Met invoering van identiteitskaart in 1919 eindigt beleid van ‘open grenzen’ definitief

Ewald Pironet
Ewald Pironet Senior writer

Het einde van de Eerste Wereldoorlog was méér dan zomaar een wapenstilstand. De gewijzigde machtsverhoudingen, ook binnen België, en de machtsgreep van de Sovjets noopten koning en regering tot belangrijke democratische maatregelen. Die gingen hand in hand met de invoering van – al dan niet subtiele – vormen van repressie en politionele controle.

De alternatieve canon: terwijl de regering-Jambon een Vlaamse canon voorbereidt, kijkt Knack weg van de alom bekende ankerpunten. Welke feiten en gebeurtenissen zijn onbekend maar onontbeerlijk voor wie de geschiedenis van Vlaanderen écht wil kennen?

Voorgesteld door: Idesbald Goddeeris

Waarom? ‘De uitbouw van de democratie is gepaard gegaan met controle en uitsluiting.’

In februari 1919 werden gemeentebesturen verplicht om een identiteitskaart uit te reiken aan alle inwoners boven de vijftien jaar. De Belgische wetgever nam daarmee een systeem over dat de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden ingevoerd. Idesbald Goddeeris: ‘Het was een belangrijke stap in de controle van de overheid over haar burgers. Ze maakte gebruik van fotografie, net zoals ook nu nieuwe technologieën als gezichtsherkenning en hologrammen worden ingeschakeld. Een andere parallel is dat identiteitskaarten een middel werden om migratie te regelen.’

De belangrijkste evoluties in het vreemdelingenbeleid of de nationaliteitswetgeving vormen tot vandaag in onze overgeleverde historische kennis een grote blinde vlek

Uiteraard waren er ook voordien al identiteitsbewijzen, zoals vrijgeleiden, contracten en paspoorten. Maar België had de paspoorten in 1861 afgeschaft, geïnspireerd door het vrijhandelsklimaat. Tot de Eerste Wereldoorlog kende ons land open grenzen. Alleen vreemdelingen die een misdrijf hadden gepleegd, de openbare orde verstoorden of niet in hun levensonderhoud konden voorzien en tot landloperij of bedelarij overgingen, werden de grens overgezet.

Na de oorlog probeerde de staat greep te krijgen op de bevolking. De invoering van de algemene dienstplicht (1909) en het algemeen (mannelijk) enkelvoudig stemrecht (1919) noopte tot de afbakening van wie tot de natie behoorde en het staatsburgerschap bezat. De introductie van sociale wetgeving vanaf het einde van de negentiende eeuw deed eerst de vraag naar nieuwe arbeidskrachten toenemen (bijvoorbeeld door de reductie van vrouwen- en kinderarbeid) en creëerde vervolgens de behoefte om de arbeidsmarkt te beschermen (bijvoorbeeld door ziekte- en andere uitkeringen).

Goddeeris: ‘Met andere woorden: de uitbouw van de democratie en van de verzorgingsstaat ging gepaard met controle en uitsluiting. Het is opvallend dat zulke wetten níét in ons collectieve geheugen zitten. Iedereen kent de belangrijkste stappen in de uitbreiding van het stemrecht of kan voorbeelden geven van successen van de arbeidersbeweging. Maar de belangrijkste evoluties in het vreemdelingenbeleid of de nationaliteitswetgeving vormen tot vandaag in onze overgeleverde historische kennis een grote blinde vlek.’

Idesbald Goddeeris is slavist en historicus. Hij is verbonden aan de onderzoeksgroep Moderniteit en Samenleving 1800-2000 van de KU Leuven.

De alternatieve canon

Partner Content