‘Lange gevangenisstraf dient tot niets als niet aan de problematiek van de gedetineerden wordt gewerkt’
Luc Stas, de voormalige directeur van de gevangenis van Gent, staat stil bij wat er over detentie staat in de formateursnota van Alexander De Croo en Paul Magnette. Vandaag gaat de tweede dag in van een 48-urenstakig in het gevangeniswezen.
Vandaag en gisteren was het weer zover: een 48-urenstaking in de gevangenissen. Er was al de heisa rond het bezoek voor de gevangenen en nu moeten er meer coronatests komen. Het lijkt in de gevangenissen allemaal kommer en kwel. Eens kijken wat de nieuwe regering van plan is met het gevangeniswezen.
In het verslag van de formateurs Alexander De Croo en Paul Magnette staat te lezen: “In overleg met de deelstaten creëert de federale overheid het nodige kader opdat de re-integratie van gedetineerden vanaf de start van de straftoemeting actief zou worden voorbereid via individuele detentieplannen…“. We kunnen dit voornemen alleen maar toejuichen. Zo’n individueel detentieplan dient om het detentietraject van elke veroordeelde aan te sturen en op te volgen. Het bevat de programma’s die hij zal volgen met het oog op zijn re-integratie.
Lange gevangenisstraf dient tot niets als niet aan de problematiek van de gedetineerden wordt gewerkt.
Ook al is het concept van de detentieplanning al enkele decennia oud, toch vond het tot hiertoe geen ingang. Momenteel ziet de situatie er zo uit: door het laattijdig opstarten van de re-integratie en een gebrek aan adequate behandeling, blijven veel veroordeelden langer in de gevangenis vastzitten dan nodig. Dat kost veel geld en brengt het risico op recidive met zich mee. Studies tonen nochtans aan dat recidive veel meer achterwege blijft bij gedetineerden die tijdens hun detentie aan zinvolle programma’s hebben deelgenomen. Hier raken we het zwakke punt van ons gevangenissysteem, want vandaag is het aanbod aan resocialisatieprogramma’s en geestelijke gezondheidszorg absoluut ontoereikend.
Een significant deel van de gedetineerden kampt met problemen van drugsafhankelijkheid, maar er is amper een specifiek begeleidingsaanbod voor hen. Velen kampen met een agressieproblematiek, maar een training om met die agressie te leren omgaan kunnen ze niet volgen. Vergeten we niet dat gevangenen ook burgers zijn die recht hebben op aangepaste zorg? Onder invloed van de tijdsgeest is de focus te eenzijdig gaan liggen op de interne en externe veiligheid. Maar tot wat dient een langgerekte detentie indien er gedurende die tijd aan de problematiek van de gedetineerden niet grondig kan gewerkt worden? Dit is dan alleen maar verloren tijd.
Wanneer meer ingezet zou worden op een benadering op maat, zullen gedetineerden vroeger en beter klaar zijn met hun re-integratievoorbereiding en beter gewapend de gevangenis verlaten. Dit heeft alleen maar voordelen: hierdoor kan de detentieduur korter worden; de gevangenisbevolking zal dalen en er zullen budgetten vrij komen om de programma’s te bekostigen.
Het is echter een illusie te denken dat het concept van detentieplanning een succes kan worden door enkel in te zetten op meer psychologen en een grotere insteek vanuit de gemeenschappen, zoals in de formateursnota wordt aangegeven. Het invoeren van detentieplanning vereist een nieuwe organisatie van de detentie. Op de eerste plaats moeten ook de cipiers, die 24 op 7 aanwezig zijn, volwaardig betrokken worden bij het verhaal. Zij moeten participeren aan de opmaak van de detentieplannen, deelnemen aan de teambesprekingen, tijd kunnen besteden aan gesprekken met gedetineerden, enz. Tot op vandaag echter worden cipiers vooral gerekruteerd om veiligheids- en logistieke taken uit te voeren. Nochtans beschikken velen van hen over meer (onbenut) potentieel.
Is het omkaderen van gedetineerden met geüniformeerde bewakingsassistenten nog het geschikte model om anno 2020 een detentie op de meest zinvolle manier te laten verlopen? In de 19e eeuw werd de cipier beschouwd als een “surveillant”, maar is het nodig om vandaag grosso modo op dezelfde manier te blijven werken, al zijn hun aantallen proportioneel vertienvoudigd ten opzichte van 150 jaar geleden?
Om vandaag volwaardig mee te spelen in de opvolging van de detentieplannen dienen op de eerste lijn andere profielen te worden ingezet: opvoeders, coaches, zorgkundigen. Dit gebeurt al in de gesloten centra voor jongeren, in de forensisch psychiatrische centra en in de transitiehuizen. Daar wordt de begeleidende rol gecombineerd met de beveiligingsrol. Waarom zou dit bij veroordeelden in de gevangenissen niet kunnen?
Naast een aangepast kader, vereist het nieuwe model aangepaste settings die toelaten op een andere manier de gedetineerde te benaderen. Oude gevangenissen zijn daarvoor niet zo geschikt. Nieuwe gevangenissen lenen zich daar beter toe. Transitiehuizen kunnen op dat vlak model staan en lijken mij de ideale vorm.
In 1991 is de nieuwe gevangenis in Brugge geopend. Deze is opgebouwd uit 30 units van 21 plaatsen die zijn opgevat als leefeenheden, elk met een collectieve eet- en ontspanningsruimte. Het gebruik van deze units is echter geen lang leven beschoren geweest. Al spoedig ging men in de units werken zoals in klassieke gevangenissen, met celdeuren op slot, maaltijden en televisiekijken op cel. Heeft men al eens goed de analyse gemaakt waarom die leefeenheden niet langer als zodanig worden gebruikt? Hoogstwaarschijnlijk heeft dit te maken met de reflex om koste wat het kost volgens het 19e eeuwse concept te blijven verder werken. Om succesvol te zijn moeten infrastructuur en model van bejegenen echter hand in hand gaan.
Luc Stas is oud-directeur van de gevangenis in Gent. Hij werkte zijn hele loopbaan in het gevangeniswezen en is sinds vier jaar met pensioen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier