Is Vlaanderen écht bang voor de islam? ‘Soumission? Waar zijn we eigenlijk over bezig?’
Bart De Wever vreest dat de islam ons wil onderwerpen en ziet ‘links’ daar gewillig in meegaan. Knack peilde de angst voor de soumission in drie van Vlaanderens witste gemeenten. ‘Als ik zie hoe ons maskes er soms bij lopen, amai. Geef mij dan maar zo’n schoon vodje.’
‘Soemisjoo? Wuk is da?’
Lo-Reninge moet het prototype zijn van de landelijke gemeente. Verstopt achter de IJzer, omgord door kilometers aan velden en akkers, krijgt de occasionele bezoeker er het gevoel dat hij elk moment van de gps kan vallen. Een zekere gezapigheid is de fusiegemeente niet vreemd. Het grootste politieke schandaal van het afgelopen jaar waren de herstellingswerken aan de Weststraat, waarbij de sierlijke kasseitjes abusievelijk geasfalteerd werden door een overijverige aannemer. ‘Hier gebeurt nooit iets’, zegt Lieve Boone, die al 31 jaar café De Vate op de markt van Lo uitbaat. ‘Na acht uur kun je hier inje bloten lopen.’ Lode Morlion, burgervader sinds 2006, verwoordt het iets diplomatischer: ‘Als je niet in het plaatselijke verenigingsleven zit, is het hier maar een dooie boel.’
Voor mijn part komen er hier morgen vijfhonderd vluchtelingen aan: we zullen ze allemaal even vriendelijk verwelkomen
Jan uit Horebeke
Dat de kranige cafébazin nog nooit van soumission gehoord heeft, is te vergeven. Volgens de berekeningen ( zie kaart) van socioloog Jan Hertogen telt het pittoreske Lo-Reninge welgeteld zeven moslims, goed voor 0,2 procent van de bevolking. De stamgasten van De Vate lijken oprecht verbaasd dat er überhaupt moslims ‘ up de streke‘ wonen. ‘ É we der ier mè een doeksje?’ vraagt Lieve weifelend aan haar vaste klanten, die resoluut het hoofd schudden. ‘Er zitten hier geen moslims’, zegt een stamgast met een ijzeren brilmontuur. ‘Daarvoor moet je naar Diksmuide: daar zitten er veel.’
Enkele weken geleden deed het begrip soumission, Frans voor onderwerping, zijn intrede in het mainstream politieke debat. Op 18 maart lanceerde N-VA-voorzitter Bart De Wever de term voor het brede publiek in een interview met De Zondag. ‘Van de islam aanvaardt men alles’, vindt de machtigste politicus van het land. ‘Dezelfde linkerzijde die bh’s in brand stak in mei ’68, omarmt nu de hoofddoek als symbool van gelijkwaardigheid.’ De term komt van de titel van een boek van de Franse succesauteur en provocateur Michel Houellebecq. In zijn boek beschrijft hij hoe een moslimpartij in Frankrijk de verkiezingen wint en vervolgens de maatschappij op islamitische leest schoeit. Soumission – eigenlijk de letterlijke vertaling van het Arabische woord ‘islam’: onderwerping, overgave – geldt in het boek als een opportunistische overlevingsstrategie van Fransen die carrière willen blijven maken in het geïslamiseerde Frankrijk.
De contacttheorie geldt ook in de andere richting: onbekend maakt onbemind. Die omgekeerde contacttheorie ervoer Rik Bossuyt aan den lijve. Bossuyt is directeur van 2geltje, de enige en katholieke basisschool van Horebeke. Toen hij in 2015 in volle vluchtelingencrisis in De Standaard verklaarde dat Horebeke best wel wat vluchtelingen kon opvangen, en dat hij bereid was om in halalmaaltijden te voorzien op school, kwam anti-islambeweging Pegida zelfs met een kleine delegatie naar Horebeke. Bossuyt werd er ook in eigen dorp op aangesproken. Na een schoolvergadering werd hij plots bij de schouder gegrepen. ‘Moet gij nu serieus een bus zwartzakken naar Horebeke brengen?’ siste een boze caféganger hem toe. De man was kwaad over een uitwisselingsproject dat Bossuyt op poten zette met een Gentse concentratieschool. Het project blijkt een succes, al krijgen enkele kinderen wel het consigne van hun ouders om niet met de Gentse kindjes te spelen.
Met uitzondering van het onooglijke Herstappe (89 bewoners, nul moslims) is Horebeke Vlaanderens witste gemeente. Volgens Hertogen telt Horebeke exact twee moslims, op een bevolking van zo’n 2000 inwoners. Als ergens de angst van blank Vlaanderen te peilen valt, is het wel hier. Wie in Horebeke de vinger aan de pols wil houden, trekt naar de Horebeekse Boekhandel, een krantenwinkel die sinds enkele jaren eveneens dienst doet als koffiebar. Uitbater Tom Simaeys weerspreekt onmiddellijk de aanname dat Horebeke verstoken is van diversiteit. ‘Dit is het centrum van de kosmos’, grijnst hij met lichte zin voor overdrijving. ‘De Polen van om de hoek komen hier geregeld een biertje halen. Toffe gasten, zeer behulpzaam. En je hebt natuurlijk de Geuzen.’ In deelgemeente Sint-Maria-Horebeke ligt immers de Geuzenhoek, de oudste protestantse gemeenschap van Vlaanderen, die nog steeds enkele honderden gelovigen telt. ‘Je merkt het meteen als je ze tegenkomt’, klinkt het onder de stamgasten. ‘Ze zeggen zelden goeiedag. Ze houden zich afzijdig. Ze zullen niet snel helpen als ge met uwe remorque aan het sukkelen zijt.’
Soumission is een beladen term, waarmee Houellebecq in zijn boek vooral academici ter linkerzijde viseert. Tot De Wever de term via Twitter (‘Ik sluit me aan bij de leer van het vliegend spaghettimonster en stuur mijn kinderen naar school met een vergiet op hun hoofd. Gelijke behandeling voor elke overtuiging. #soumission’) en in De Zondag lanceerde, werd het concept vooral in radicaal- en extreemrechtse kringen gebruikt. Dat ’s lands meest invloedrijke politicus er nu plots mee zwaait, geeft te denken: vindt een brede groep in Vlaanderen echt dat ‘de moslims’ bezig zijn aan een veroveringstocht, en dat de autochtone Vlaming zich over enkele generaties geknecht zal weten door hoofddoek en halve maan?
Contacttheorie
In de centrumsteden lijkt dat alvast mee te vallen. Uit de Gemeente- en Stadsmonitor, een grootschalig periodiek onderzoek dat peilt naar de attitudes in Vlaanderen, bleek vorige week dat de tolerantie jegens andere culturen er toeneemt. Ondanks de grootste vluchtelingencrisis sinds de Tweede Wereldoorlog en een bijna permanent publieke discussie over hoofddoeken, boerkini’s en onverdoofd slachten, staat een derde van de inwoners uit die centrumsteden positief tegenover andere culturen. Bovendien groeit de aanvaarding in zowat alle Vlaamse centrumsteden. Sociaal psycholoog Alain Van Hiel (Universiteit Gent) verklaart dat met de zogenaamde contacttheorie: wie met andere culturen in contact komt, stelt zijn negatieve ideeën doorgaans bij.
Jan, een kranige zestiger in een blauwe kiel die met een vouwmeter door zijn koffie roert, is het er niet mee eens dat vreemdelingen in Horebeke het niet onder de markt zouden hebben. ‘Voor mijn part komen er hier morgen vijfhonderd vluchtelingen aan: we zullen ze allemaal even vriendelijk verwelkomen. Er is voor mij maar één voorwaarde: wie naar hier komt, moet willen werken.’ Niet dat hij daar illusies over heeft, maar die heeft hij over niemand. ‘Ach, minstens veertig procent van de Belgen wil óók niet werken. Stel u voor dat we al het geld dat we aan die luiaards geven aan nuttige dingen zouden uitgeven. We zouden niet weten waar het geld te smijten!’
Wordt de vraag opgeworpen of ze er in Horebeke voor vrezen dat moslims het in België op een dag zullen ‘overnemen’, dan valt Jan uit de lucht. Niet zozeer omdat hij het woord soumission niet kent, maar vooral omdat de vraag überhaupt wordt gesteld. ‘Natuurlijk dat! Ze zijn nu al enorm machtig. We hadden ze nooit stemrecht mogen geven. Daar is het misgelopen.’ Hij zegt het bijna gelaten, alsof hij dat idee niet eens zo erg lijkt te vinden. Zijn vaststelling krijgt bijval. ‘We vergeten soms dat niet iedereen op dezelfde manier naar de wereld kijkt als wij westerlingen’, vindt Gert, een andere koffieliefhebber. ‘Wij hebben dankzij de verlichting een andere kijk op tolerantie dan moslims. Wij kunnen die hoofddoek misschien verdragen, maar zullen zij blijven tolereren dat een vrouw die níét draagt? Een druppel motorolie in de koffie proef je niet, maar een kop vol motorolie krijgt niemand binnen.’
Ondanks het gevoelige onderwerp blijft de sfeer gemoedelijk. Uit het kleine keukentje komt het zachte tinkelen van koffielepeltjes, de dobbelstenen rikketikken onophoudelijk in de pietjesbak waarrond het gezelschap zich verzameld heeft. Een vrouw schuift een droge worst in de zijzak van een rolstoel. Dat niemand de neiging voelt te bestrijden dat de ondergang van het Avondland ophanden is, ligt er eerder aan dat het hier nooit een gespreksonderwerp is, zegt Tom. ‘Die polarisering waar zoveel over te doen is? Ik zie ze hier niet. Als mensen hier al ergens bang voor zijn, is het van een fusie met de omliggende gemeenten. Horebeke is rijk, hè. We weten niet of dat zo blijft na een fusie.’
Petra De Sutter, lijsttrekker van de plaatselijke Groen-afdeling, grinnikt wanneer we haar voorleggen wat haar dorpsgenoten ons vertelden. Zelf zegt ze niet aangesproken te worden door angstige Horebekenaren. ‘Mensen zijn hier eerder bekommerd om verkeersveiligheid. Je kunt de Dorpsstraat niet oversteken zonder haast overreden te worden. In ons programma zul je dus niets lezen over vluchtelingen of klimaatverandering. Die uitdagingen gaan we niet in Horebeke oplossen.’ Als de angst voor de soumission al leeft, dan hoogstens sluimerend, op de achtergrond, denkt De Sutter. ‘Ik heb er wel begrip voor hoor, voor die angst. Mensen hebben het goed in gemeenten als Horebeke, en het is des mensen om bang te zijn dat te verliezen. Aan ons om hen gerust te stellen.’
Een schoon vodje
Een dag later, in de Kerkstraat van Begijnendijk. Een venijnige westerwind zoekt zijn weg tussen de marktkraampjes. Vanuit zijn wafelkraam overschouwt Guy de uitgeregende vroegmarkt. De voorbije vijf jaar heeft hij de gesprekken weten verharden aan zijn kraam – ook in witte, rustige gemeenten als Begijnendijk. ‘Die stamineepraat gaat soms over vreemdelingen, ja. Laatst had je in Antwerpen nog die groepsverkrachting door vier Afrikanen. Dat is natuurlijk brandstof voor vuile klap.’ Guy ziet in die gesprekken één rode draad: een algemeen onrechtvaardigheidsgevoel. ‘Politici die bezuinigingen opleggen, maar zelf veel verdienen. Een gruwelijke seriemoordenaar als Renaud Hardy die doodleuk in cassatie mag gaan. Marc Dutroux heeft hier een luilekkerleventje in de gevangenis.’ Zelf uit de grote stad afkomstig, toont hij zich wereldwijs over migratie en de islam. ‘Van de hoofddoek ben ik geen fan, wel van de meisjes eronder. Dat zijn zoetbekskes, hè. En belééfd, meneer! En verzorgd en schoon opgemaakt. Als ik dan zie hoe ons maskes er soms bijlopen, amai. Geef mij dan maar zo’n schoon vodje.’
De motregen zorgt voor een vol huis in de dichtstbijzijnde tearoom. Rosalie, een kranige zeventiger met sappige lokale tongval, hoeft niet aangepord te worden voor een maatschappelijke analyse. ‘Voor ze hier ne frank trekken, moeten ze eerst weirken‘ zegt ze, terwijl ze foetert op de bediening die maar niet komt opdagen. ‘Ik heb 40 jaar lang mijn kas afgedraaid, maar ik kom nauwelijks rond met mijn pensioentje. En al die buitenlanders komen naar hier en krijgen hier onmiddellijk alles.’ Ze benadrukt dat ze de niet-Belgen niet viseert. ‘Wij zijn niet beter dan hen. Er zitten bij ons evenveel smeerlappen als bij hen.’ Ze hamert op de onrechtvaardigheid die ze zegt te ervaren. ‘Ze hoeven niet te betalen op de bus. Als er iets kapot is in hun huis, bellen ze naar het OCMW en het wordt gerepareerd. Zien ze een schone televies in de etalage: OCMW bellen en ze krijgen hem. Als ze ziek zijn, mogen ze direct binnen bij den doktoor, terwijl ik weken op een wachtlijst moet gaan staan.’
Het idee dat anderen altijd meer krijgen, heet in het psychologisch jargon relatieve deprivatie, legt Van Hiel uit. ‘In de volksmond: het gras is altijd groener aan de overkant. Dat idee kan een motor zijn voor vooroordelen.’ Dat vindt Van Hiel zeker niet onlogisch. Hij is dan ook niet helemaal bevredigd door het antwoord van Verbeeck op de onvrede van zijn bewoners. ‘Dat vluchtelingen hun rechten beter kennen dan autochtonen, ís een vorm van oneerlijkheid – of daar nu een logische verklaring voor is of niet. En mensen zijn nu eenmaal bijzonder gevoelig voor een oneerlijke behandeling.’
Als mensen hier al ergens bang voor zijn, is het van een fusie met de omliggende gemeenten
Tom uit Horebeke
Toch ligt het ongenoegen hier zeker niet zo hoog als u wel zou denken, zegt Bart Soree, de lokale lijsttrekker van de N-VA, die in Begijnendijk in de oppositie zit. ‘Het thema waarover ik het meest word aangesproken, is mobiliteit: betere fietspaden, veiliger verkeer, meer busverbindingen. Bij de N-VA pleiten we er hier vooral voor om de dorpskern beter in te richten, zodat bewoners weer trots worden op hun stad. Ik heb niet het idee dat het migratiedebat hier echt leeft.’ Dat is koren op de molen van Cas Mudde, die als populisme-expert aan de Universiteit van Georgia (VS) radicaalrechtse en populistische bewegingen in Europa bestudeert. ‘Voor de meeste kiezers zijn migratie, veiligheid of islam echt niet de belangrijkste thema’s’, benadrukt hij. ‘Uit een Nederlands onderzoek vorig jaar bleek nog dat enkel PVV-kiezers er echt belang aan hechten. Zelfs bij centrumrechtse partijen als CDA en VVD, die identiteit het voorbije jaar nadrukkelijk tot campagnethema hadden uitgeroepen, plaatsen kiezers het niet in de top drie. Als migratie al een belangrijk thema is, dan enkel omdat de media er maanden voor de verkiezingen massaal veel aandacht aan geven.’
Het zijn verzuchtingen die plaatselijk OCMW-voorzitter Mario Verbeeck hoofdschuddend aanhoort. ‘Ik heb er een dagtaak aan om die foute informatie te corrigeren’, blaast hij. ‘De appartementen die wij ter beschikking stellen zijn bescheiden. Wij betalen níét voor het gas, níét voor de elektriciteit, en al helemaal niet voor de televisie. Het is opmerkelijk hoe hardnekkig die misverstanden zijn.’ Verbeeck snapt wel waar het idee vandaan komt dat vluchtelingen alles in de schoot geworpen krijgen. ‘Het klopt dat zij doorgaans hun rechten beter kennen. Dat is eenvoudig te verklaren. Vluchtelingen zitten in een inburgeringstraject en worden voortdurend geïnformeerd over hun rechten. In hun gemeenschap heeft zowat iedereen hetzelfde traject doorlopen, en wordt veel informatie uitgewisseld. Er zijn ook heel wat advocaten die, hoe zal ik het zeggen, gespecialiseerd zijn in de materie. Voor een doorsnee-Begijnendijker daarentegen die plots in de armoede sukkelt, is de schaamte een hoge drempel om hier binnen te stappen.’
Overigens is het niet zo dat diversiteit in Begijnendijk helemaal afwezig is. Aan de Betekomsesteenweg vinden we Ünal Snack, een pizzeria en pittabar waarvan zaakvoerder Erhan Ünal dit jaar voor de tweede keer verkozen werd tot Vriendelijkste Handelaar van Begijnendijk. Naast enorme dürums serveert hij eveneens mastodontische stukken taart, waaraan vier aanwezige ouderen van dagen een dagtaak hebben om ze op te krijgen. ‘Ik heb geen problemen met al die vreemdelingen. Maar ik zie ze het liefst verdwijnen’, vertrouwt een van de senioren ons toe, voordat hij naar buiten beent. Ennis, Erhans zoon, laat er zijn brede glimlach niet voor. ‘Ach, het zijn vooral de oude mensen die nog zo reageren.’ Hij schiet in de lach wanneer hij zegt dat hij, geboren en getogen in Beringen, nog geregeld de vraag krijgt of hij ‘hier al wat kan aarden’. ‘Ik zeg dan voor de grap dat Begijnendijk wel anders is dan Beringen, waar ik woon.’
De snackbar is zowat een snelcursus diversiteit voor de Begijnendijkers. ‘Ik heb een kok uit Bangladesh, het zaalpersoneel heeft roots in Niger, Albanië en België’, somt Erhan op. ‘Een van onze “Belgische meisjes” heeft ouders die bij het Vlaams Belang zitten’, vervolgt hij met een glimlach. ‘Die komen hier geregeld eten. Ze hebben er geen probleem mee dat hun dochter hier werkt.’ Racistische incidenten zijn er, maar eerder schaars. Erhan: ‘ Hey bruine, fiks mij eens ne pitta – dat soort uitspraken hoor ik weleens. Dat doet pijn, maar ik laat nooit iets blijken. Het is en blijft een klant.’ Het enige waarover Erhan zich enigszins zorgen maakt, is de manier waarop hij aangesproken wordt over de politieke gebeurtenissen in Turkije, het land van zijn ouders. ‘Ik heb het meegemaakt dat hier iemand binnenstormde en me nogal bruut vroeg of ik “akkoord ging met wat Erdogan allemaal doet”. Ik weiger daarop te antwoorden. Wat heb ik daar nu mee te maken?’ Op het feit dat Erhan en Ennis als moslim geen alcohol schenken, krijgen ze amper kritiek. In het online gastenboek is er welgeteld één klant die daarover zijn beklag maakt.
Zoetebrood
In Lo-Reninge prikt een prille lentezon door de wolken. ‘Ik vraag me oprecht af of het allemaal wel de discussie waard is’, zucht burgemeester Morlion, die kantoor houdt in het prachtige Klooster van de Grauwe zusters in Lo – hij zit een verdieping hoger dan de kapel en sacristie. ‘Hoeveel keer moeten we dat hoofddoekendebat opnieuw voeren? En waarom eigenlijk? Ik heb hetzelfde gevoel bij die hele soumission-discussie: waar zijn we eigenlijk over bezig?’
Morlion ontkent niet dat hij in het plaatselijke sociaal-culturele leven wel eens gemeenplaatsen over vreemdelingen hoort. Hij geeft een recent voorbeeld, waarbij een man van Marokkaanse origine die al veertig jaar in West-Vlaanderen woonde zijn ex-vrouw vermoordde. ‘Een tragedie’, zucht Morlion. ‘Als zulke dingen gebeuren, hoor je soms dat het weer “typisch” is. Dat het “hen” toch in het bloed zit.’ Morlion ergert zich aan die praat, ook bij collega-politici. ‘Waarom praat De Wever over soumission? Dat is zoetebrood, hè. Dat gaat erin bij de mensen. Maar of ze het ook echt zo belangrijk vinden? Ik betwijfel dat.’
Ook in De Vate hoort Lieve het weleens: de vremde gaan hier de baas worden. Zelf gelooft ze dat niet. ‘Ik zou zelf geen meisje met een doeksje aannemen: de mensen zouden erover spreken. Maar een Turks of Marokkaans meisje zonder hoofddoek? Geen probleem.’ Stamgast Ronny, die als archeoloog gewoond en gewerkt heeft in Irak en Groot-Brittannië, en sinds vier maanden een gerenoveerde pastorie in het midden van het dorp betrekt, vindt dat De Wever een punt heeft – ‘ook al verwoordt hij het brutaal’. De islam kent een zekere hebberigheid, meent hij. ‘De Joden hebben dat veel minder, door het trauma van zeventig jaar terug.’ Hij wijst plots naar het televisiescherm, waarnaar de meeste gasten geconcentreerd zitten te kijken. ‘Dát is hier van wereldbelang: de koers. Er mag een atoombom vallen aan de andere kant van de wereld, de koers zal hier blijven rijden.’
De rondrit door het witte plat pays dat Vlaanderen soms nog is, leert dat soumission niet vanzelf een verkiezingsthema zal worden. Want hoewel onbekend onbemind maakt, blijkt de doorsneedorpeling niet per se afwijzend te staan tegenover allochtone landgenoten, zelfs als ze een hoofddoek dragen. En zelfs als die houding vaak star is en soms ronduit vijandig, is dat niet noodzakelijk ingegeven door xenofobie. Zowat iedere aangesproken dorpeling benadrukte dat vluchtelingen een beklagenswaardig lot te beurt is gevallen, en ze solidariteit verdienen.
Als inwoners van witte gemeenten kritisch zijn over migratie, is dat doorgaans deel van een bredere kritiek die gericht is op de overheid. Die slaat naar hun aanvoelen steeds meer van hun zuurverdiende centjes aan, maar geeft daar steeds minder voor terug. Gepensioneerden snappen niet waarom hun pensioen zo laag is en de bus niet meer rijdt, arbeiders snappen niet hoe een regering kan overwegen om leerkracht als zwaar beroep te bestempelen, patiënten snappen niet waarom ze voor een afspraak in het ziekenhuis soms weken moeten wachten. En zelfs als er voor sommige van die kwesties rationele verklaringen bestaan, blijken die moeilijk door te dringen. ‘Zijn ze nu helemaal zot geworden?’ is langs Vlaamse veldwegen met voorsprong de meest gehoorde uitroep.
Dat algehele gevoel werd nog het best verwoord in een Begijnendijkse tearoom: ‘ Als het mijnen toer is om te trekken, is het nougatbollen.’ Het is de attitude die in de vroege jaren tachtig al briljant verwoord werd door het komisch duo Kees van Kooten en Wim de Bie, toen die een stelletje Haagse kruimelpolitici een populistische partij lieten oprichten: ‘Bezuinigen, bezuinigen, laten ze zelf eens een keer bezuinigen.’ Hoewel de Tegenpartij – ‘De Partij voor alle Nederlanders die niet meer tegen Nederland kenne‘ – nooit als politieke partij geregistreerd werd, haalde ze in peilingen enkele zetels in de Tweede Kamer.
In Nederland heeft alvast één partij die lijn overgenomen. Jesse Klaver, politiek leider van GroenLinks, scoorde afgelopen week verrassend goed bij de lokale verkiezingen in Nederland. In De Standaard wijt hij zijn succes aan het feit dat hij het identitaire debat niet voert. Of beter: doorprikt. Immers: ‘Als je een paar minuten doorpraat met mensen die klagen over vluchtelingen, beginnen ze over sociaaleconomische ongelijkheid.’
Het geeft te denken: wat als ‘die moslims’ fatsoenlijke pensioenen, stiptere treinen en het verdwijnen van de wachtlijsten in de zorg zouden beloven? Een mens zou zich voor minder onderwerpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier