Frans van Daele
Hoe Herman Van Rompuy de basis legde voor een gezamenlijke Europese crisisbestrijding
‘Parijs en Berlijn vonden dat Herman Van Rompuy te veel macht had gegrepen, maar toch waren ze gelukkig met zijn Belgische compromis’, schrijft Frans van Daele in Schaken met de macht, waarin de topdiplomaat een inkijk geeft achter de schermen van de diplomatie.
Start in crisissfeer (de eerste Europese Raad van Herman Van Rompuy in februari 2010)
Herman Van Rompuy riep zijn eerste Europese Raad samen begin januari 2010. We lieten die plaatsvinden in de Solvay-bibliotheek in het Leopoldpark, omdat we die eerste Raad als een feestelijke start van zijn voorzitterschap wilden vieren. Maar in plaats van champagne werd het dankzij Griekenland een crisisvergadering. De ministers van Financiën hadden vooraf een tekst opgesteld om de gemoederen wat te bedaren. Maar die tekst was onaanvaardbaar voor kanselier Angela Merkel. Dat liet haar diplomatiek medewerker me weten. De tekst gaf de indruk dat Griekenland tot elke prijs zou worden gesteund, dat het een soort blanco cheque zou krijgen die de Duitse belastingbetaler zou dekken en dat was wel het laatste wat Merkel wilde naar buiten brengen als boodschap.
Parijs en Berlijn vonden dat Herman Van Rompuy te veel macht had gegrepen, maar toch waren ze gelukkig met zijn Belgische compromis.
We moesten dus tijd zien te winnen om de zaken recht te trekken. We stelden daarom het beginuur van de Europese Raad uit tot 12 uur ’s middags, onder het voorwendsel dat door de sneeuwstorm de vliegtuigen wel vertraging zouden hebben. Wie geen vertraging hadden, waren bondskanselier Merkel zelf, de Franse president Nicolas Sarkozy, Commissievoorzitter José Manuel Barroso, de Griekse premier Giorgos Papandreou en uiteraard Herman Van Rompuy zelf. Met hen hielden we een vergadering om alsnog een compromis te vinden. Twee punten kwamen daarbij aan bod:
– Mevrouw Merkel stond erop om in de hele reddingsoperatie voor Griekenland het IMF een belangrijke rol te laten spelen. Naar de Duitse publieke opinie toe was dat een teken dat het ernst was met de aanpak van het Griekse probleem, want het IMF gold als een instelling met veel gewicht en autoriteit. Maar dat gaf meteen de indruk dat Europa zijn zaken niet meer alleen aankon, iets waar de Europese Centrale Bank en de Europese Commissie weinig zin in hadden. Tenslotte is de Europese Unie Argentinië niet. Uiteindelijk werd de toevoeging van het IMF in het Griekse reddingsplan schoorvoetend aanvaard.
– Maar voor de bondskanselier was het nog altijd onvoldoende. Ze vermoedde dat de Duitse publieke opinie de verklaring zou begrijpen als een ‘blanco cheque voor Griekenland’. We zijn dan in mijn bureau verder blijven zoeken naar een oplossing. Tot uiteindelijk Van Rompuy een inval kreeg. Hij vroeg aan Papandreou of die zelf vragende partij was voor financiële steun. Papandreou ontkende dit. ‘Ik heb een probleem, maar ik vraag niets’, zei de Griekse premier. Daarop stelde Van Rompuy voor om aan de tekst van het communiqué toe te voegen: ‘Griekenland doet geen beroep op hulp van de Europese Unie.’ Nu was de tekst wel aanvaardbaar voor alle partijen. De eerste Europese top onder Herman Van Rompuy als president was op die manier gered. Uiteraard was dit maar uitstel, want de Grieken hebben later natuurlijk wel financiële hulp gevraagd.
Griekenland wordt besmettelijk (van maart tot oktober 2010)
Het Griekse drama was hiermee nog lang niet voorbij. Eigenlijk begon het pas. Want door het feit dat Griekenland vooralsnog geen beroep deed op hulp werden enkele onderliggende problemen afgedekt. Omdat de afzonderlijke lidstaten veel economische en financiële autonomie hadden behouden, konden ze ook onbesuisde beslissingen nemen die een gevaar inhielden voor de algehele muntunie.
Zo konden afzonderlijke landen onbeperkte waarborgen bieden aan hun bedreigde banksector, of onrealistische rentevoeten bieden om zichzelf als financieel centrum in stand te houden. Maar als het uit de hand begon te lopen, dan dreigde de rekening terecht te komen bij alle europartners. Als je in een muntunie samenleeft, dan word je gemakkelijk door je buurman besmet. Dat is wat men in het bankenjargon een moral hazard noemt, het onevenwicht tussen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Op de tweede plaats zal een noodlijdende lidstaat pas in laatste instantie hulp vragen. Dit is het gevolg van de hoge binnenlandse politieke kost die de stap naar het monetaire infuus met zich meebrengt.
Daarenboven is afwachten ook een soort chantagemiddel gebleken: als de hulp wordt geweigerd, dan dreigen ook de ‘gezonde’ landen van de eurogroep besmet te geraken. Wederzijds gewaarborgde vernietiging binnen de euro, als het ware… Al die tactische spelletjes veranderden er echter niets aan dat ondertussen de uiteindelijke financiële kost van wanbeheer bleef oplopen. De markten bleven niet lang onder de indruk van de resultaten van de Europese Raad van 11 februari 2010 in de Solvay-bibliotheek.
Griekenland kreeg geen normale toegang meer tot de internationale kapitaalmarkten. Daarom moesten snel nieuwe maatregelen worden genomen, die uiteindelijk zouden leiden tot het eerste Griekse reddingsplan. In maart raakten ECB-voorzitter Jean-Claude Trichet en de ministers van Financiën het eens over het principe van een noodlening aan Griekenland, tenminste als het IMF zou meedoen. Op dat ogenblik had Griekenland nog niet om hulp gevraagd, maar er werd toch alvast een hulppakket klaargestoomd om snel te kunnen reageren en op die manier besmetting te vermijden. Er werd overeenstemming bereikt over een bedrag van 45 miljard, waarvan 15 miljard van het IMF zou komen.
Vanuit Berlijn kwam er voorlopig geen groen licht. Duitsland stond immers voor verkiezingen en de Duitse publieke opinie was niet erg happig om Griekenland zonder meer uit de financiële penarie te helpen. Pas eind april 2010 zou Athene uiteindelijk toch formeel om hulp vragen. Maar al heel snel bleek dat de Griekse problemen veel groter waren dan gedacht en dat er met veel meer geld over de brug moest worden gekomen: er werd een noodlening van 110 miljard afgesproken, waarvan 30 miljard van het IMF. De markten waren niet onder de indruk. Too little too late?
Begin mei 2010 ontstond er paniek op de financiële markten. Wall Street kreeg klappen, de handel in overheidspapier droogde op, waardoor de interbancaire handel dreigde stil te vallen en er een heruitgave van de bankencrisis van 2008 dreigde. Op 6 mei 2010 besliste de ECB in Lissabon om in het geheim te starten met de aankoop van overheidsschuld, wat eigenlijk een kleine revolutie betekende voor een centrale bank die opgericht was naar beeld en gelijkenis van de Bundesbank. Op 7 mei 2010 kwam een crisistop bijeen om het eerste Griekse reddingsplan goed te keuren.
President Sarkozy voerde tegen deze achtergrond de druk op ECB-voorzitter Trichet op om dan ook actiever tussenbeide te komen op de financiële markten, en aldus in de feiten te laten blijken dat het monetaire beleid van de ECB interventionistischer zou worden. Maar Jean-Claude Trichet kon de beslissing van Lissabon niet openbaar maken, omdat dit de indruk zou wekken dat hij boog voor politieke druk. De Duitse regering was perfect op de hoogte van de geheime maatregelen die de ECB in Lissabon had afgesproken.
Berlijn vond die afspraak prima, omdat het betekende dat er minder inspanningen werden verwacht van de Duitse belastingbetaler. Zolang de Duitse politiek, pers en publieke opinie zich niet afzetten tegen de koerswijziging van de ECB, bleef de Duitse regeringsprioriteit de bescherming van de Duitse belastingbetaler en het winnen van verkiezingen.
President Sarkozy en Commissievoorzitter Barroso wilden boven op die ‘geheime’ beslissing van de ECB een principeakkoord bekomen over de creatie van een vangnet van 60 miljard, te spijzen door de euroregeringen. Mevrouw Merkel weigerde eens te meer haar belastingbetalers te engageren. Deze weigering werd haar gemakkelijker gemaakt door de ‘geheime’ beslissing van de ECB om alsnog monetair tussenbeide te komen. Jean-Claude Trichet trok hieruit overigens een belangrijke conclusie: hij zou zich ‘nooit meer’ laten manoeuvreren in een positie dat hij alleen de euro moest redden.
Voortaan zou elke reddingsactie die de ECB zou ondernemen, moeten gebeuren parallel met maatregelen die de lidstaten zouden nemen. Deze lijn zou in elk geval aangehouden worden tot de gouverneur van de Banca d’Italia, Mario Draghi, het ECB-voorzitterschap van Trichet overnam.
Ondertussen zaten we in een impasse tussen Parijs en Berlijn. Om de impasse te doorbreken riep voorzitter Van Rompuy op 7 mei 2010 een spoedbijeenkomst van de regeringsleiders van de eurozone bijeen. Hij stelde er een ‘Belgisch’ compromis voor dat Duitsland en Frankrijk kon verzoenen: we herhaalden dat alles uit de kast gehaald zou worden om de toestand te kalmeren, dat de ECB hierin door de lidstaten gesteund zou worden. Dit was een gecodeerde steun aan Trichet dat ook de lidstaten zouden bijdragen tot de redding van de euro, en dat die last niet op de schouders van de Europese Centrale Bank alleen zou liggen. Voorts zouden de voorstellen van Commissievoorzitter Barroso over een vangnet van 60 miljard door de ministers van Financiën worden bekeken. Dit was een voorzichtige aanzet dat de Europese Centrale Bank niet alleen gelaten zou worden om de toestand te kalmeren.
Hoewel Parijs en Berlijn vonden dat Herman Van Rompuy door de ongevraagde bijeenroeping van de euroleiders te veel de macht had gegrepen, waren ze toch gelukkig om er zo uit te geraken. Dankzij de voorzitter werd eigenlijk de grond gelegd voor een ordentelijker, minder geïmproviseerde en vooral gezamenlijker bestrijding van de crisis.
Schaken met de macht, Frans van Daele, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 304 pagina’s.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier