Christian Leysen (Open VLD)
‘Langer werken zou geen straf mogen zijn. Meer plezier op het werk is een must’
‘Wanneer veel mensen werken als een straf, iets vervelend of een last beschouwen, dreigen we uit het oog te verliezen dat werk zoveel meer is dan loon krijgen’, schrijven Christian Leysen en Bavo De Mol (Open VLD).
Het is bijna zover, 1 mei. Feestdag van de arbeid. Maar is arbeid nog wel een feest? De politieke barometer liegt er niet om. We zien er tegenop om langer te werken. Of toch tenminste driekwart van de Vlamingen zou liever niet tot zijn 67ste werken en wil dat de pensioenleeftijd opnieuw daalt naar 65 jaar. Dat zijn confronterende cijfers. Toch mogen ze ons ook niet geheel verbazen. Want er zijn nog een aantal signalen die erop duiden dat niet iedereen zich even goed in zijn vel voelt op de werkvloer. Zo’n twaalf procent van de Vlaamse werknemers, ofwel zo’n 280.000 mensen, lopen een risico op een burn-out. Nog eens vijf a zes procent van de Vlamingen verveelt zich op zijn werk en riskeert een bore-out. De oorzaken zijn divers. Stress, slechte sfeer op het werk, maar ook het gebrek aan een uitdaging of de vrijheid om dingen te kunnen doen.
Het zijn allemaal zaken die alleszins niet zullen helpen om de bereidheid om langer te werken niet groter. Het zorgt er ongetwijfeld mee voor dat werken en langer werken als een straf wordt gezien.
Langer werken zou geen straf mogen zijn. Meer plezier op het werk is een must.
Dat is zonder meer een kwalijke zaak. Want laten we elkaar geen Liesbeth noemen. Langer werken zal nodig zijn. Iedereen die anders beweert, doet aan zinsbegoocheling. Op een halve eeuw tijd is de gemiddelde levensverwachting met tien jaar gestegen. Dat betekent dat we als samenleving langer voor mensen moeten zorgen, wat extra kosten voor de sociale zekerheid en zorg met zich meebrengt. Die kunnen we niet betalen als we zoals nu maar gemiddeld tot 60 werken.
Maar het is niet alleen financieel probleem, het is ook een sociaal en cultureel probleem. Wanneer veel mensen werken als een straf, iets vervelend of een last beschouwen, dreigen we uit het oog te verliezen dat werk zoveel meer is dan loon krijgen. Werk is ook een manier om je eigenwaarde versterken, jezelf te ontplooien, je skills aan te scherpen en mensen te leren kennen. Het is de trots halen uit het feit dat je werkgever of je klanten tevreden van je zijn. Het is het respect dat je krijgt van je collega’s. De grappen en grollen op de werkvloer. Het is het gevoel dat je hebt als je na een dag hard werk voldaan en tevreden in de zetel kunt ploffen.
Dat is wat de bijklank van werk zou moeten zijn. Als we er dus voor willen zorgen dat mensen langer willen werken, dat ze niet uitgeblust of verveeld raken op hun werk, hebben wel nood aan vernieuwing van dit ideaalbeeld. Want het zijn net onze werknemers die dagdagelijks het verschil maken voor onze bedrijven die in concurrentie treden met het buitenland.
Er bestaat echter geen silver bullet om dit te bewerkstelligen. Maar er zijn volgens ons wel een aantal vuistregels waaraan de maatregelen zullen beantwoorden.
De eerste vuistregel is dat mensen het gevoel moeten hebben dat wat ze aan het doen zijn nuttig is, en dat het een meerwaarde heeft voor het bedrijf of de overheidsdienst en bijgevolg voor de ganse samenleving. Bureaucratie en regeldrift in zowel de publieke als private sector zijn op dit vlak de grote boosdoeners. Frank van Massenhove stelde ooit in een interview dat zijn ambtenaren tegen hem zeiden dat 30% van hun werk bestond uit zaken die niet nuttig waren maar louter moesten gebeuren omdat de regels het voorschrijven. Wel, het mag duidelijk zijn dat we in dit land minder regels maar betere regels nodig hebben. We zouden eigenlijk parlementairen moeten verplichten om voor elke regel dat ze bijstemmen er op z’n minst één te schrappen en één te herzien.
De tweede vuistregel is dat we geen schrik mogen hebben voor verandering maar net verandering net moeten aanmoedigen. Jobrotatie is misschien wel de manier bij uitstek om verveling te vermijden en nieuwe uitdagingen te presenteren. In eerste instantie moet dat binnen een bedrijf beter kunnen maar ook in de hele arbeidsmarkt. Helaas werkt onze arbeidsmarkt te stroef, zoals Jan Denys van Randstad onlangs nog terecht vaststelde. We sluiten mensen vandaag te vaak op in een statuut. Wie bij de overheid werkt zit volgens vele mensen “veilig” en zitten een trapje hoger dan werknemers in de privé. Zelfstandigen staan op de laagste trede van de sociale bescherming en om die reden wordt ondernemerschap ook helaas vaak ontraden door familie of vrienden. Dit watervalsysteem zorgt ervoor dat er weinig mobiliteit is tussen publiek, privaat en zelfstandigen terwijl we net meer kruisbestuiving nodig hebben. Ondernemers die leerkrachten worden, ambtenaren die consultants worden, en ga zo maar door. Alleen daarom al zou er een eengemaakt statuut voor ambtenaren, werknemers en zelfstandigen moeten komen. Dat zou bovendien ook ons sociale-zekerheids-landschap een pak eenvoudiger, goedkoper en rechtvaardigermaken.
Het debat over hoe werken weer leuk wordt en hoe we ervoor zorgen dat werken, langer werken en volgens een aangepast ritme willen werken, dat is de echte uitdaging.
Een derde vuistregel is dat we werknemers meer ownership moeten geven over wat ze doen. Het is belangrijk dat werknemers kunnen zeggen: “Die verwezenlijking heb ik mee gemaakt.” Bij ownership hoort ook beloning. Ons systeem moet veel flexibeler omspringen met extra beloningen voor behaalde doelen. Dat geldt voor de private sector maar evengoed voor de publieke sector waar verloning en andere voordelen dichtgetimmerd zijn door regels en reglementen. In heel wat fabrieken en bedrijven kunnen werknemers een bonus krijgen als ze een verbetering van het proces voorstellen. Laat ons daar ten eerste fiscaal vriendelijk mee omspringen maar ten tweede ook introduceren bij de overheid. Laat ons ambtenaren betrekken bij de hertekening van het systeem.
Een laatste vuistregel heeft betrekking op wat de werknemer voor of na zijn werk doet. Veelal linken we burn-outs of een gebrek aan arbeidsvreugde aan het werk zelf. Dat is echter niet altijd het geval. De oorzaak van ontevredenheid of neerslachtigheid kan evengoed in het privéleven liggen. Daarom is het belangrijk dat wanneer mensen niet aan het werken zijn, ze ook echt kunnen genieten van het leven. Dat gaat onder meer over vlot naar huis geraken na een werkdag en geen vrije tijd verliezen aan files. Maar het gaat er ook over dat wanneer je thuis komt, het niet zo is dat je tweede shift – lees huishoudelijk werk – begint. Het kunnen uitbesteden van bepaalde taken zorgt er dat je meer tijd kan spenderen aan écht aandacht geven aan je partner, jezelf of je gezin. Helaas is het in dit land lang, afgezien dienstencheques, niet evident om betaalbare huishoudelijke hulp in te schakelen. Nochtans zou het ook een goede manier zijn om minder geschoolde mensen kansen te geven om hun eerste stappen op de arbeidsmarkt te zetten.
Het debat over hoe werken weer leuk wordt en hoe we ervoor zorgen dat werken, langer werken en volgens een aangepast ritme willen werken, dat is de echte uitdaging. Dat lijkt ons tienduizend keer nuttiger dan het debat over hoelang en hoeveel er moet gewerkt worden. Want vanaf het weer gaat over ‘moeten’, zijn we met de verkeerde dingen bezig. Kunnen, mogen en willen, daar gaat het echt over. Laat ons op 1 mei in plaats van stoere taal te verkopen daarvoor een lans breken.
Christian Leysen is ondernemer en trekt de Kamerlijst van Open Vld in de provincie Antwerpen.
Bavo De Mol is Adviseur en staat op de derde opvolgersplaats op de Kamerlijst van Open VLD in de provincie Antwerpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier