‘Om het klimaat te redden is er niet meer innovatie nodig, maar minder CO2-uitstoot’, schrijft Mark Dom.
Innovatie lijkt wel het toverwoord bij uitstek om problemen op te lossen. Ook om klimaatdoelstellingen te behalen wordt deze toverstaf gebruikt, bijvoorbeeld in de plannen van de nieuwe regering. Nieuwe technologie gaat ons uit de penarie helpen. Innoveren is de boodschap, dat is ook de boodschap van ecomodernist Jan Deschoolmeester in een eerder opiniestuk.
Welk beeld zou het woord innovatie oproepen bij de meeste mensen? Mogelijk gaat het dan om een nieuw model smartphone of een supersnel 5G netwerk. Misschien robots in een autoassemblagefabriek, artificiële intelligentie of 3D printing. Maar als we het woord gaan gebruiken in het licht van de klimaatverandering, dan zullen we moeten kijken of het woord dat soms op een toverspreuk gaat lijken, wel een impact gaan hebben op ons energiesysteem. Energieopwekking en energieverbruik zijn de grootste uitstoters van broeikasgassen en spelen daardoor de hoofdrol in het klimaatbeleid.
Innoveren we ons wel zo eenvoudig uit de klimaatmiserie?
Hoe trots we ook mogen zijn op onze hoogtechnologische wereld die we vandaag kennen, als we spreken over energieopwekking zijn we blijven steken in het verleden. We werken nog altijd met stoomturbines die uitgevonden werden in 1883 (door Gustav de Laval) om onze elektriciteit op te wekken. We verplaatsen ons op alle mogelijke manieren maar heel vaakg gebeurt de aandrijving op oude technologie. Onze Waalse landgenoot Etienne Lenoir (afbeelding) bouwde in 1862 de eerste auto met verbrandingsmotor.
Vooruitgangsoptimist Jan Deschoolmeester gebruikt in zijn opiniestuk de snelle ontwikkeling van het coronavaccin als voorbeeld van innovatie. Op de website van Pfizer leren we dat het allereerste vaccin al in 1796 werd ontwikkeld.
Voor energieopwekking was De ‘Belle époque’ blijkbaar de periode van “innovatie’. Maar in zekere zin zijn we daar ook wat stilgevallen. Hoe goed de vergelijking met de vaccins ook klinkt, we kunnen niet stellen dat de innovatie-mantra gelijke tred heeft gehouden als het gaat over energieopwekking en CO2-uitstoot. Natuurlijk is die oude technologie opgesmukt, er dienen er minder fossiele brandstoffen verbrand te worden om diezelfde energie-eenheid van weleer op te wekken. Maar de grenzen zijn wel bereikt. De sjoemelsoftware bij auto’s is daar een schoolvoorbeeld van. Je kan dat bezwaarlijk ‘innovatie’ blijven noemen. Hetzelfde voor een innovatieve smartphone die zijn batterij in het stopcontact oplaadt met energie die afkomstig is van steenkoolverbranding.
Daar zit de dubbele bodem wanneer het gaat over innovatie. Aan de ene kant hebben we al die hoogtechnologische gadgets, die digitale wonderwereld maar diezelfde wereld wordt wel nog altijd voor een groot deel aangedreven door low-tech uit de 19de eeuw die jaarlijks miljarden tonnen CO2 in de atmosfeer dumpt en hierdoor problematisch is geworden.
Maar ook hier komt innovatie om de hoek kijken in het betoog van de liberale ecomodenist: we gaan in de toekomst het teveel aan CO2 dat we vandaag uitstoten met nieuwe technologie uit de atmosfeer zuigen en opbergen.
Het goede nieuws: die installaties (Direct Air Capture, DAC) bestaan al vandaag in de vorm van enkele pilootprojecten. Het slechte nieuws: als je die CO2-stofzuigers in het stopcontact gaat steken dan vragen ze enorm veel energie onder de vorm van elektriciteit. Maar daar hebben we dan kerncentrales voor, nog een favoriet thema van ecomodernisten, die CO2-vrije elektriciteit produceren. Hoeveel centrales zouden we dan moeten bouwen om die stofzuigers hun werk te laten doen? (En dat betekent: het teveel aan CO2 dat we vandaag en na 2020 nog gaan uitstoten terug uit de atmosfeer te zuigen en wegbergen.
Dat valt lelijk tegen. Enkele wetenschappers hebben hier over gepubliceerd in ‘Nature’. Volgens hun bevindingen zouden die stofzuigers ongeveer een kwart van het huidige energieverbruik nodig hebben tegen het einde van deze eeuw om daadwerkelijk het klimaat te redden. Dat zijn een pak kerncentrales, zeker als je weet dat er vandaag, wereldwijd, nauwelijks 440 kerncentrales zijn die slechts 4% van het energieverbruik dekken. Om die ‘innovatieve’ CO2-stofzuigers te laten werken dienen we meer dan 2.700 kerncentrales bij te bouwen tegen het einde van deze eeuw enkel en alleen om het teveel aan CO2 af te vangen en ondergronds op te bergen. Carbon Capture and Storage (CCS).
Hier lijkt die ecomodernistische ‘innovatie’-denkpiste stuit op zijn limieten te botsen, net zoals de uitstoot van moderne dieselwagens op zijn limieten stuit. Elke vorm van CCS stuit op grenzen, zowel op landgebruik (bio-energie) als energieverbruik bij DACs.
Om het klimaat te redden is er niet meer innovatie nodig maar minder CO2-uitstoot. Tijd om te wachten op een of andere toekomstige technologische doorbraak is er niet meer. We moeten nu roeien met de riemen die we hebben en luisteren naar de wetenschappers, zowel naar virologen als naar klimaatwetenschappers: ‘The year 2020 is crucially important for another reason, one that has more to do with physics than politics. When it comes to climate, timing is everything.‘
Mark Dom is bezieler van ‘Klimaatopwarming, de feiten zonder de franjes’ waar het klimaatprobleem in al zijn facetten wordt belicht door wetenschappelijk werk te vertalen in heldere boodschappen. Hij was een van de adviseurs bij het klimaatbetoog van Nic Balthazar.
Lees ook:
– ‘Als we klimaatverandering de baas willen worden, moeten we blijven innoveren’
– De jacht op het coronavaccin: ‘Er zijn 4 à 8 miljard vaccins nodig om de wereld te beschermen’
–Ingenieur-architect Joachim Declerck: ‘Technologische innovatie is belangrijk, maar niet voldoende’
– ‘Het coronavirus schudt de dingen door elkaar. Dat is niet per se slecht’
– Duurzame transitie: ‘Waarom gebruiken we militaire budgetten niet voor een betere leefomgeving?’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier