Ludo Abicht
‘Kritiek op Israël gelijkstellen met antisemitisme is niet alleen absurd, het is ook contraproductief’
‘We moeten er blijven over waken dat het debat over antisemitisme niet wordt gemonopoliseerd door groepen die critici op Israël monddood willen maken en ongewild de strijd tegen antisemitisme verzwakken’, schrijven Brigitte Hermans en Ludo Abicht.
Op staatsbezoek in Israël op 19 november, bestempelde de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo de Boycot-Divestment- en Sanctiesbeweging (BDS) als antisemitisch. De beweging ijvert voor een boycot van en sancties tegen Israël. Terstond verklaarde hij de oorlog aan organisaties die BDS zouden steunen en gooide hiermee een nieuwe bom in de mensenrechtenwereld. Want laten we wel wezen, deze demarche heeft niets te maken met de strijd tegen antisemitisme, maar kadert in de criminalisering van kritiek op Israël. Als waarnemers van het debat over antisemitisme en de Israëlisch-Palestijnse kwestie trekken we aan de alarmbel. Jodenhaat belangt ons immers allen aan. Daarom moeten we erover waken dat het debat over antisemitisme niet wordt gemonopoliseerd door groepen die critici op Israël monddood willen maken en ongewild de strijd tegen antisemitisme verzwakken.
Zo staan we kritisch tegenover de poging van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) om er een nieuwe definitie van antisemitisme, met een leidraad van voorbeelden, door te duwen. Is dit nodig? Is er dan een nieuw soort antisemitisme dat zich manifesteert? Klopt, er circuleren veel definities voor het fenomeen van antisemitisme en een universele definitie zou zeker duidelijkheid brengen. Tenminste, indien de strijd tegen het antisemitisme inderdaad de voornaamste bedoeling van de initiatiefnemers zou zijn.
Kritiek op Israël gelijkstellen met antisemitisme is niet alleen absurd, het is ook contraproductief.
Tot voor kort was er een breed gedragen begrip over wat antisemitisme of Jodenhaat is: haat tegenover joden die zich uit via onder meer vooroordelen, discriminatie en geweld. De Britse professor Antony Lerman observeerde dat antisemitisme in de eerste decennia na de Shoah verwees naar ‘de klassieke, stereotypische beelden over ‘de Jood,’ vormgegeven door het christendom en overgenomen door antisemitische groepen in de 19de eeuw, en verder ontwikkeld door rastheoretici en de nazi’s. De meest schokkende ontwikkeling was de ontkenning van de Holocaust.’ De koppeling met Israël werd nauwelijks gemaakt.
Met het uitbreken van de Tweede Intifada (2000-2005) in bezet Palestijns gebied, vond er een verschuiving plaats en nam het gebruik van de term ‘nieuw antisemitisme’ sterk toe. Deze nieuwe vorm van antisemitisme zou voorkomen in de bewegingen die opkomen voor de rechten van de Palestijnen, zowel ter linkerzijde als binnen islamitische kringen. Sinds de toenemende focus op dit ‘nieuwe antisemitisme’ gaat een groot deel van de aandacht naar Jodenhaat die voortspruit uit de Israëlisch-Palestijnse kwestie.
Natuurlijk bevinden er zich jammer genoeg antisemieten onder de voorvechters van de Palestijnse zaak. En is hun kritiek op Israël slechts een dekmantel voor hun Jodenhaat. Dit is pijnlijk en verwerpelijk. Maar kritiek op Israël gelijkstellen met antisemitisme is niet alleen absurd, het is ook contraproductief, want het leidt de aandacht af van het reëel bestaande antisemitisme. Antizionisme is geen antisemitisme, wat president Macron ook moge beweren. De BDS-beweging is ook geen vorm van antisemitisme, hoe zeer de Trump-administratie ook mogen roepen en bulderen. Zoals de Israëlisch-Amerikaanse mensenrechtenactiviste Sari Bashi op Twitter schreef: ‘Een regering die wordt geleid door iemand die witte, nationalistische betogers verdedigde die ‘Joden zullen ons niet vervangen’ riepen, zal mij niet vertellen wat antisemitisme is.’
Kritiek kan pijn doen, en schokkend zijn, en soms zelfs totaal onterecht. Zoals de Europese Unie bevestigde, heeft de BDS-beweging echter het recht om haar democratische vrijheid van meningsuiting te gebruiken. Zelf hebben we kritische bedenkingen bij bepaalde eisen van de BDS-beweging. Ook erkennen we beiden Israëls bestaansrecht. Maar we willen het recht van anderen verdedigen die zich volledig in de BDS-beweging en/of het antizionisme inschrijven.
Dit is de reden waarom we een onderscheid maken tussen de werkdefinitie van het IHRA en de daaraan toegevoegde voorbeelden. De definitie luidt ‘Antisemitisme is een bepaalde perceptie van Joden, die kan worden uitgedrukt als haat tegen Joden. Retorische en fysieke manifestaties van antisemitisme zijn gericht tegen Joodse of niet-Joodse individuen en/of hun eigendom, jegens instellingen van de Joodse gemeenschap en religieuze voorzieningen.’ Die definitie onderschrijven we en meer nog, we zouden ze zelfs graag promoten. Ze kan trouwens als model gelden voor de definitie van andere vormen van racisme en discriminatie.
Problematisch zijn echter de voorbeelden. Zo hebben zeven van de elf ervan betrekking op Israël en zijn ze ook vaag, vatbaar voor verschillende interpretaties. Een daarvan is het ‘Joodse volk zijn recht op zelfbeschikking ontnemen door te stellen dat het bestaan van Israël een racistische onderneming is,’ of nog: ‘dubbele standaarden toepassen door een gedrag te verwachten dat niet verwacht of geëist wordt van andere democratische naties’.
En neen, de expliciete geruststelling dat deze definitie niet tot doel heeft om kritiek op Israël aan banden te leggen, stelt ons niet gerust. Want we zien reeds dat ze hier wel degelijk wordt voor gebruikt. We menen daarom dat deze definitie geen echte vernieuwing van de strijd tegen antisemitisme inluidt.
Wat wel nodig moet worden vernieuwd, is de moed van beleidsmakers om deze strijd los te koppelen van kritiek op Israël, om groepen die dit niet doen desnoods tegen de haren in te strijken en het debat te blijven voeren. Omdat Jodenhaat ons allen aanbelangt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier