het Comité P. droogweg.
Daardoor werd het Antwerps BBT losgelaten op een wanhopige, naakte psychiatrische patiënt met identiek dezelfde technieken als tegenover een verschanste misdadiger. In BBT-taal heet Jonathan Jacob dan ook betekenisvol maar luguber “de target” en het fatale gevolg voor dat ‘doelwit’ bleef niet uit.
Het verslag van het Comité P. leest dus als een aanklacht tegen de ‘overkill-capacity’: een overdadige in plaats van overdachte interventie, die niet eens voorafgegaan werd door de minste poging tot menselijk contact. Ook niet door de twee keer opnieuw opgeroepen dokter van wacht overigens: ook al twee gemiste kansen daar nog bovenop.
Dat alles terwijl Jonathan Jacob die hele ochtend geen enkel fysiek gevaar opgeleverd had tijdens het urenlange wachten, nog verlengd door een computerpanne bij het uitvoeren van de pv-paperasserij. Ook de begeleidende politieagenten bevestigden dat op de middag – eindelijk in de psychiatrische instelling – de politiehond volstond om Jonathans’ claustrofobie voor de isoleercel te overwinnen.
Terloops nuttig nieuws uit de Verenigde Staten, waar gespierde interventies traditie waren: de staat Californië besliste begin deze maand uitvoering te geven aan rechterlijke bevelen die geweld tegen opgesloten psychiatrische patiënten ongrondwettelijk brandmerkten.
De nieuwe Amerikaanse regels ter bescherming van die 37.000 gevangenen (28% van de Californische gevangenispopulatie) kunnen rechtstreeks in de zaak Jonathan Jacob vertaald worden: “prison guards would be required to consider the inmates’ mental health and ability to understand orders before using force“.
Maar hogerop van politie naar justitie ?
Het Comité P. rapporteert dat o.a. in Antwerpen, Brugge en Luik parket en onderzoeksrechters zélf wel vaker de inzet van het BBT vragen “wat minstens op de ‘institutionalisering’ van de eenheid lijkt te wijzen”. In Dendermonde is de inzet van het BBT zelfs uitdrukkelijk enkel mogelijk na expliciete toelating van de gerechtelijke overheid.
Dat is een interessante denkpiste als we rekening houden met de opmerking van het Comité P. dat geweldbeheersing ook gezien moet worden in het kader van de rechtspraak van het Straatsburgse Mensenrechtenhof.
De Antwerpse substituut K.D.L. die de collocatie beval, vernam alleszins de beslissing om het BBT ter plaatse te roepen “teneinde de man te bedwingen zodat de arts zijn werk zou kunnen doen“.
Maar wélk werk werd bedoeld, en wie beval dat werk ? En welke tijdsdruk – met noodlottige gevolgen – legde dat tweede “bevel” op de politiediensten ? Ook dat is een vraag die steeds meer klemt nu ook het rapport van het Comité P. de nadruk legt op het belang van overleg over alternatieven voor geweld. Pas daarna wordt geweld vanwege de wettelijke overheid immers ook legitiem.
In de zaak Jonathan Jacob botsen minstens drie werelden: de politie, de juridische sector, en het medisch korps.
Ook het parket van Herman Dams vroeg – en bekwam – al voor de raadkamer de vervolging van de toenmalig directeur en psychiater van de instelling die de opname van Jonathan Jacob tot twee maal toe geweigerd hadden: medici die een juridisch bevel tot zorgverstrekking naast zich neer leggen.
Maar ook het omgekeerde kwam voor: volgens alle betrokken politiemensen gaf de substituut van het Antwerps parket het bevel om Jonathan Jacob “plat te spuiten“, en verklaart dat de oproep naar het BBT. Hier beveelt dan een juriste een medische ingreep – overigens flagrant tegen het uitdrukkelijk (negatief) medisch advies in dat zijzelf aan de psychiater van de instelling gevraagd had.
Substituut K.D.L. zal later in een proces-verbaal argumenteren dat zij voor een beslissing inzake dat “platspuiten” (evident) niet bevoegd is en dat ook niet bevolen heeft. Dat klinkt daar wat defensiever dan in een eerder “relaas” dat de ouders, een griffier, en een medewerker van het justitiehuis verklaren gezien te hebben en waarover een dubbel strafonderzoek wegens valsheid in geschrifte gevoerd werd. Zonder gevolg.
Politie en opgeroepen dokter van wacht leken ondertussen wel in de waan een zeer precies bevel uit te voeren en dat daarenboven nog snel uit te voeren erbij. Het drama lijkt er dan meteen een van collectieve waanzin. Alle betrokkenen wervelden mee in een mallemolen die niemand dacht maar even stil te zetten.
Het priemende Comité P. – rapport biedt kansen.
Per definitie onderzoekt het Comité enkel de werking van politiediensten. De kansen voor een normale uitvoering van het oorspronkelijk – wettig – collocatiebevel die daar verloren gingen zijn duidelijk. Maar in de ketting van de causaliteit ontbreekt het ultieme onderzoek naar de top nog steeds.
De wijze waarop diverse sleutelfiguren binnen het Antwerps parket de zaak aanpakten – of niet – is op zich immers nog nooit het voorwerp van enig gerechtelijk onderzoek geweest.
Niet door de raadsheer-onderzoeksrechter van het Antwerpse hof van beroep: de bandbreedte van zijn onderzoek wordt in het kader van het voorrecht van rechtsmacht bepaald door de procureur-generaal, en diens vragen bleven beperkt tot de technische kwestie van een eventueel vervalst proces-verbaal.
Ook niet door de Hoge Raad voor de Justitie: die verklaarde zich onbevoegd. En een Comité J. is er nog (altijd) niet en een beter pleidooi ervoor dan de zaak Jonathan Jacob is er wellicht niet.
De vraag zal zich op 11 september stellen of de Kamer van Inbeschuldigingstelling daar genoegen mee neemt. Nu het rapport van het Comité P. de vinger op de wonde legt in de politionele uitvoeringsfase, stelt zich bloediger dan ooit, de vraag naar de bevelsfase.
Wie heeft wat bevolen ? Justitie is niet alleen beoordeling, maar eerst waarheidsvinding. De familie van Jonathan Jacob heeft recht op die waarheid. En u ook. Want Jonathan kon uw zoon geweest zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier