Jan Nolf
Jonathan Jacob: van huisdokter naar psychiater in een mislukte collocatie
In aanloop naar het proces over de dood van Jonathan Jacob schreef justitiewatcher en voormalig vrederechter Jan Nolf in 2014 een reeks kritische bijdragen. Deze tekst sloot de reeks af: Van huisdokter naar psychiater in een mislukte collocatie.
De 11 verdachten werden op 6 november 2014 door de Antwerpse Kamer van Inbeschuldigingstelling doorverwezen naar de correctionele rechbank. In de weken in aanloop naar de zitting van de KI wiepr ere-vrederechter Jan Nolf, justitiewatcher voor Knack.be, in 5 bijdragen een kritische blik op de dood van Jacob en de haperingen in de rechtsgang. Hier de andere vier:
– rapport van Commissie P over politie en ‘botinnekes’
– Wat (niet) onderzocht werd van Herman Dams tot Yves Liégeois
Jonathan Jacob: van huisdokter naar psychiater in een mislukte collocatie
De zaak Jonathan Jacob is een tumultueus strafproces geworden. Daarom wordt wel eens vergeten dat die lugubere dag die Jonathan niet zou overleven, startte met een louter burgerlijke procedure.
‘Collocatie’ noemt het nog steeds in de volksmond. Ook bij juristen is de oude, veel kortere benaming blijven plakken voor wat sinds 26 juni 1990 de ‘wet betreffende de persoon van de geesteszieke’ noemt. Een wet met een lange, goedbedoelde naam: het ‘bekt’ nooit.
Met ‘collocatie’ wordt de ‘gedwongen opname’ bedoeld van mensen die aan een geestesziekte lijden én een ernstig gevaar betekenen voor zichzelf of anderen. Beide voorwaarden moeten samen vervuld worden. Daarna beveelt een magistraat een opname in de gesloten afdeling van een daarvoor specifiek erkende psychiatrische instelling.
Daarenboven wordt die beslissing pas genomen slechts voor zover voor die keuze geen alternatieven voorhanden zijn (bv. ambulante behandeling of vrijwillige behandeling in de ‘open’ vleugel).
Toch nog even benadrukken: nooit kan opname bevolen worden in een gevangenis of een politiecel…
We resumeren die procedure, en komen daarna bij de rol van de medische hoofdspelers erin, die dag in Mortsel en Boechout.
Collocatie: meer dan 20 jaar discussie, twee proceduretypes, en 2 fases
De wet van 1990 was het sluitstuk van bijna een kwart eeuw fundamentele discussie over de bescherming van kwetsbare personen. Zowel de medische wereld (dokters en psychiaters) als de juridische wereld (magistraten) vonden dat zij het laatste woord moesten hebben bij de beslissing tot opsluiting van een patiënt – al gebeurt dat in diens eigen belang.
Dokters vonden zich het best geplaatst om daarover te oordelen, maar juristen beriepen zich op de mensenrechten. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) gaf vanaf 1979 met een paar veroordelingen wegens onvoldoende rechtsbescherming een duw in de richting van de “juridisering” van de collocatie (als tegenpool van de “medicalisering“).
Het werd uiteindelijk wat ik een “estafettebeoordeling” noem: de procedure kan enkel opgestart worden na een doktersattest, maar daarna oordeelt een magistraat en die heeft dus het laatste woord. Elk heeft in die welbepaalde volgorde een eigen rol, op zijn eigen traject: de dokter voor het medisch aspect, de magistraat voor de juridische kant van het dossier.
Na het afleveren van een medisch verslag wordt de patiënt in de ‘gewone’ procedure meestal thuis door de lokale vrederechter bezocht. Die heeft 10 dagen tijd om zijn beslissing te nemen op basis van de verdere informatie die hij met de betrokken familie bespreekt. Die gesprekken dienen ook om alternatieven af te toetsen en ook dat verklaart dat in mijn kanton een kleine helft van de collocatieverzoeken afgewezen werden.
In de ‘dringende’ procedure moet de (vaak door de politie) aangesproken arts bijkomend de medische “spoedeisendheid” bevestigen. Dan neemt een parketmagistraat de beslissing tot gedwongen opname. Die beslissing wordt op haar beurt binnen de 10 dagen opnieuw bekeken door de vrederechter, bevoegd voor de instelling waar de patiënt ondertussen verblijft.
In beide gevallen start bij opname enkel een periode van “observatie“, die maximaal 40 dagen kan duren, maar ook “beperkte behandeling” voorziet. Vooraleer die 40 dagen om zijn, oordeelt de vrederechter opnieuw en kan een verder verblijf van maximaal 2 jaar bevolen worden. Pas dan ligt de klemtoon op therapie.
Ondertussen kan de geneesheer – diensthoofd van de instelling de patiënt wel ontslaan, eventueel mits ambulante nazorg. Die beslissing neemt hij zelfstandig, ingevolge een medische beoordeling, dus zonder inbreng van enig magistraat.
Tot zover de theorie, want de werkelijkheid evolueerde snel tegen de bedoelingen van de wetgever in.
Zo illustreert het jaarverslag van de Vlaamse Zorginspectie al jaren dat de uitzondering van de spoedprocedure bijna de regel is geworden: in 2011 beliep dat 85% van alle procedures (in totaal 2.905 voor Vlaanderen).
Dat maakt op het terrein een belangrijk verschil: de vrederechter komt ter plaatse bij de patiënt zelf, maar parketmagistraten nemen die beslissing ‘op afstand’, na telefonisch overleg. In meer dan 1 op 5 gevallen is de patiënt dan al opgevangen in een politiedienst. Daar wordt de lokale politie of de dokter van wacht dus de feitelijke gesprekspartner van de magistraat. De patiënt zelf wordt in de praktijk door de parketmagistraat zelden of nooit persoonlijk gecontacteerd.
Een kleine helft (40%) van die door een parketmagistraat bevolen opnames worden vervolgens door de vrederechter niet bevestigd. Soms is de crisistoestand dan al voorbij maar ook de oorspronkelijke beslissing van het parket zelf wordt meer dan eens in vraag gesteld.
De verantwoordelijkheid op de schouders van magistraten is immens.
In 2004 veroordeelde het Gentse hof van beroep de Belgische Staat tot schadevergoeding voor een te lichtvaardige beslissing van een parketmagistraat tot dringende opname.
Anderzijds is er de tragiek de vierjarige Tibeau Vanhauwaert: in Roeselare door zijn moeder omgebracht nadat zij uit een dringende collocatie ontslagen was. Haar recente doorverwijzing naar Assisen geeft echter aan dat zij toen wel degelijk toerekeningsvatbaar was.
Die ochtend in Mortsel: de eerste fase met de huisdokter van wacht.
Bijna de gehele januarimaand van 2010 sneeuwde het. Op woensdagochtend 6 januari, iets na acht is het ijskoud (min 7) wanneer attente politiemensen een jongeman met ontbloot bovenlijf op een kruispunt in Borsbeek van straat plukken en naar het politiebureau van Mortsel laten overbrengen.
Zijn verwardheid wordt aan een vermoeden van medicatie of drugs gekoppeld, wat bevestigd wordt bij telefonisch contact met vader Jan Jacob die de twee (korte) collocaties van Jonathan in 2007 en 2009 vermeldt. Telkens was dat het gevolg van amfetaminegebruik in een periode van bodybuilding en telkens leek hij naderhand op goede weg.
Vader is opgelucht dat zijn zoon “in goede handen” is, want de politie vordert onmiddellijk de dokter van wacht: naar huis gaan is volgens niemand een optie, ook voor Jonathan zelf niet. Daags ervoor had een noodoproep van vader Jacob naar de lokale politiediensten van Affligem, en hun wat weifelende interventie het gewenste resultaat niet gehad: Jonathan vertrok die dinsdagavond – eigenlijk op de dool. “Hij is meerderjarig” hadden de agenten – even jong als Jonathan zelf – schouderophalend besloten.
Halverwege woensdagvoormiddag iets voor tien, is de medische diagnose in enkele minuten gesteld door de opgeroepen huisarts van wacht. Jonathan is wel aanspreekbaar maar verward, en niet agressief maar wel geagiteerd. Zijn spieren spannen zich op en hij kan nauwelijks kleren verdragen. Hij houdt het in het politielokaal niet uit zonder open ramen (waaraan de agenten opnieuw attent voldoen) en lijdt aan achtervolgingswaan, zelfs tegenover zijn vader. Alle tekenen wijzen dus perfect op het “excited delirium syndroom” dat in onze Knack.be aflevering van verleden week vermeld werd.
Na die medische bevestiging van de huisarts van dienst wordt het parket gebeld. De website van de politiezone vermeldt daarvoor wel het (vast) telefoonnummer van C. M., de ‘referentiemagistraat collocatie’ – dus de specialiste over dat onderwerp – op het justitiepaleis. Het is echter K.D.L., de substituut van dienst die de zaak op zich neemt tussen alle andere dossiers van de dag.
De collocatie lijkt al bij al volgens het boekje te verlopen, maar misschien zal al dat in de ochtend opgestapeld oponthoud toch wel een rol spelen in het verder middagverloop
De medische en juridische documenten worden over en weer gefaxt en de instelling gecontacteerd. Het papierwerk in het politiecommissariaat loopt vertraging op door een computerpanne. Daardoor duurt het tot kort na de middag wanneer Jonathan met een ziekenwagen en politiebegeleiding naar de psychiatrische instelling van de Broeders Alexianen in Boechout vervoerd wordt. Hij is dan al vier uur onder politietoezicht, maar zonder enig incident en nooit geboeid, want de politiemensen blijven constant op hem in praten, wat zijn onrust dempt.
De collocatie lijkt al bij al volgens het boekje te verlopen, maar misschien zal al dat in de ochtend opgestapeld oponthoud toch wel een rol spelen in het verder middagverloop.
Die middag in Boechout: de eerste weigering in de psychiatrische instelling.
Het psychiatrisch ziekenhuis beschikt over 2 afdelingen met aparte ingangen. Het zal nooit duidelijk worden waarom Jonathan niet binnengeleid wordt in afdeling 2, waar hij uit het zicht zou blijven van de andere patiënten en onmiddellijk bij de isoleercel gebracht zou worden.
Misschien wordt de eerste keer wel net voor de gewone ingang nummer 1 gekozen omdat alles tot dan relatief rustig verloopt. Afdeling 1 is overigens gespecialiseerd in verslavingsverschijnselen.
Volgens de website van het ziekenhuis zelf, is afdeling 1 echter gekoppeld aan behandelingsprogramma’s van minstens 2 weken, terwijl het bevel van het parket tot opname voorlopig maximaal 10 dagen geldig was.
Afdeling 2G is de gesloten opname-eenheid voor “crisisopvang” en was dus beter geplaatst om Jonathan te ontvangen. Het is ook naar die afdeling dat patiënten met bijzondere problemen (bv. zelfmoordneigingen) worden gestuurd.
Jonathan stapt weliswaar aan afdeling 1 zonder problemen de ziekenwagen uit, het gebouw en de gang binnen, waar hij dan wel via de glazen wand van de veranda op enkele meter afstand door de andere patiënten gadegeslagen wordt.
Jonathan is al heel de ochtend niettegenstaande al zijn psychotische bewegingsdrang meegaand, maar blokkeert wanneer G.D., de geneesheer-diensthoofd hem vrij kortaf – op dat uur misschien gehaast voor zijn namiddag bestemming elders – de isoleercel aanwijst. Jonathan heeft iets tegen gesloten ruimtes en dus misschien iets met claustrofobie: in zijn slaapkamer thuis sliep hij altijd met de deur op een kier.
Terloops: ook de isoleercel mag slechts ingezet worden voor zover strikt noodzakelijk, en in verhouding tot alle betrokken belangen. Jonathan aanvaardde tot dusver de collocatie, maar panikeert – bovenop zijn verwarring – bij het idee nu in een cel opgesloten te worden. De echte escalatie start hier. Het is maar de vraag of ook die kortsluiting vermeden had kunnen worden.
Jonathan maakt bewegingen “in het wild”, maar viseert niemand rechtstreeks. De schermutselingen daarna resulteren fysiek in een bloedneus van één agent, die de vlakke hand van een voorbij hollende Jonathan in het gezicht kreeg. Wat de versie over een stamp of een aantal klappen ook weze, alle politieagenten hebben zich beheerst en dus verstandig en defensief opgesteld: we zijn nog in een totaal andere wereld van het bottinnekesgeweld, enkele uren daarna. Het verhaal eindigt op dat moment voorlopig met een hondsbange Jonathan in de politiewagen: alsdan zonder enig fysiek contact of dwang.
Niettegenstaande net dan, de overmacht aan extra patrouilles, de aanwezigheid van de politiehond en diens heel beheerste begeleider een nieuwe kans bieden, sluit zich de andere deur: niet die van de isoleercel, maar die van de instelling.
Psychiater G.D. weigert de toegang en directeur M.V.D.S steunt hem daarin, want die vreest voor een oproerige reactie van de patiënten die aan de inkom getuige waren van het tumult.
Beiden worden voor hun weigering door de Antwerpse Raadkamer op 6 februari 2013 in beschuldiging gesteld wegens het nalaten van hulp te bieden, niettegenstaande wettige opvordering daartoe. Hun beider beroep daartegen wordt ook op 11 september aanstaande behandeld.
Die namiddag in Boechout: de tweede weigering in de psychiatrische instelling.
Nadat de politiecombi met Jonathan teruggereden is naar het Mortsels commissariaat, houdt substituut K.D.L. – terecht – voet bij stuk en stuurt zij de politiediensten met Jonathan terug naar de instelling. Bij die eerste weigering was er met haar blijkbaar geen telefonisch contact of overleg.
Opnieuw aangekomen voor dezelfde afdeling 1 (en dus opnieuw niet voor de gesloten crisisopvang van afdeling 2) komt Jonathan de politiewagen niet eens meer uit. Niet zozeer omdat hij dat niet wil, maar omdat hij dat niet mag want de begeleidende politie stoot opnieuw op een veto van de instelling.
Nota bene: in dat geval gaat de weigering niet meer uit van een dokter als medisch eindverantwoordelijke, maar van een bediende: dezelfde administratief directeur M.V.D.S. want psychiater G.D. was ondertussen niet meer ter plaatse.
Weliswaar ontkent de directeur in die tweede fase een “formele weigering“. Wanneer de politieofficier substituut K.D.L. opbelde om uit de impasse te raken, zou de directeur aan de substituut uitgelegd hebben dat “het zeer moeilijk” lag. Het is ook dan dat substituut K.D.L. navraag deed over het toedienen van een kalmerende injectie – wat formeel afgewezen werd door een assistent-geneesheer aan wie de directeur die vraag doorspeelde. Immers kan zoiets in die toestand fatale bijwerkingen hebben: medisch dus niet verantwoord volgens haar.
Volgens de directeur zou de substituut haar vordering tot collocatie vervolgens “ingetrokken” hebben. Dat zal substituut K.D.L. niet zo verklaren, maar ook volgens haar werd Jonathan dan “gerechtelijk gearresteerd wegens slagen en weerspannigheid“. Waarna – steeds volgens de directeur – zou gemeld zijn dat Jonathan een inspuiting gekregen had en hij voor een derde maal voor opname zou aangeboden worden. Ook volgens substituut K.D.L. was het alvast “de bedoeling de man te kalmeren“.
Voor de Kamer van Inbeschuldigingstelling zullen zowel de directeur als de psychiater van het ziekenhuis zich vooral blijven beroepen op die beweerde intrekking van het collocatiebevel. Dat bevel achten ze overigens ook onwettig omdat een (loutere) verslaving op zich – inderdaad – nog geen collocatie rechtvaardigt.
Het verschil tussen de taak van een dokter, en die van een magistraat werd inzake collocatie nochtans klaar bepaald door de wetgever van 1990. Daarenboven kreeg in die “estafettebeoordeling” de magistraat het laatste woord. En tot slot bepaalt het uitvoeringsbesluit van de wet onomwonden dat die erkende gesloten afdelingen van ziekenhuizen “ertoe gehouden zijn” die geesteszieken op te nemen (art. 2, K.B. 18 juli 1991).
Als uit het dramatisch verhaal van Jonathan Jacob iets duidelijk is, is het wel dat hij medische bijstand behoefde, en in de loop van die dag, nog des te meer.
In de plaats daarvan, kreeg hij die kalmerende injectie, en om die toe te dienen, kreeg hij de “bottinnekes” over zich heen.
Omdat dat Bijzonder Bijstandsteam nog niet aangekomen was toen de opnieuw opgeroepen arts van wacht op het Mortsels politiekantoor arriveerde, keerde die in afwachting nog even naar zijn privépraktijk terug.
De huisdokter zou met Jonathan die hele namiddag geen woord meer wisselen. Befehl ist Befehl ?
Toen de prik uiteindelijk in de kleine naakte opening tussen de uniformen door gegeven raakte, was Jonathan al overleden. Het belette de dokter niet voor die namiddag twee aparte kostennota’s uit te schrijven, en zich later nog te beklagen over de niet – betaling ervan.De grote vraag blijft opnieuw: wie heeft wat bevolen ? En nu vooral: wie kon wat verhinderd hebben ? Er was immers geen fataliteit, integendeel: er waren zoveel kansen voor een andere afloop.
Jawel, justitie is niet alleen beoordeling, maar eerst waarheidsvinding. De familie van Jonathan Jacob heeft recht op die waarheid. En u ook. Want Jonathan kon uw zoon geweest zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier