Jan Nolf
Jonathan Jacob: 4 gemiste kansen van het parket-generaal
Op 11 september wordt beslist wie verantwoording moet afleggen voor de dood van Jonathan Jacob. In aanloop naar de zitting geeft onze justitiewatcher Jan Nolf elke maandag een kritische bijdrage. Vandaag: 4 gemiste kansen van het parket-generaal leiden op 11 september tot objectieve bondgenoten.
De 11 verdachten werden op 6 november 2014 door de Antwerpse Kamer van Inbeschuldigingstelling doorverwezen naar de correctionele rechbank. In de weken in aanloop naar de zitting van de KI wiepr ere-vrederechter Jan Nolf, justitiewatcher voor Knack.be, in 5 bijdragen een kritische blik op de dood van Jacob en de haperingen in de rechtsgang. Hier de andere vier
– rapport van Commissie P over politie en ‘botinnekes’
– van huisdokter naar psychiater in een mislukte collocatie
– Wat (niet) onderzocht werd van Herman Dams tot Yves Liégeois
Volgende week donderdag, 11 september, wordt achter de gesloten deuren van de Antwerpse Kamer van Inbeschuldigingstelling gepleit over wie zich voor de rechtbank ten gronde zal moeten verantwoorden voor de gewelddadige dood van Jonathan Jacob in de Mortselse politiecel. Uiteraard blijven zij ook gedurende het proces verder het vermoeden van onschuld genieten.
Het kan echter nog altijd dat dit uiteindelijk proces niet voor de correctionele rechtbank verloopt, maar meteen voor iedereen voor het hof van beroep: in dat geval, wegens de betrokkenheid van een of meerdere magistraten.
Die mogelijkheid is misschien meer nabij dan velen denken.
Nieuwe laatste stand van zaken:
Sinds mei 2014 wil het parket – generaal plots toch ook zowel de Mortselse politiecommissaris vervolgen, als alle BBT-leden. Onder de auspiciën van procureur-generaal Liégeois (als grote chef afgezwaaid op 1 april) was die stap nog niet gezet.
Daardoor is 11 september nu de afspraak geworden van de slachtoffers (ouders, broer en zussen van Jonathan) met alle “dienstweigeraars” en “uitvoerders”.
Ook die laatsten vinden zich allemaal slachtoffers van die dramatische dag: met name slachtoffer van een bevel van hogerhand. Daar is iets voor te zeggen.
De beide “dienstweigeraars” – directeur en psychiater van de instelling – houden altijd al voor dat de substituut van dienst het bevel tot collocatie finaal introk. Als Jonathan voor de tweede keer naar het Mortselse commissariaat teruggevoerd werd, was dat dan niet het gevolg van hun weigering.
De Mortselse commissaris en alle politiemensen in die actie weten niets van een “intrekking” van de collocatie, maar wel van een tussenstap om die uit te voeren: een ‘bevel tot platspuiten’ van diezelfde substituut K.D.L. als ‘opdrachtgever’. Haar beweerd “bevel” en de tijdsdruk die dat zette, is zelfs hun voornaamste rechtvaardiging van de inzet van de ‘bottinnekes’.
Tot aan dat “hoger bevel” was die dag alles – zelfs op de kritiekste momenten – zonder politiegeweld kunnen verlopen. Jonathan zou gedurende zijn laatste dag nooit levend geboeid worden.
Vier gemiste kansen voor de beweerde “opdrachtgever” zelf.
Vier keer al had substituut van dienst K.D.L. die voor het ‘bevel tot platspuiten’ uit alle hoeken met de vinger gewezen wordt, zich volgens de geldende regels kunnen verdedigen. Vier keer werd die kans gemist of ontweken.
Eerste gemiste kans, midden februari 2010: “kan Uw hoog ambt zich hier in vinden ?”
Procureur Dams vreest kort na de feiten zelf al een kettingredenering waarbij de zwarte piet voor de dodelijke poging tot ‘platspuiten’ door iedereen aan zijn substituut doorgeschoven dreigt te worden.
Toch betekent die blijkbaar voorspelbare verdachtmaking volgens Dams niet dat substituut K.D.L. daarover verhoord zou moeten worden binnen het kader van de voor magistraten daartoe voorziene procedure ‘met voorrecht van rechtsmacht’.
Die geprivilegieerde procedure zou volgens Dams – nota bene begin 2010 – vertragingen en complicaties opleveren.
Steeds volgens Herman Dams vindt ook de onderzoeksrechter die speciale, voor een magistraat geëigende procedure helemaal niet nodig.
Raar: de chef van het Antwerps parket vertolkt hier dan nota bene de mening van een magistraat van de Antwerpse rechtbank van eerste aanleg. Alvast ook een doordenkertje in verband met het heilig principe van de scheiding der machten, want het parket hoort volgens art. 40 van de Grondwet niet tot de gerechtelijke macht.
Eind februari 2010 zal het parket – generaal daarmee akkoord gaan: K.D.L. wordt toegelaten haar versie van die dag zowaar in een eigen proces-verbaal te gieten.
Welke echte juridische waarde aan dergelijk “proces-verbaal” kan gehecht worden, mag Joost weten, des te meer het zowel eigen verdediging als verslaggeving zal inhouden. Tot een echte ondervraging van substituut K.D.L. komt het dus alvast niet.
Tweede gemiste kans, september 2010 – februari 2011: vruchteloze vragen aan het parket-generaal.
In die periode wordt het Antwerps parket-generaal twee maal door een van de advocaten van de familie Jacob aangesproken omtrent de cruciale vraag die op 11 september aanstaande weer zal opduiken: hoe is het mogelijk dat een substituut die geen arts is toch een huisdokter opvordert om een kalmerende inspuiting te geven. Nota bene: tegen het net voorheen door haar aan een medisch specialist gevraagde advies in.
Merkwaardig: bij het onderhoud met procureur-generaal Liégeois persoonlijk is die in februari 2011 wel “erg aangedaan”, maar ook dan wordt het initiatief voor een klacht aan de ouders Jacob zelf overgelaten.
Onopzettelijke doding: het is nochtans geen klachtmisdrijf waar vervolging enkel kan mits akkoord van de benadeelde partij.
Er is echter méér: artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering.
Dat legendarisch artikel verplicht ieder magistraat “die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of een wanbedrijf daarvan dadelijk bericht te geven”.
Op het niveau van het parket-generaal betekent dit dat minstens vanaf september 2010 (indien al niet meteen in januari) ambtshalve de geëigende – en zelfs beschermende – procedure met voorrecht van rechtsmacht opgestart had moeten worden.
Maar inderdaad: het Antwerps parket – generaal stak opnieuw weer een jaar langer geen vinger uit. Alvast niet in eigen boezem.
Derde gemiste kans, januari 2012: de door het parket-generaal gehalveerde klacht.
Heel het jaar 2011 ligt het onderzoek zo goed als stil.
Gefrustreerd doet vader Jacob een ommetje via de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) . Die is er immers om “dysfuncties” van het gerecht te onderzoeken. Formeel loopt dat op niets uit: de HRJ verklaart zich in maart 2012 onbevoegd omdat het onderzoek loopt.
Na bij de HRJ aangeklopt te hebben, durven de ouders Jacob het in januari 2012 eindelijk wel aan een strafklacht neer te leggen tegen substituut K.D.L.: enerzijds voor verduistering van een eerste ‘relaas der feiten’ van maart 2010 en valsheid in geschrifte en anderzijds voor mededaderschap aan onopzettelijke doding ingevolge haar beweerd bevel tot ‘platspuiten’.
Zoals in de vorige afleveringen al uitgelegd, kan de klager in een strafonderzoek omtrent een magistraat zich geen burgerlijke partij stellen bij de onderzoeksrechter. Het is uitsluitend de procureur-generaal die een aangifte al dan niet, geheel of gedeeltelijk aanvaardt, en tot een door hem omlijnd onderzoek beslist en finaal over vervolging of niet. In al die beslissingen hebben de klagers geen enkele inspraak of verhaal: geen verzet, beroep of cassatie.
Na die klacht van de ouders Jacob beslist het parket-generaal in april 2012 enkel een gehalveerd onderzoek te laten voeren: uitsluitend omtrent het beweerd verduisterde ‘relaas der feiten’ en dus niet omtrent enig mededaderschap aan onopzettelijke doding via een ‘bevel tot platspuiten’.
Substituut K.D.L. ontkent iets anders opgesteld te hebben dan het ‘proces-verbaal’ van 4 maart 2010 – een document dat zich volgens ook de justitieassistente en de toenmalig griffier van de onderzoeksrechter nochtans begin april 2010 nog niet in het dossier bevond.
In juni 2012 klasseert procureur-generaal Liégeois dit gehalveerde onderzoek ‘zonder gevolg’.
Opmerkelijk: tussen die bedrijven door publiceerde het door Yves Liégeois voorgezeten College der procureurs-generaal op 18 april 2012 een opmerkelijke omzendbrief over die geprivilegieerde procedure bij onderzoek naar magistraten: het voorrecht van rechtsmacht (art. 479 e.v. Wetboek van Strafvordering).
Vierde gemiste kans: het weer gehalveerde bis-onderzoek van 2013.
De Omzendbrief van 2012 merkt terecht op dat de beslissing van de procureur-generaal tot seponering (‘zonder gevolg’) niet de waarde heeft van een vonnis of arrest tot buitenvervolgingstelling. Een procureur is immers geen rechter.
Logisch is dan ook het vervolg: ook na een eerder sepot kan opnieuw vervolging ingesteld worden “zelfs als er geen nieuwe bezwaren zijn”.
Met andere woorden: voortschrijdend inzicht volstaat, en dit bij een zelfde procureur-generaal, of bij zijn opvolger.
De Panorama-reportage slaat op donderdag 21 februari 2013 in als een splinterbom van verontwaardiging. Zeer kort daarna geeft procureur Dams aan minister Turtelboom – en vervolgens procureur-generaal Liégeois – toe dat hij destijds zelf tussenkwam op die fatale dag om Jonathan Jacob uit de Mortselse politecel te krijgen.
Een ziedende procureur-generaal Liégeois himself (met een zwijgende perschef aan zijn zijde) kondigt op de persconferentie van dinsdag 26 februari een nieuw onderzoek aan. Pech: daags daarna trekt Dams zijn verklaring in, want hij zou verward hebben met een ander collocatiedossier.
De verwarring is compleet: eén week na de Panorama-reportage – weer letterlijk een donder-dag – zet Dams een ‘stap opzij’.
Op woensdag 27 februari was het onderzoek van 2012 echter al heropend tegen substituut K.D.L. maar nu ook tegen een mogelijke mededader X.
Weeral mist of ontwijkt het parket-generaal de kans voor een volwaardig onderzoek.
Wat procureur Dams eventjes leek toe te geven had immers helemaal geen betrekking op de verwisseling van het ‘relaas der feiten met het ‘proces-verbaal’ (beide op 4 maart 2010 gedateerd), maar met de fysieke aanpak van Jonathan Jacob op die lugubere 6 januari 2010. Zou hij die aanpak samen met zijn substituut K.D.L. beslist hebben ?
Het is dan ook vreemd dat het tweede onderzoek bij voorrecht van rechtsmacht zich weeral beperkt tot het latere ‘papieren aspect’ van het drama en niet de kern ervan: het door de betrokken Mortselse politieofficieren eenstemmig bevestigde bevel van het parket tot ‘platspuiten’ waarvoor de inzet van de ‘bottinnekes’ door de politie noodzakelijk werd geacht.
Jonathan Jacob: 4 gemiste kansen van parket-generaal leiden op 11 september tot objectieve bondgenoten
Die ondertussen traditionele halvering van het onderzoek blijft ook onveranderd als bij (niet in het Staatsblad gepubliceerd) ministerieel besluiten van 5 april 2013, twee magistraten van het parket-generaal van Gent en Brussel tijdelijk gedetacheerd worden naar Antwerpen om daar een onpartijdige ‘commissie’ te vormen voor dat tweede onderzoek met voorrecht van rechtsmacht.
De vervolg is bekend en vindt u uitvoerig in de Knack.be aflevering van vorige week.
De zelfde aangestelde raadsheer-onderzoeksrechter vraagt opnieuw geen verruiming van zijn opdracht. De ’troika’ van magistraten vindt eind oktober 2013 geen ernstige aanwijzingen voor de valsheid in geschrifte tegen substituut K.D.L. , of een andere magistraat X.
Over mededaderschap aan onopzettelijke doding is er ten aanzien van het Antwerps parket dan voor een vierde keer geen enkel gerechtelijk onderzoek gevoerd.
Besluit: de laatste kans nu, op 11 september 2014.
In de letterlijke termen van de Omzendbrief van 18 april 2012 lijkt er meer dan vier jaar lang sprake van een “duidelijke inertie” van het Antwerps parket-generaal om over die kern van het drama enig onderzoek te voeren.
Nochtans wijst iedereen die nu wél in het onderzoek betrokken is naar dat parket-bevel als een bepalende factor die – ten onrechte – tijdsdruk zette op de politionele beslissingen en acties in het dossier.
Dat leidt tot een opmerkelijke vaststelling: de objectieve bondgenoten van 11 september tegen een half proces.
Een verwijzing van de huidige partijen (directeur, psychiater, politiecommissaris en alle BBT-ers) naar de correctionele rechtbank kan maar een half proces zijn, want het kan in afwezigheid van de sleutelfiguur van een eventuele opdrachtgever nooit de hele waarheid vinden.
Daarenboven zou zo’n half proces ook gevoerd over het hoofd heen van die grote afwezige: al wie op het Antwerps parket die dag betrokken zou geweest zijn in het beweerd ‘bevel tot platspuiten’.
De twee gevoerde onderzoeken met voorrecht van rechtsmacht hadden bijgevolg volledig omgekeerd gevoerd moeten worden: indien ze zich eerst gericht hadden op mogelijk mededaderschap aan ‘onopzettelijke doding’ zou in het kielzog daarvan misschien meer aan het licht gekomen zijn over een eventuele verwisseling van processtukken die slechts met een driekleurig koordje in het dossier vast hingen.
Niet alleen de familie van Jonathan Jacob heeft belang bij een volledig proces, maar alle partijen die het parket-generaal nu eindelijk toch wil laten vervolgen.
In het processueel eigenbelang moeten allen op 11 september vaststellen dat het onderzoek onvolledig is en dus door de Kamer van Inbeschuldigingstelling (K.I.) niet kan afgesloten worden.
Als de K.I. daarop ingaat kan zij weliswaar geen onderzoeksrechter met nieuwe onderzoeksmaatregelen gelasten, want net omwille van dat funeste ‘voorrecht van rechtsmacht’ kan enkel het parket-generaal eindelijk dat allereerste onderzoek over de kern van het drama opstarten.
Indien dit onderzoek voldoende bezwaren zou opleveren, zou dat heel het proces ten gronde wijzigen: dan wordt het immers niet gevoerd voor de correctionele rechtbank, maar in één enkele keer meteen voor het hof van beroep voor alle betrokkenen samen, magistraten en niet-magistraten.
Voor dat proces zonder recht op beroep (enkel cassatie) kan het parket-generaal van Cassatie tussenkomen om de zaak door een ander hof van beroep te laten behandelen dan Antwerpen. Steeds volgens de Omzendbrief van 18 april 2012 is dat ten andere al mogelijk voor de onderzoeksfase zelf.
Om het met professor Hendrik Vuye N-VA volksvertegenwoordiger) te duiden in diens magistrale opinie in De Morgen van 1 maart 2013: “Dergelijk geweld is een moderne democratie onwaardig. Alleen, wanneer een gans terechtstaat, dan mag er geen vos in de jury zitten”.
Een unicum voor 11 september: unanimiteit tussen slachtoffers en verdachten.
Door op unaniem verzoek van alle partijen (inclusief de familie Jacob als burgerlijke partij) te weigeren het huidig onderzoek af te sluiten, kan de Antwerpse Kamer van Inbeschuldigingstelling dus het Antwerps parket-generaal en ook dat van Cassatie voor hun prangende verantwoordelijkheid stellen.
Dezelfde verantwoordelijkheid geldt voor de minister van Justitie, die de zaak een nieuwe, transparante start kan geven met haar positief injunctierecht.
Dat is ook in het objectief belang van het Antwerps parket en parket-generaal zelf: de kans zich te verantwoorden en na een raar gerechtelijk parcours, twijfel of verdenking te weren. Daar gaat justitie toch fundamenteel om: ‘justice must be done, and seen to be done’.
Geen beter arrest kan dus op of na 11 september in de zaak Jonathan Jacob uitgesproken worden, dan een arrest waarbij de Kamer van Inbeschuldigingstelling nu weigert de procedure te regelen en daarom aanvat met de brandend actuele overweging: “In het belang van de waarheidsvinding…”.
Justitie is immers niet alleen beoordeling, maar eerst waarheidsvinding. De familie van Jonathan Jacob heeft recht op die waarheid. En u ook. Want Jonathan kon uw zoon geweest zijn.
Volgende week hebben we het in onze laatste aflevering over Jonathan zelf: wie was hij?
Volgende week maandag zou Jonathan 31 jaar geworden zijn, maar hij blijft voor altijd 26 jaar. Hij was geen monster, maar een mens. Voorgesteld als de Hulk, maar in feite een kwetsbare jongen die dringend helemaal geen slagen, maar wel zorgen nodig had.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier