De Vlaamse ambities tijdens de kolonisatie in Centraal-Afrika: ‘Hier spreekt men Nederlands’

Latere VNV-leider Staf De Clerq © Wikipedia
Ewald Pironet
Ewald Pironet Senior writer

Zeker in de jaren veertig en vijftig van vorige eeuw drong de Vlaamse Beweging er almaar nadrukkelijker op aan om Congo te besturen zoals België, met een volwaardige plaats voor het Nederlands. Een strategisch plan bestond erin om, als het even kon, de hele kolonie op te splitsen in een Franstalig en een Nederlandstalig gebied. De basis daarvan was het Vlaamse territorialisme, de fixatie op een onlosmakelijke band tussen taal en grond.

De alternatieve canon: terwijl de regering-Jambon een Vlaamse canon voorbereidt, kijktKnack weg van de alom bekende ankerpunten. Welke feiten en gebeurtenissen zijn onbekend maar onontbeerlijk voor wie de geschiedenis van Vlaanderen écht wil kennen?

Voorgesteld door: Michael Meeuwis

Waarom? Het Nederlands moest niet alleen een volwaardige plaats krijgen in Congo, sommigen droomden zelfs van een groot Nederlandssprekend gebied van de evenaar tot Zuid-Afrika.

De rol van het taalkundige territorialisme – ‘in Vlaanderen Vlaams’ – in de geschiedenis van België is bekend. Minder bekend is dat het ook tot Vlaamse ambities heeft geleid tijdens de kolonisatie in Centraal-Afrika. Vlaamse politici en Vlamingen in Congo reageerden op het dominante gebruik van het Frans in het koloniale overheidsapparaat. In hun protest verwezen ze al vanaf de jaren 1890 naar wat ze hun taalkundige en (letterlijk) tribale verwanten in Zuid-Afrika noemden: de witte Zuid-Afrikanen van Nederlandse origine, afwisselend Boers, Afrikaanders en Afrikaners genoemd.

De Vlamingen benadrukten dat sommige van die Afrikaners vanaf de jaren 1870 met hun ossenkarren noordwaarts getrokken waren, weg uit wat Zuid-Afrika zou worden, om zich in Angola of het zuiden van Congo te vestigen: de zogenoemde Dorslandtreks, tussen 1874 en 1905, waarbij de Boers met hun karren door de dorre Kalahariwoestijn trokken – vandaar de naam Dorsland. Michael Meeuwis: ‘In werkelijkheid ging het bij de Dorslandtreks om maar een paar tientallen of hooguit honderden families. Toch deed dat flaminganten als Pieter Daens, Adelfons Henderickx, Louis de Brouchoven, Julius Delbeke of het liberaal-Vlaamse tijdschrift Het Volksbelang al dromen van een groot Nederlandstalig gebied in Afrika, van de evenaar tot aan de Kaap. Na een tijd hielden ze zo’n Nederlandstalig grondgebied in Afrika zelfs écht voor mogelijk. Een veelzeggend citaat is dit: ” Het is voor ons geen droom te beweren dat eens de dag moet komen dat het Nederlandsch, dat reeds de taal is van Zuid-Afrika, de kultuurtaal zal worden in Afrika van aan den Evenaar tot aan Kaap der Goede Hoop.“‘

Congolezen pikten het niet dat hun, na het Frans, nog een tweede koloniale taal werd opgedrongen.

Aan den Evenaar‘, dat was dus in Belgisch-Congo. Ook voor de administratieve en taalkundige organisatie van Congo hadden sommige Vlamingen ideeën die wortelden in de obsessie met de verbinding tussen taal en grondgebied. In maart 1931 kwam er uit de pen van Vlaamsgezinde Kamerleden als de socialist Herman Vos en de latere VNV-‘leider’ Staf De Clercq een wetsvoorstel met de titel ‘Het Federaal Statuut’. Meeuwis: ‘Dat voorstel ging in de eerste plaats over België, maar de Kamerleden hadden ook een heel Vlaams-canonieke kijk op hoe de taalkwestie in Congo beslecht moest worden – weliswaar over de hoofden van de Congolezen heen. Eerder dan een veralgemeende vertweetaliging van het koloniale apparaat stelden ze voor Congo op te splitsen in twee regionaal-administratief eentalige gebieden, een Franstalig en een Nederlandstalig. Er moest een “Congo-Vlaams” komen, als het ware. Dat idee heeft het niet gehaald, maar het was volgens hen wel de enige garantie voor de rechten van de Vlamingen in de kolonie.’

Dat de rechten van de inlandse Congolezen daaraan ondergeschikt waren, zou tot kort voor de Congolese onafhankelijkheid in 1960 de visie van de Vlaamse Beweging blijven. Op 28 maart 1958 stelden het Vlaams Economisch Verbond (VEV, de voorloper van Voka) en de Economische Raad voor Vlaanderen in een memorandum nog ‘de gelijke behandeling van de volksgemeenschappen’ voorop. Meeuwis: ‘Er werd voorgesteld dat Congolezen in het voortgezet onderwijs Frans en Nederlands moesten leren: zo zou wie in koloniale dienst werkte de Vlaamse kolonialen in het Nederlands kunnen bedienen. Zulke voorstellen wekten grote woede bij de Congolezen. Zij pikten het niet dat hun, na het Frans, nog een tweede koloniale taal werd opgedrongen.’

Michael Meeuwis publiceert over de grammatica en de missionaire en politieke geschiedenis van het Lingala, over de ideologische grondslagen van de Belgische koloniale wetenschappen en over het taalbeleid in de kolonie in het algemeen.

De alternatieve canon

Partner Content