Leni Franken
‘Hoe maken we financiering van erediensten neutraler en democratischer?’
‘Als overheid eisen dat iedereen mee betaalt voor de levensbeschouwelijke voorkeur van medeburgers, terwijl dat niet zo is voor andere voorkeuren of secundaire goederen, is niet democratisch en niet neutraal’, schrijft Leni Franken (UAntwerpen).
Onlangs kaartte Dick Wursten de overheidsfinanciering van levensbeschouwingen, zoals vastgelegd in art.181 van onze grondwet, aan omdat ze “de vrijheid van godsdienst eerder in de weg [zit] dan dat ze die bevordert“. Dit komt onder meer doordat levensbeschouwingen die erkend willen worden aan een aantal door de overheid opgelegde criteria moeten voldoen, maar dat is niet voor elke levensbeschouwing even vanzelfsprekend. Vooral het criterium om gestructureerd te zijn en een representatief orgaan te hebben dat bemiddelt tussen de overheid en de betreffende levensbeschouwelijke groepering, leidde in het verleden onder meer tot problemen binnen de islamitische, protestantse en boeddhistische gemeenschappen.
‘Hoe maken we financiering van erediensten neutraler en democratischer?’
Wursten wijst op de historische wortels van het kerk-staat systeem en stelt zich terecht de vraag of deze regeling vandaag nog wenselijk is. Het huidige financieringssysteem gaat immers terug op de Franse Revolutie en op het concordaat van Napoleon (1801), waarin, bij wijze van compensatie voor het materiële leed dat de katholieke kerk ten tijde van en kort na de Franse Revolutie was aangedaan, werd vastgelegd dat priesters, maar ook bedienaren van de joodse en protestantse eredienst, door de overheid bezoldigd worden.
In 1831 werd deze regeling opgenomen in de Belgische grondwet en sindsdien is het systeem principieel ongewijzigd gebleven. Na 1831 zijn er nog wel een aantal andere erediensten erkend (1835: anglicanisme; 1974: islam; 1985: orthodox-christelijke eredienst) en ook de niet-confessionele gemeenschap heeft zich, “via een soort travestie-act waarbij ze zich verkleedde als ‘eredienst’ om mee te kunnen eten uit de ruif” (Wursten) in 1993 officieel laten erkennen. Daarnaast zouden ook het boeddhisme, de Syrisch orthodoxe kerk en een aantal hindoe groeperingen graag tot het erkende clubje willen behoren.
Dat is niet zo verwonderlijk, want erkenning biedt heel wat (financiële) voordelen. Zo worden lonen en pensioenen van bedienaars of afgevaardigden van erkende levensbeschouwingen door de overheid betaald en ook hun woning of woonstvergoeding komt ten laste van de gemeenschap. Daarnaast komt de overheid financieel tussen in de bouw en het onderhoud van gebedshuizen en de aankoop van inboedel en liturgische voorwerpen zoals kandelaars, kazuifels, tapijten, stoelen en tafels. Tot slot geeft erkenning ook het recht op een eigen, door de overheid gefinancierd, levensbeschouwelijk vak in het officieel onderwijs, waar men op dit moment uit zeven levensbeschouwelijke vakken kan kiezen. Wanneer we de levensbeschouwelijke vakken niet meerekenen, kost dit alles de Belgische overheid ruim 415 miljoen euro per jaar, wat jaarlijks gemiddeld neerkomt op een 60 à 70 euro per belastingplichtige.
Individuele voorkeuren
Anders dan Wursten beweert, blijft dit systeem volgens Michel Magits, mits een aantal aanpassingen, maar best behouden. Volgens Magits hebben levensbeschouwingen immers “een algemeen belang, net als andere vormen van maatschappelijk kapitaal (cultuur, welzijnszorg…).” Magits gooit hier echter primaire en secundaire goederen op één hoop en trekt daar dan – begrijpelijk – verkeerde conclusies uit. Welzijnszorg is inderdaad, net zoals bijvoorbeeld onderwijs en veiligheid, een primair goed dat in het algemene belang is en daarom maar best door de overheid gesubsidieerd wordt. Met zaken zoals cultuur en levensbeschouwing – en we kunnen daar ook sport en recreatie aan toevoegen – is het echter anders gesteld. Deze secundaire goederen zijn immers niet in het algemene belang, maar zijn veeleer afhankelijk van individuele voorkeuren: de ene burger viert op zondag graag de eucharistie, de andere gaat dan liever squashen; de ene burger bezoekt op vrijdag een moskee, terwijl de andere liever naar theater gaat.
Als overheid eisen dat iedereen mee betaalt voor de levensbeschouwelijke voorkeur van medeburgers, terwijl dat niet zo is voor andere voorkeuren of secundaire goederen, is dan ook niet democratisch en niet neutraal.
Het zou het neutraler en efficiënter zijn om financiering los te koppelen van het concept ‘levensbeschouwing’. Want wat is een levensbeschouwing eigenlijk?
Voor een aantal mensen zijn levensbeschouwingen zeker waardevol en ze vormen vaak zelfs een wezenlijk en onmiskenbaar aspect van hun leven en identiteit. Vanuit dit standpunt besluit Magits “dat mensen gelijke kansen geven om een levensbeschouwelijke identiteit te ontwikkelen een valabel argument is om de financiering te behouden.” Met deze stelling op zich ben ik het niet oneens, zij het dat deze financiering niet in de grondwet hoort te staan en zich niet zou mogen beperken tot (erkende) levensbeschouwingen. Net zoals sport, cultuur en recreatie met het oog op gelijke kansen door de overheid gesubsidieerd kunnen worden, zo kunnen ook levensbeschouwingen door de overheid gesubsidieerd worden.
Maar anders dan nu het geval is, zou men deze subsidiëring niet op voorhand mogen vastleggen in een moeilijk te wijzigen grondwet. Bovendien zou het neutraler en efficiënter zijn om financiering los te koppelen van het concept ‘levensbeschouwing’. Want wat is een levensbeschouwing eigenlijk? En wie bepaalt dit? Zijn zaken zoals jediisme, pastafarianisme en heavy metal ‘levensbeschouwingen’, zoals sommige aanhangers beweren?
Uit recent internationaal onderzoek blijkt dat twee op drie Belgen (68%) vinden dat godsdienst meer kwaad doet dan goed – een cijfer dat in geen enkel bevraagd land hoger ligt. De gemiddelde Belg is dus niet enkel sterk geseculariseerd, maar gaat nog een stapje verder: godsdienst is niet enkel overbodig, maar is bovendien ook schadelijk. In deze context is het dan ook des te vreemder dat de Belgische overheid erkende levensbeschouwingen financiert en dit vaak zonder dat de belastingbetaler zich hier van bewust is.
Bovendien blijkt uit onderzoek dat de meeste burgers een aanpassing (41%) of afschaffing (26%) van het huidige financieringssysteem van levensbeschouwingen willen. Dat is ook niet zo verwonderlijk: wanneer 2 op 3 burgers religie als schadelijk opvatten, kan je moeilijk verwachten dat ze staan te popelen om deze ‘schadelijke’ zaken financieel te ondersteunen. Hoog tijd dus om op zijn minst over de financiering van levensbeschouwingen in België eens grondig na te denken opdat het systeem neutraler en democratischer kan worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier