Het rapport van Theo Francken: hoe streng is zijn beleid nu écht?
#Opkuisen, Artsen zonder Grenzen als hulpje van mensenmokkelaars en de rel rond de imam van de Grote Moskee in Brussel: over de soms brutale stijl van staatssecretaris Theo Francken (N-VA) is al veel gezegd. Maar hoe zit het met de inhoud? Klopt de vaak herhaalde stelling dat zijn asiel- en migratiebeleid inhoudelijk niet wezenlijk verschilt van dat van zijn voorgangers? Een doorlichting.
Lees ook Theo Franckens reactie: ‘Menselijk beleid is ook: zeggen waar het op staat’
In de herfst van 2012 publiceerden de oppositieleden Theo Francken en Sarah Smeyers België, land zonder grens, een bijzonder kritische analyse van het Belgische asiel- en migratiebeleid. In hun boek deden de N-VA’ers onder meer het voorstel om de bestaande Belgische migratiewetten te zuiveren van de vele achterpoortjes en uitzonderingen. Wie de handel en wandel van Francken een beetje heeft gevolgd, moet vaststellen dat hij als staatssecretaris de daad bij het woord heeft gevoegd. Achterpoortjes werden gesloten, uitzonderingen ingeperkt, ‘de puinhopen van links’ opgekuist, precies zoals hij het in België, land zonder grens had aangekondigd.
‘Ik heb dat boek toen graag gelezen’, vertelt Bob Pleysier vijf jaar later. Om er grijnzend aan toe te voegen dat zijn blik op de thematiek eertijds wel een tikkeltje gekleurd was. Pleysier was van 2002 tot 2007 de eerste directeur-generaal van Fedasil, het federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers. Aan dat directeurschap kwam tegen zijn wil een vervroegd einde. ‘Kaltgesteld door de PS’, zo zegt Pleysier. ‘Ik kon me dus wel vinden in Franckens kritiek op die partij.’ (lacht)
Ik wou dat Francken het voortouw neemt in Europa met een verstandig verhaal over migratie, niet met nonsens over het vernietigen van bootjes
Bob Pleysier (Voormalig directeur van Fedasil)
Maar of hij ook de rest van de analyse deelde? ‘Theo heeft me destijds gevraagd om zijn boek te lezen en een korte aanbeveling te schrijven. Hij was niet onverdeeld gelukkig met wat ik hem bezorgde: hoewel ik de analyse over asiel en regularisatie grotendeels deelde, was het nogal kritisch. Enfin, hij heeft er de positieve zinnen uit gehaald en op zijn site gezet.’
Over Franckens beleid heeft Pleysier veel minder positiefs te vertellen. ‘Het boek was beter dan het beleid’, zegt hij. ‘Toen hij nog geen staatssecretaris was, had Francken het ook nog over positieve migratie. Daar hoor je hem vandaag nog nauwelijks over. Kijk maar eens naar zijn beleidsverklaring van vorig jaar: die ging vooral om beboeten, bestraffen en terugsturen. De hele idee achter zijn migratiepolitiek is de bange blanke man uit pakweg Zoersel beschermen tegen de vluchteling die hij nog nooit heeft gezien.’
Gevraagd of het beleid van Francken ook werkelijk strenger is dan dat van zijn voorgangers, moet Pleysier even nadenken. Om uiteindelijk met ja te antwoorden. ‘Ik denk dat je daar moeilijk omheen kunt. Je zou kunnen zeggen dat hij vooral het al redelijk forse beleid van zijn voorgangster Maggie De Block voortzet. Maar Francken gaat toch ook echt verder. Denk aan de aanvraag tot regularisatie, die sinds kort 350 euro kost. De facto maak je daarmee zo’n regularisatie voor veel mensen onmogelijk.’
Generositeit
Francken strenger dan zijn voorgangers? Patrick Dewael, vandaag fractieleider van Open VLD in de Kamer, maar van 2003 tot 2007 als minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor asiel en migratie, ziet het anders. ‘Dat Franckens toon scherper is, hoef ik u niet te vertellen’, zegt Dewael. ‘Net als zijn voorgangster De Block heb ik me daarvoor altijd behoed. Dat zorgt enkel voor controverse, en je dreigt er het wij-zijdenken in de samenleving mee te versterken. Maar voor de individuele dossiers maakt het natuurlijk niet uit hoe je de dingen benoemt. Een uitwijzing is een uitwijzing. Als je het beleid puur inhoudelijk bekijkt, zie ik geen grote trendbreuk. De Block bracht een aantal verscherpingen aan, Francken doet hetzelfde.’
Verscherpingen blijven volgens Dewael ook vandaag nog nodig. ‘In de jaren negentig werd het beleid vooral bepaald door de PS. Dat was een bijzonder genereus beleid, dat onder meer tot collectieve regularisaties heeft geleid. Het gevolg was dat we in 2000 een grote asielcrisis kenden, met meer dan 40.000 aanvragen in één jaar. Als bevoegd minister heb ik de procedure korter en duidelijker gemaakt, met een snellere afhandeling tot gevolg. Daarnaast zijn we beter gaan toekijken op het misbruik. Uiteindelijk zijn we er zo in geslaagd om de piek om te buigen naar een beheersbaar gemiddelde van 10.000 per jaar. Mij is meer dan eens een hardvochtig beleid verweten. Maar is die genereuze politiek dan zoveel humaner? Ze zorgt niet alleen voor ongecontroleerde migratie en willekeur, ze speelt ook in de kaart van mensensmokkelaars. En is er iets gewetenlozer dan dat?’
In plaats van over een ‘strenger’ beleid spreekt Dewael daarom liever over een ‘kordater’ beleid. Minstens in Vlaanderen is daar volgens hem ook altijd een brede consensus over geweest. ‘De bijzonder pijnlijke zaak-Semira Adamu, een Nigeriaanse asielzoekster die stierf tijdens haar gedwongen repatriëring, illustreert dat ook de socialist Louis Tobback als minister van Binnenlandse Zaken al een kordaat terugkeerbeleid voerde.’
Dubbele moraal
Dewael nam eertijds afscheid van de beleidsdomeinen met een boek. Eelt op mijn ziel, heette dat. Een stevige eeltlaag op de ziel is volgens hem nog altijd noodzakelijk voor een goed migratiebeleid. ‘Een goed migratiebeleid is helder, strikt en consequent. Als je gaten laat, ben je voor je het weet de zwakste schakel in de Europese ketting, en loop je het risico dat je de essentie – het recht op asiel – niet meer kunt garanderen. Dan krijg je een aanzuigeffect, en toestanden als die in Calais. Die worden dan ‘mensonterend’ genoemd, niet zelden door dezelfde mensen die een genereuzer asielbeleid bepleiten. Tegen die dubbele moraal heb ik als bevoegd minister voortdurend moeten vechten. Hoe vaak is het niet gebeurd dat iemand bij mij kwam pleiten voor een uitzondering. “Ja, ik weet het,” klonk het dan, “de wet is de wet, maar kunt u in dit specifieke geval niet wat meer menselijkheid aan de dag leggen?” Ik kreeg zulke vragen zelfs van partijgenoten. Sterker nog, wijlen Vlaams Belangpoliticus Staf Neel heeft me ooit gevraagd om een uitzondering te maken voor een migrant die hij persoonlijk kende.’
Wat Dewael zegt, snijdt hout: een goed asiel- en migratiebeleid moet consequent zijn. Uitzonderingen mogen dan wel menselijk lijken, ze ondergraven het idee dat er een objectief, transparant en rechtvaardig beleid wordt gevoerd. Niemand heeft die logica beeldender uitgelegd dan Franckens voorgangster Maggie De Block (Open VLD). Na de herhaalde afwijzingen van de Afghaan Navid Sharifi legde ze in de studio van De Zevende Dag uit dat ze als staatssecretaris de procedures moet volgen en – duim op en neer – ‘geen Romeinse keizerin’ was.
Maar of dat ook geldt voor Francken? Soms lijkt het wel of die zich net als een keizer wil profileren. Op paaszondag van dit jaar wist hij niet zonder trots te melden dat er de afgelopen jaren aan zo’n 600 Syrische christenen een humanitair visum werd toegekend. De gulheid die hij hier etaleerde, contrasteert fel met zijn koppige verzet tegen de uitreiking van eenzelfde visum aan een Syrisch gezin uit Aleppo, dat uiteindelijk werd geweigerd, en een bejaard Syrisch koppel, dat pas een visum kreeg nadat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen een weigering van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) twee keer had geschorst.
‘Die humanitaire visa illustreren heel goed hoe Francken de facto een gunstenbeleid voert’, zegt directeur Charlotte Vandycke van Vluchtelingenwerk Vlaanderen. ‘Wanneer hij de procedure aanwendt, wordt het visum verstrekt. Als iemand het zelf in gang steekt, lukt het meestal niet. Stel je voor dat je studiebeurzen zo zou uitkeren. Nu en dan een aantal, zonder duidelijke criteria. Dan zouden we toch ook spreken over willekeur?’
In een recente blogpost noemde Francken de vervijfvoudiging van het aantal humanitaire visa nog een bewijs voor het menselijke karakter van zijn beleid. Maar Vandycke is niet onder de indruk. ‘Natuurlijk zijn we blij voor elk humanitair visum, maar er zijn er veel te weinig om een verschil te maken. Hetzelfde geldt voor de hervestiging (vluchtelingen die de EU-lidstaten verplicht moeten opvangen en via legale weg naar hier komen, nvdr). De staatssecretaris pakt ermee uit dat hij volgend jaar 1150 vluchtelingen gaat hervestigen en dat dat meer is dan vroeger. Dat is goed, maar het is ook niet meer dan logisch, op een ogenblik dat er veel meer mensen op de vlucht zijn.’
‘Poolwind’
Voor wie dit beleid graag in detail wil bestuderen: de nieuwste, bij de start van het vorige parlementaire jaar gepresenteerde algemene beleidsnota is voor iedereen online raadpleegbaar (zie Knack.be/nota). De nota is leerrijk. Zo vertelt dit document dat de vaak herhaalde, maar zelden onderbouwde stelling dat Francken het vorige beleid voortzet, niet echt strookt met de werkelijkheid. De nota, door Bob Pleysier in De Morgen omschreven als ‘een vlaag poolwind’, bevat een lange lijst van nieuwe maatregelen die een verblijf in ons land verder moeten bemoeilijken en/of een terugkeer naar het land van herkomst moeten vergemakkelijken.
Zo presenteert Francken al in het eerste hoofdstuk de nieuwkomersverklaring, een door elke vluchteling te ondertekenen document dat ‘onze fundamentele waarden’ opsomt. De integratie-inspanningen van de nieuwkomer ‘worden gecontroleerd’, de nieuwkomer moet ‘zelf bewijzen aanleveren van zijn wil om te integreren’. Twee pagina’s verderop legt de staatssecretaris uit hoe hij het aantal regularisaties verder wil laten dalen. Omdat de eerder door hem ingevoerde retributie van 215 euro – die ‘billijk’ heet te zijn – voor een duidelijke daling had gezorgd, besloot Francken die te verhogen tot 350 euro.
Verderop in de nota volgt nog een rist nieuwe en strengere asielmaatregelen.
Zo werd eind 2015 een wet aangenomen om erkende vluchtelingen enkel een tijdelijk verblijfsrecht te geven tijdens de eerste vijf jaar verblijf. In 2016 werd dat aangescherpt: die verblijfsvergunning kan ingetrokken worden wanneer de situatie in het land van herkomst weer verbetert. Het vluchtelingenstatuut is, dixit Francken, immers een ’tijdelijk beschermingsmechanisme voor mensen in nood, geen kanaal voor permanente migratie.’ Vandycke noemt de maatregel problematisch, niet het minst omdat het vluchtelingen de zin om in te burgeren kan ontnemen. ‘We maken ons allemaal zorgen over de bijdrage die nieuwkomers kunnen leveren aan onze samenleving. Waarom dat dan bemoeilijken door erkende vluchtelingen minder zekerheid te geven? Alsof een werkgever of een huisbaas met jou wil in zee gaan als je elk jaar weer dreigt teruggestuurd te worden.’
Francken deelde, naar Nederlands voorbeeld, ook brieven uit aan elke kandidaat-asielzoeker. Zijn doel: ‘het beeld van België als eldorado effectief ontkrachten’. Vluchtelingenwerk Vlaanderen ziet er ‘onaanvaardbare afschrikking’ in. Vandycke: ‘Wij hebben die brieven dan ook meegenomen in een klacht bij de Europese Commissie, die deze nog aan het behandelen is.’ Volgens de ngo deed Francken aan desinformatie van mensen die op de vlucht zijn. ‘In de eerste versie van de brief stond zelfs foutieve informatie. Asielzoekers zouden geen recht hebben op opvang. Dat is bijgesteld, maar ook de tweede versie van de brief was nog tendentieus: hij ging slechts in op een aantal plichten. Dat is fout: je kunt niet aan cherry picking doen wanneer het om rechten en plichten gaat. De bedoeling was dus heel duidelijk: ontraden om asiel aan te vragen en schrik aanjagen.’ Ook oppositielid Wouter De Vriendt (Groen) is deze demarche van Francken niet vergeten: ‘Die mensen hadden recht op bescherming. Wilde Francken hen doorschuiven naar het buitenland?’
Om het aantal asielaanvragen in te dijken, heeft Francken nog een ander middel te zijner beschikking: de lijst met veilige landen van herkomst. De staatssecretaris stelt die samen, na eventueel advies ingewonnen te hebben bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS), de VN-vluchtelingenorganisatie en Buitenlandse Zaken, en legt ze dan ter goedkeuring voor aan de regering. Tot en met september 2016 werd 93 procent van de asielaanvragen uit veilige landen geweigerd. Francken wilde vorig jaar Georgië, Tunesië en Senegal op de lijst. Maar dat botste op een negatief advies van het CGVS. Dat Francken toch Georgië binnenhaalde (ook Buitenlandse Zaken was voor die toevoeging), noemt hij een ‘belangrijker stap vooruit’. Dat de regering daarmee voor het eerst afweek van een advies van het CGVS, heet dan weer een ‘belangrijk precedent’ te zijn. Vandycke schudt het hoofd. ‘Het bewijst nogmaals dat Francken ervan uitgaat dat mensen geen bescherming nodig hebben. Hij keert de denkwijze om: je hebt bij voorbaat een negatief antwoord, jij moet dat keren.’
We hebben geen staatssecretaris voor Asiel en Migratie, maar een voor Asiel- en Migratiebestrijding
Charlotte Vandycke (Directeur van Vluchtelingenwerk Vlaanderen)
Schuldbekentenis
En dan is er natuurlijk nog de omstreden missie van Sudanese ‘ambtenaren’ die in Brussel vluchtelingen uit hun land kwamen ‘identificeren’. Een kwestie waarin de belangrijkste kritieken – de focus op misbruik en terugsturen, gebrekkige informatie en het negeren van internationaalrechtelijke afspraken – samenkomen. Dewael is stellig: ‘Als je aanvaardt dat een terugkeerbeleid het sluitstuk is van het asielbeleid, heb je geen andere keuze dan samenwerken met misdadige regimes. Dat is wrang, maar het is nu eenmaal de realiteit dat je niet vaak zult moeten samenwerken met liberale democratieën. Daaruit vertrekken weinig vluchtelingen. Ik heb ook zulke deals moeten sluiten, met Congo bijvoorbeeld. Door niets te doen, geef je de facto asiel aan alle Sudanezen.’
Vandycke ziet dat anders: ‘Dewael praat vooral zijn eigen schimmige deals goed. Two wrongs, don’t make a right. De vraag is niet of je moet samenwerken, maar wel hoe. Dat kan ook door heel duidelijke veiligheden in te bouwen, wat in de Sudandeal compleet afwezig is. Dat de premier zegt dat er altijd iemand van DVZ bij de identificatie-interviews is, schept geen vertrouwen. Wat die Sudanezen nodig hebben, is een advocaat, geen sociaal assistent van DVZ.’
Ook De Vriendt is verbolgen over de Sudanese kwestie. ‘Toen ik het Maximiliaanpark bezocht, sprak ik met een Sudanees die geen flauw idee had over de asielprocedures in België. Na mijn summiere uitleg besloot de man om in de kantoren van DVZ asiel aan te vragen.’ Francken heeft altijd geargumenteerd dat zijn diensten de Sudanezen bij herhaling informeerden. De Vriendt blaast. ‘Ik heb de pamfletten van DVZ in handen gekregen, daarin werd met geen woord gerept over asiel in België, enkel over terugkeer. Dat is een bewuste politiek om hen niet te veel over hun rechten te informeren. Dat is onaanvaardbaar.’
Twee weken terug kondigde Francken in het parlement aan dat Fedasil en DVZ in het Maximiliaanpark nieuwe flyers zullen verspreiden, ‘met verhoogde aandacht voor de meest kwetsbaren, waaronder de niet-begeleide minderjarigen’. Een impliciete schuldbekentenis, vindt De Vriendt: ‘Drie maanden na de crisis doet Francken eindelijk wat hij moet doen. Waarom heeft hij daar zolang mee gewacht?’
Heeft de linkse oppositie dan een alternatief voor die Sudanese migranten die aan het eind van de rit alsnog worden uitgewezen? Dat is er niet, vreest Patrick Dewael. ‘Als ik aan Dirk Van der Maelen (SP.A) vraag hoe hij dit zou oplossen, antwoordt hij dat het inderdaad niet makkelijk is. Misschien moet hij eens aan Johan Vande Lanotte vragen hoe hij dat oploste als minister van Binnenlandse Zaken. Zijn aanpak verschilde niet of nauwelijks.’
Vande Lanottes stadsgenoot De Vriendt zegt wel een alternatief te hebben. ‘Laat België zélf gegevens verzamelen, zonder intimiderend politieoptreden, maar met tolken en in samenwerking met ngo’s en vertrouwensfiguren. Namen en vingerafdrukken toets je af bij de Sudanese ambassade, zonder dat agenten van de Sudanese dictatuur toegang krijgen tot de betrokkenen of onze databank. Kennen ze die persoon niet, dan zoek je verder. Indien wel, dan zoek je uit of terugkeer gevaar inhoudt, de zogenaamde toetsing aan artikel drie van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: wie risico loopt in zijn thuisland, mag niet teruggestuurd worden.’
De rechtbank van eerste aanleg van Luik schorste onlangs op basis van dat artikel de repatriëring van de Sudanezen die in het gesloten asielcentrum van Vottem verblijven. Dat werpt de vraag op of DVZ die toetsing wel au sérieux neemt. ‘De vraag is inderdaad hoe DVZ in tien dagen tijd tientallen dergelijke toetsingen kan doen’, zegt De Vriendt. ‘Het is essentieel dat mensen niet lichtzinnig naar Sudan worden teruggestuurd. Dát zou eigenlijk de basisreflex van Francken zelf moeten zijn.’ De Vriendt benadrukt nog dat voor Groen gedwongen terugkeer zeker kan. ‘Wij willen absoluut geen opengrenzenbeleid. Wie geen asiel wil, moet terug. Liefst vrijwillig, als het moet gedwongen.’
Sukkelaars
Migratie- en asielbeleid voer je uiteraard ook op het internationale toneel. Francken laat zich op dat vlak niet onbetuigd. In zijn beleidsverklaring legt hij de nadruk op een Europese aanpak van de ‘big business’ die mensensmokkelaars van illegale migratie hebben gemaakt. De Vriendt werpt Francken daarvoor een bloemetje toe. ‘Die focus is broodnodig, we moeten vluchtelingen uit de greep van mensensmokkelaars houden.’
Toch mist Bob Pleysier een groter verhaal. ‘Alle Europese landen proberen hoogstens hun eigen erfje schoon te houden, wat het failliet is van het Europese beleid. Ik zou graag zien dat Francken het voortouw neemt in Europa met een verstandig verhaal over migratie, niet met nonsens over het vernietigen van bootjes op de Middellandse Zee. Hij is toch verstandig genoeg om te weten dat we nu eenmaal in een wereld van migratie leven? Let op, ik vind het volstrekt legitiem om te zeggen dat je enkel sterke migranten wilt. Op migratie mag je hard zijn. Maar als je, zoals Francken doet, je legale migratiekanalen zo inperkt dat er andere wegen gezocht worden, dan verplicht je jezelf om ook een hard asielbeleid te voeren. En dat is een probleem, want je asielbeleid móét zacht zijn: dat is er voor de sukkelaars.’
Patrick Dewael glimlacht als we hem met die kritiek confronteren. ‘Het staat buiten kijf: het migratiebeleid zal uiteindelijk Europees zijn, of het zal niet zijn. En Francken pleit daar wel degelijk voor. Hij verdedigt wél die regeringslijn in Europa.’ En dan fijntjes: ‘Maar daarover communiceert hij wat minder dan over het uitwijzen van illegale criminelen, dat klopt.’
Dewael herinnert eraan dat hij in zijn dagen als minister voor een bevoegdheidsherschikking pleitte. ‘In Denemarken zag ik dat ze asiel, migratie én ontwikkelingssamenwerking bij één minister hadden gegroepeerd. Dat had het voordeel dat die minister bij elk ontwikkelingsakkoord ook een terugnameakkoord kon sluiten. Toen ik dat voorstelde, ging de PS weer uit haar dak. Dat heb ik nooit begrepen. Ik betreur het ook nog altijd dat wij in migratiediscussies het economische luik niet zien. Dat doen de Canadezen wel. Zij selecteren wie binnenkomt en geven aan migranten de kans om een vak te leren. Wanneer zij na verloop van tijd terugkeren, kunnen ze erg nuttig zijn voor hun moederland.’
In de pamfletten van DVZ wordt met geen woord gerept over asiel in België, enkel over terugkeer. Dat is een bewuste politiek. Dat is onaanvaardbaar
Wouter De Vriendt (Kamerlid van Groen)
Misprijzen
Een analyse van het beleid van Theo Francken moet noodgedwongen ook even stilstaan bij zijn omgang met het middenveld. Hier lijkt de breuk met het verleden het duidelijkst te zijn. Begin april van dit jaar zette de Belgische regering haar samenwerking met Caritas stop. Tot dan had de ngo als opdracht om die vluchtelingen te integreren die naar België waren gestuurd in het kader van hervestiging. Noodzakelijk, aldus Caritas, want die vluchtelingen kunnen nauwelijks bogen op een netwerk in ons land. Uiteraard kan het stopzetten van deze samenwerking gelezen worden als een besparingsoperatie. Tegelijk is het geen geheim dat Francken geen hoge pet op heeft van soortgelijke organisaties. De afgelopen maanden en jaren kwam hij in botsing met, onder andere, Child Focus, Myria en Artsen Zonder Grenzen. Soms twijfelt hij openlijk aan hun competentie, in een enkel geval legde hij zelfs een link tussen de vermindering van het aantal reddingsacties op zee en de daling van het aantal verdrinkingen.
‘Franckens misprijzen voor het middenveld is groot, zowel in zijn discours als in de praktijk’, zegt Vandycke. ‘Dit land heeft de traditie om veel energie te steken in overleg tussen politiek en middenveld, waar veel expertise zit. Dat is in deze legislatuur volledig afwezig. Wij zijn niet zo naïef te denken dat het kabinet ons advies altijd zal opvolgen, maar nu wordt het überhaupt niet meer gevraagd, laat staan dat ernaar geluisterd wordt.’ Wanneer Vluchtelingenwerk op het kabinet een dossier mag gaan bespreken, wat wel degelijk nog gebeurt, wordt daar vaak een dovemansgesprek gevoerd, ervaart Vandycke. ‘We spreken naast elkaar. Of juister: naast datgene wat centraal zou moeten staan, namelijk de grondrechten.’
Dewael voerde ook dovemansgesprekken, zegt hij, maar hij wijst op de verantwoordelijkheid van de ngo’s daarin. ‘Uiteraard ontving ik ze, maar ik vond hun visie soms bijzonder naïef. Ik weet wel dat dat een deugd kan zijn, maar help je er mensen mee?’ Pleysier herinnert zich andere tijden, toen PS’er Christian Dupont minister was van Maatschappelijke Integratie, van 2004 tot 2008. ‘CIRÉ, de Franstalige tegenhanger van Vluchtelingenwerk Vlaanderen, kampeerde op zijn kabinet. Soms letterlijk. Zij hebben zijn opvangwet voor driekwart ingefluisterd. Hij luisterde meer naar hen dan naar mij, zijn directeur die de opvang moest organiseren.’ De aanpak van Francken is compleet tegenovergesteld, en past volledig in het N-VA-verhaal, weet Pleysier: ‘Zij bedienen de burger rechtstreeks, zonder tussenkomst van het middenveld.’ Hij heeft het daar moeilijk mee, maar vindt ook dat de ngo’s best de hand in eigen boezem mogen steken: ‘Ze zijn te militant en handelen te vaak vanuit de grote humanitaire reflex. Dat kan verstandiger.’
Vandycke repliceert dat de toon van de kritiek niet harder is dan die op Franckens voorgangers. ‘Het spel van de democratie vraagt toch dat wij aankaarten wat niet door de beugel kan? De dialoog met het kabinet-Francken is altijd stroef geweest, ook al had hij in het begin meer oog voor de kwetsbaarheid van de mensen waarvoor hij verantwoordelijk is. Aangezien hij dat steeds meer afzwakte, treden we almaar vaker helemaal niet meer in dialoog. En als daarbovenop ngo’s systematisch geweerd en aangevallen worden, dan rest ons toch niets anders dan aan de alarmbel te trekken?’
Charlotte Vandycke draait al 13 jaar mee in de wereld van asiel en migratie en zegt de evolutie te betreuren waarbij iedereen in kampen terechtkwam. Was het vroeger beter? Ook liberalen als Dewael, Annemie Turtelboom en De Block en socialisten als Louis Tobback op die post werden een ‘inhumaan’ of ‘hardvochtig’ beleid verweten. Pleysier heeft heimwee naar Tobback, zegt hij met een glimlach. ‘Hij hield de zachte zowel als de harde kant in de hand. Hij is de meest wijze minister die ik gekend heb, zelfs met Samira Adamu in het achterhoofd.’ Vandycke legt Francken in de weegschaal met zijn liberale voorgangers. ‘Ook met hen verschilden we van mening. En ook zij hadden geen traditie van samenwerking met het middenveld. Maar ze stonden er wel voor open. Vandaag heb ik het gevoel dat we geen staatssecretaris voor Asiel en Migratie hebben, maar een voor Asiel- en Migratiebestrijding.’
HOE STRENG IS THEO FRANCKEN?
1. Europese middenmoot
Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) gaf vorig jaar aan 12.089 migranten asiel of subsidiaire bescherming (een soort lightversie van het vluchtelingenstatuut). Dat betekent dat ons land aan 13 mensen per 10.000 inwoners via die weg een beschermingsstatus heeft gegeven. België positioneert zich daarmee in de middenmoot van de EU. Verhoudingsgewijs zijn Zweden (71 mensen per 10.000 inwoners) en Duitsland (53) het meest genereus. Onderaan staat – weinig verrassend – Hongarije, waar vorig jaar 430 migranten een beschermingsstatus kregen (0,4 mensen per 10.000 inwoners).
2. Hervestiging ‘met lange tanden’
In 2015 legde Europa zijn lidstaten op om een deel van de vluchtelingen die gestrand zijn in Griekenland en Italië op te nemen in hun land. België heeft tot vandaag ongeveer 1000 mensen op die manier hervestigd, en blijft daarmee ver onder het gevraagde aantal van 3812 mensen. België toont zich zo veel minder ijverig dan Finland en Ierland, twee landen die hun engagement integraal nakwamen, maar scoort wel een stuk beter dan – alweer weinig verrassend – Polen en Hongarije, die geen enkele inspanning leverden.
3. Aantal regularisaties teruggedrongen
Behalve via asiel en subsidiaire bescherming kan een vreemdeling ook via een regularisatie verblijfsrecht krijgen. Onder Francken, en in navolging van onder meer Nederland en Duitsland, werd deze procedure bemoeilijkt met een retributie van eerst 215 en sinds kort 350 euro. Het aantal aanvragen is sinds 2012 inderdaad sterk aan het dalen (van gemiddeld meer dan 10.000 tot iets meer dan 4000 in 2016), al is niet duidelijk in hoeverre dat te maken heeft met de retributie.
4. Verblijfsrecht ingeperkt
In juni 2016 werd de Belgische Verblijfswet aangepast. Erkende vluchtelingen krijgen sindsdien niet langer verblijfsrecht van onbeperkte duur. De verblijfsvergunning kan ingetrokken worden wanneer de situatie in het land van herkomst weer verbetert. Een soortgelijke maatregel staat ook in het Nederlandse regeerakkoord.
5. Vreemdelingenwet aangepast
Begin dit jaar kreeg Francken een aanpassing van de vreemdelingenwet goedgekeurd. De aanpassing maakt het mogelijk dat vreemdelingen die in België zijn geboren of hier voor hun twaalfde zijn aangekomen alsnog het land uitgewezen worden. De veelbesproken wetswijziging betekent in feite de afschaffing van een uitzondering die in 2005 door toenmalig minister van Justitie Laurette Onkelinx was ingevoerd. In 2016 stuurde ons land circa 1600 niet-Belgische gedetineerden terug. In 2013 en 2014 waren er dat iets meer dan 600.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier