De Brusselse jackpot: het bestuur van onze hoofdstad is complex, inefficiënt en duur
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zijn ruim 1000 politici actief. Voeg daarbij de afwezigheid van doelmatige controle en versnipperde bevoegdheden, en het resultaat is verspilling van geld en mankracht, en verregaande inefficiëntie.
Met 161 vierkante kilometer en 1,2 miljoen inwoners heeft het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de omvang van een middelgrote Europese stad. Maar het aantal beleidsniveaus en politieke mandatarissen in Brussel is zonder meer bovengemiddeld. Zo zijn er 19 gemeenten met 19 burgemeesters, 139 schepenen en 685 gemeenteraadsleden. Daarnaast telt Brussel 19 OCMW-voorzitters en 6 politiezones. Er is een Brusselse gewestregering met vier ministers, drie staatssecretarissen en één minister-president. Die regering heeft in totaal 357 kabinetsmedewerkers in dienst, een pak meer dan de Vlaamse regering, die het met 258 medewerkers doet. Brussels minister-president Rudi Vervoort (PS) spant de kroon met 80 medewerkers. Vlaams minister-president Geert Bourgeois (N-VA) heeft 37 medewerkers, minder dan Brussels staatssecretaris Bianca Debaets (CD&V) – 42 medewerkers – bevoegd voor Digitalisering, Dierenwelzijn en Gelijke Kansen.
Verder is er een Brussels Parlement dat vandaag 89 leden telt – bij het ontstaan van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest waren dat er nog 75 – met een gegarandeerde vertegenwoordiging van 17 Vlaamse verkozenen.
De Vlaamse en de Franse Gemeenschap zijn actief in het Brusselse Gewest, en daaraarnaast heeft Brussel ook een Vlaamse en een Franse Gemeenschapscommissie. Dat zijn aparte parlementen waarvan de Brussels Parlementsleden, naar gelang van hun taalgroep, deel uitmaken. Ze zijn bevoegd voor persoonsgebonden materies zoals onderwijs en cultuur. Er is ook een Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie waarin alle Brussels Parlementsleden zitting hebben. De GGC leidde lange tijd een slapend bestaan, maar wordt straks, dankzij de zesde staatshervorming, bevoegd voor onder meer de Brusselse kinderbijslag.
Een gouverneur heeft Brussel niet meer, wel een vervanger, de zogenaamde ‘Hoge Ambtenaar’ die er een dagtaak aan heeft om het versnipperde veiligheidsbeleid in Brussel mee te helpen coördineren. Ook is er een vicegouverneur die de taalwetgeving in het officieel tweetalige Brusselse Gewest moet handhaven. Maar Jozef Ostyn, oud-kabinetschef van gewezen Brussels minister Brigitte Grouwels, zit er volgens ingewijden voor spek en bonen bij. ‘Hij heeft werkelijk niets te zeggen’, aldus een Vlaamse toppoliticus. Misschien is hij ook gewoon ontmoedigd, want veel meer dan het aan de lopende band schorsen van gemeentelijke indienstnemingen die niet stroken met het wettelijke taalkader, is er voor de vicegouverneur niet bij. De gemeenten leggen die schorsingen vervolgens vrolijk naast zich neer, want uiteindelijk worden die onwettige benoemingen in Brussel toch nooit vernietigd.
Tal van gewestelijke en gemeentelijke bevoegdheden zijn in Brussel intussen overgedragen aan een onoverzichtelijk kluwen van honderden vzw’s, omkaderd door een almaar groeiende ambtenarij. Volgens een recente studie van de Facultés Universitaires Saint-Louis hebben de Brusselse gemeenten in vergelijking met Antwerpen, Charleroi, Gent en Luik het hoogste aantal ambtenaren per inwoner. Uit een recente studie van de VUB en ULB, die minister-president Rudi Vervoort (PS) had besteld, blijkt dan weer dat Brussel meer uitvoerende mandatarissen (166) heeft dan Parijs (42) en Berlijn (71) samen.
‘Het totale budget, de opgetelde begrotingen van het Brusselse Gewest en de 19 gemeenten samen, bedraagt 9,5 miljard euro. Bij politieke en administratieve vereenvoudiging rekent men op 10 à 20 procent synergiewinst. Dat betekent minimaal circa 950 miljoen winst’, klinkt het op het kabinet van Brussels minister van Mobiliteit Pascal Smet (SP.A). ‘Die synergiewinst haal je deels bij minder politiek personeel maar vooral bij minder ambtenaren en efficiëntere besluitvorming. Om een idee te geven: om carsharing in Brussel in te voeren moet je al snel met 40 mensen om de tafel: 19 schepenen, 19 gemeentelijke ambtenaren, de minister en zijn medewerker, en dan nog wat gewestelijke ambtenaren. In om het even welke andere stad doe je dat met maximaal 5 mensen.’
Volgens onderzoeker Jean-Paul Nassaux van het Centre de recherche et d’information socio-politiques (Crisp), zijn ‘niet het aantal mandatarissen het echte probleem, wel de overlappende instellingen en beleidsniveaus. Dat is het gevolg van het feit dat in Brussel de Vlaamse en de Franstalige visie op de Belgische staatshervorming op elkaar botsen. Het politieke compromis, een tweetalig gewest waarin de twee gemeenschappen actief zijn, verdient volgens Nassaux een schoonheidsprijs noch een medaille voor efficiëntie. ‘Maar het dient gezegd: men is er wel in geslaagd in Brussel een soort blijvende communautaire vrede te creëren.’
Het Brusselse Gewest, in 1989 in het leven geroepen door toenmalig vicepremier Jean-Luc Dehaene (CD&V) en PS-kopstuk Philippe Moureaux, krijgt er bovendien bij elke nieuwe staatshervorming nieuwe bevoegdheden bij. Dat leidt tot de oprichting van steeds weer nieuwe instellingen op een grondgebied dat volgens velen als één stad zou moeten worden bestuurd, en dat niet de schaalgrootte, de bestuurlijke kwaliteit of de politieke slagkracht heeft om al die bevoegdheden goed uit te oefenen. Maar dat is de prijs die Vlaamse onderhandelaars steeds weer bereid zijn te betalen in ruil voor de ontmanteling van de Belgische federale staat. Niet alleen het gewest, ook de Brusselse gemeenten werden in de opeenvolgende staatshervormingen met goedvinden van de Vlamingen versterkt. Zo brengt de aanstelling van een Vlaamse schepen of Vlaamse OCMW-voorzitter Brusselse gemeenten dankzij de Lombard- en Lambermontakkoorden (2000-2001) jaarlijks 1 miljoen euro op.
De typisch Brusselse bestuurscultuur roept levensgrote vragen op. Zeker sinds het schandaal met politici die zichzelf als vzw-bestuurders rijkelijke extra vergoedingen uitbetaalden voor vergaderingen die zelfs niet hadden plaatsgevonden bij daklozenorganisatie Samusocial. Het belangrijkste probleem is volgens waarnemers de gebrekkige voogdij en controle van een bewust zwak gehouden gewest op sommige grote en erg machtige Brusselse gemeenten. Zich onaantastbaar wanende lokale potentaten kunnen daardoor onder het mom van dienstverlening ongestoord hun gang gaan met publieke middelen.
Ongeveer dertig procent van de Brussels Parlementsleden zijn tegelijk ook schepen of burgemeester. Die verzetten zich, aldus betrokkenen, met hand en tand tegen effectieve controle door de toezichthoudende gewestelijke overheid. ‘Hun voornaamste activiteit in parlementaire commissies is particuliere gemeentebelangen verdedigen en pottenkijkers buiten de deur houden’, zegt een ervaren Brusselse politicus.
Ook een Brusselse PS-politicus noemt het ontbreken van effectief toezicht op de gemeenten dé oorzaak van de Brusselse politieke janboel. ‘De gewestelijke ambtenaren die de voogdij moeten uitoefenen, buigen voor het regionale parlement. En dat parlement bestaat uit gemeenteraadsleden, OCMW-raadsleden, schepenen en burgemeesters. In de feiten is er geen controle en doen de gemeenten wat ze willen. Zelden of nooit wordt een besluit van een gemeente vernietigd, zelfs niet van gemeenten die onder verscherpt financieel toezicht staan en zonder de steun van het gewest allang bankroet zouden zijn. Ook op personeelsvlak lappen gemeentebesturen de regels aan hun laars. Brusselse gemeenten zijn enorme bedrijven geworden, maar ze worden bestuurd als negentiende-eeuwse kruidenierszaken’, zegt hij.
Volgens Claude Archer van de website Transparencia.be is Brussel-stad met zijn 180.000 inwoners goed voor 450 ‘afgeleide politieke mandaten’ in tientallen vzw’s en intercommunales. ‘In de zone Noord, namelijk Sint-Joost-ten-Node, Schaarbeek en Evere, die 200.000 inwoners telt, gaat het om 465 afgeleide mandaten’, stelt hij. ‘Als je dat extrapoleert naar heel Brussel gaat het om circa 3000 afgeleide mandaten waarvan het nut voor de bevolking niet echt duidelijk is.’
Een Vlaamse politicus die al meer dan 25 jaar meedraait in Brussel ziet de oorsprong van de ontspoorde Brusselse ‘vzw-cultuur’ in de taalwetgeving. ‘De Franstaligen konden via die vzw’s het taalkader voor statutaire gemeentelijke ambtenaren omzeilen. Mooi meegenomen was dat men op die manier ontsnapte aan iedere democratische controle, zowel van de gemeenteraad als van de gewestelijke voogdijoverheid, en een systeem van mandaten en vergoedingen voor tweede- en derderangspolitici in het leven kon roepen. En uiteindelijk, in een derde beweging, zijn ook Brusselse toppolitici zich in die vzw’s gaan nestelen.’
De gewestelijke voogdij over de gemeenten is bovendien een gedelegeerde bevoegdheid van Brussels minister-president Rudi Vervoort. ‘Dat betekent’, aldus de ervaren Brusselse politicus, ‘dat al die andere Brusselse vakministers hierover geen bal te zeggen hebben en dus ook nooit met een dossier naar de regering zullen komen. Dat is de reden waarom een kanker als Samusocial jarenlang kon woekeren.’
Een belangrijk machtsforum in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is de Conferentie van Brusselse Burgemeesters, een feitelijke vereniging zonder wettelijk statuut, en zonder Vlamingen. De Conferentie vergadert om de zoveel weken in het Brusselse stadhuis en wordt weleens het schaduwkabinet van de Brusselse regering genoemd. In de Conferentie wordt volgens betrokkenen noodzakelijk overleg gepleegd. Volgens critici worden er onderhandse afspraken gemaakt over de besteding van gewestelijke middelen en de verdeling van de mandaten in de gewestelijke instellingen op basis van één gedeeld belang, het maximaal beschermen van de gemeentelijke baronieën. De Conferentie van Brusselse Burgemeesters wordt logistiek en juridisch gesteund door Brulocalis, de Vereniging Stad en Gemeenten van Brussel. Brulocalis publiceert studies met argumenten tegen de fusie van de Brusselse gemeenten en redigeerde onlangs een juridisch advies om burgercollectieven die meer transparantie eisen het leven moeilijk te maken. In principe is de Conferentie van Brusselse Burgemeesters een overbodig orgaan geworden, aangezien collectieve Brusselse problemen op gewestniveau kunnen worden geregeld.
Brusselse gemeenten zijn enorme bedrijven geworden, maar ze worden bestuurd als negentiende-eeuwse kruidenierszaken
Eén man, één job
Over de zwakke slagkracht van het Brussels Parlement zijn de meeste waarnemers het eens, alsook over de matige inzet van sommige flink cumulerende verkozenen. Maar Brussels Parlementsleden worden uiteraard vergoed min of meer conform de vergoedingen in de andere Belgische parlementen. Sinds kort en als gevolg van de politieke schandalen staan die parlementaire vergoedingen van Brusselse volksvertegenwoordigers online. Met name de Vlaamse Brussels Parlementsleden, die gezien hun kleine aantal allemaal nog iets extra’s doen in het Brussels Parlement, hetzij als fractie- of commissievoorzitter, hetzij als lid van het Bureau, blijken goed te boeren. Het bestbetaalde Brussels Parlementslid is Fouad Ahidar, stemmenkanon van de SP.A en ondervoorzitter van het Brussels Parlement. Zijn brutovergoeding bedroeg ongeveer 181.000 euro in 2017 en lag daarmee iets hoger dan die van Brussels Parlementsvoorzitter Charles Picqué (PS). Dat is dan weer het gevolg van het feit dat de vorige Brussels Parlementsvoorzitter Françoise Dupuis afstand heeft gedaan van haar extra vergoeding in het Bureau van het Brussels Parlement, en toenmalig ondervoorzitter Walter Vandenbossche (CD&V) niet. Dankzij het verzet van Vandenbossche destijds tegen het schrappen van zijn extra vergoeding verdient de ondervoorzitter in het Brussels Parlement nu dus meer dan de voorzitter. Ahidar wijst erop dat het in zijn partij de regel is dat alles boven de 6600 euro netto per maand naar de partij of naar goede doelen gaat. Ook is hij een groot voorstander van een algemeen verbod op het cumuleren van uitvoerende politieke mandaten: ‘Eén man, één job, zo moet het.’ Volgens Ahidar zou de toepassing van dit principe in de politiek ook een bescheiden bijdrage kunnen leveren aan de strijd tegen de hoge werkloosheid in het Brusselse Gewest. ‘Zo komen er tientallen burgemeester- en schepenfuncties vrij.’
Ook onder Franstalige toppolitici begint als gevolg van de schandalen het besef te groeien dat het zo niet verder kan. Brussels minister-president Rudi Vervoort en andere kopstukken kwamen met heel wat voorstellen om het aantal politieke mandatarissen in Brussel te beperken en de bestuurlijke ethiek te verhogen. Toch is het nog maar de vraag of daarmee ook echt fundamenteel iets zal veranderen.
‘De Brusselse politieke wereld, dat zijn ruim 1000 politici die teren op dit systeem’, zegt een Franstalige PS-politicus. ‘Een schepen in een gemeente met 50.000 inwoners, een gemiddelde Brusselse gemeente, verdient voor bevoegdheden die in een stadsgewest als Brussel meestal beter helemaal op het niveau van het gewest zouden zitten, ongeveer 4000 euro netto per maand. En dat voor iemand die in het gewone leven als onderwijzer of bediende 1500 à 1800 euro zou verdienen. Dat is geen vergoeding meer, dat is de jackpot.’
Het resultaat van zo veel politieke versnippering is dat Brussel kraakt aan alle kanten. Er is veel armoede en hoge werkloosheid, de infrastructuur is in slechte staat, de mobiliteit is een ramp. Zelfs een gewestelijk parkeerbeleid lijkt te veel gevraagd. Op dit moment ergeren veel Brusselaars zich blauw aan de overal tegelijk aan de gang zijnde wegenwerken, die de gemeentebesturen traditioneel kort voor de gemeenteraadsverkiezingen nog willen verwezenlijken. ‘Mensen komen dan boos naar mij toe: “Jullie hebben toch de Brusselse minister van Mobiliteit, waarom is het zo’n zootje?”‘, zegt Brussels Parlementslid Fouad Ahidar. ‘”Dat klopt”, moet ik dan antwoorden, “maar daarnaast zijn er ook 19 schepenen van Mobiliteit, die allemaal op eigen houtje en zonder enig overleg hun straten openbreken.”‘
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier