‘We zullen moeten bewijzen dat wat we zelf doen, beter doen’, zei minister-president Gaston Geens. We moeten bewijzen dat ‘meer Vlaanderen’ ook een betere leefwereld is. 2020 is op dit punt het annus horribilis van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse regering is nog nooit zo Belgisch geweest, schrijven Veerle Wouters en Hendrik Vuye.
‘Bewezen: wat we zelf doen, doen we niet beter‘, is de ietwat provocerende titel van het weekendstuk van hoofdredacteur Bart Eeckhout in De Morgen. Wat zouden we graag met een vlammend betoog Eeckhout tegenspreken. Alleen, de feiten zijn de feiten. 2020 is het annus horribilis van de Vlaamse Gemeenschap.
Van opdracht tot zelfgenoegzaamheid
‘We zullen moeten bewijzen dat wat we zelf doen, beter doen‘. Het zijn de legendarische woorden van Gaston Geens, als eerste minister-president (1981-’92) toch een beetje de founding father van de Vlaamse Gemeenschap. Geens lanceert de Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen (DIRV) met als sluitstuk de beurs Flanders Technology. Na hem komt Luc Van den Brande (1992-’99) die de basis legt voor Telenet Vlaanderen en op communautair vlak zorgt voor vijf resoluties waarmee het Vlaams Parlement een duidelijk eisenpakket op tafel legt voor een staatshervorming. Vlaanderen staat op de kaart.
Wie de uitspraak van Gaston Geens nog eens herleest, bemerkt dat hij een opdracht formuleert aan zichzelf, aan zijn regeringsgenoten, maar ook aan zijn opvolgers. Wat we zelf doen, moeten we beter doen. Dit is de bestaansreden van de Vlaamse Gemeenschap: de burger het best mogelijke bestuur bieden. Alleen met uitmuntend bestuur zal men de toch wat terughoudende Vlaming kunnen overtuigen dat ‘meer Vlaanderen’ ook een betere leefwereld is. Al snel wenkt de hoogmoed om de hoek. De uitspraak van Geens wordt verbasterd tot ‘wat we zelf doen, doen we beter’ en recenter zelfs tot het banale ‘wat we zelf doen, doen we zelf’.
Vlaanderen lijkt steeds meer op België, maar zelfgenoegzamer
De politieke kaste die de Vlaamse Gemeenschap vandaag bestuurt, mist kans na kans om te bewijzen dat Vlaanderen het beter doet. Vlaanderen lijkt steeds meer op België.
Het annus horribilis van de Vlaamse Gemeenschap: de Vlaamse regering is nog nooit zo Belgisch geweest.
De federale regeringsvorming loopt stroef. Meer dan 430 dagen geleden gingen we stemmen. Dit is op zich niet verwonderlijk, we zijn het zelfs al gewoon. Het wordt steeds moeilijker om een federale regering te vormen. De cijfers liegen er niet om. In 2010 duurt het 541 dagen voor er een nieuwe regering is, 194 dagen in 2007, 148 dagen in 1988, 139 dagen in 2014, 107 dagen in 1979 en 103 dagen in 1992. Dit kan tellen. Vlaamse regeringen daarentegen worden tot voor kort met groot gemak gevormd. Tot de motor sputtert in 2019. Het duurt 129 dagen. Plots staat ook Vlaanderen in de top van de langste regeringsformaties, tussen al die vermaledijde Belgische regeringen. ‘Wat we zelf doen, doen we zelf’, wel spijtig dat we het ‘niet beter doen’.
Toch start de regering-Jambon in oktober boordevol Vlaamse ambitie: de Vlaamse regering zou een bastion zijn van goed bestuur, dynamisme, krachtig en stevig beleid. Dit alles zou in schril contrast staan met het federale nongoverno. Enkele journalisten gaan gewillig mee in deze framing en vermelden al te graag de woorden ‘goede bestuurder’ en ‘uitstekend communicator’ voor of na de naam van de minister-president. Alleen, het loopt van geen meter. Bij de regeerverklaring is de minister-president de ‘angry bird‘ die het Vlaams Parlement verwart met een luxe Toy Blast-speelzaal. En al de rest, wel ‘da gade gij ni bepale‘. ‘Wat we zelf doen, doen we zelf’, niet beter, maar wel zelfgenoegzamer.
Het annus horribilis 2020: balen en niet stralen
Begin januari 2020 blijkt zelfs een ‘doorstart’ noodzakelijk van de sputterende regering. Er komt een wasmand aan goede voornemens voor het nieuwe jaar. ‘Sterke Jan’ wordt zelfs ‘Vrolijke Jan’: ‘Met geklaag en negativisme schieten we niets op. Dit is mijn voornemen voor het nieuwe jaar. Laten we stralen in plaats van te balen‘.
Plots was ze er, de moeder aller plagen. Een virus losgeslagen ergens in China. Het teistert ons leven, op een ongeziene wijze. Voor de Vlaamse regering is dit een uitgelezen kans: laten we eens tonen dat we een crisis beter beheren dan België. Het is niet eens zo moeilijk. Premier Wilmès, hoe populair ook in Wallonië, slaat niet aan in Vlaanderen. Dit is een uitgelezen kans voor de Vlaamse minister-president om de communicatie naar zich toe te trekken. Alleen, hij sluit liever aan bij de federale kakofonie die de uitgebreide veiligheidsraad is. De Vlaamse minister-president gedraagt zich Belgischer dan ooit tevoren. Geen enkele deelnemer aan die veiligheidsraad is bovendien in staat uit te leggen wat er nu eigenlijk is beslist: men bubbelt er maar op los.
Federaal minister van Volksgezondheid Maggie De Block verliest al snel de communicatie. Dit is de uitgelezen kans voor de Vlaamse minister-president om het vacuüm te vullen en de communicatie naar zich toe te trekken. Maar neen, ook hij laat de communicatie over aan TV-virologen. Waar is de minister-president intussen? Zijn afwezigheid gaat niet ongemerkt voorbij: ‘Wat ik daarom komiek vind, is dat Jambon totaal onzichtbaar blijft. Als je minister-president bent, dan zorg je toch dat je er elke dag bij bent en jezelf bewijst?’, stelt ook Johan Vande Lanotte. ‘Wat we niet doen, ook dat doen we zelf’.
‘Gesloten instellingen voor bejaarden’ en onvindbare tracers
Als er nu een punt is waar Vlaanderen het verschil had kunnen maken, dan zijn het de woonzorgcentra. Maar net hier loopt het helemaal mis. Woonzorgcentra worden in een mum van tijd omgetoverd tot ‘gesloten instellingen voor bejaarden’. Het recht op een menswaardig bestaan verdwijnt al helemaal wanneer het echte sterfhuizen worden.
En toch, dit is een op en top Vlaamse bevoegdheid. We hebben zelfs een Vlaamse minister van Welzijn die hiervoor bevoegd is, niet ‘een beke‘, maar helemaal. Het enige verweer dat men te horen krijgt, is dat Wallonië het nog slechter doet. Naast veel anekdotiek, was dit de verdedigingslijn van minister Beke in het Vlaams Parlement. Wat zouden we zonder de Walen zijn?
Op 29 april kondigt de Vlaamse minister-president met veel verbaal geweld aan in het Vlaams Parlement: ‘Er zijn tracers, er waren tracers. … Ik zeg u nu vanuit deze positie: op 11 mei zullen wij de tracingcapaciteit hebben die nodig is’. We zijn intussen augustus… en de tracingcapaciteit is nog steeds onvindbaar. Tracing moet het sluitstuk zijn van de strategie om de tweede golf te bestrijden. Maar er is geen tracing: ‘wat we zelf kunnen doen, deden we niet eens’. Bij gebrek aan tracing wordt Vlaanderen dan maar overstelpt met groteske maatregelen: mondmaskers zijn hier en daar verplicht op verlaten landwegeltjes, de grootste stad kent zelfs een avondklok en politionele overacting ontsiert het Vlaamse straatbeeld.
De inefficiëntie van het federale en het Vlaamse beleid vertaalt zich in stoere repressie.
Al deze maatregelen flirten met de grenzen van de mensenrechten. Ze zijn er omdat de Vlaamse overheid zelfs in augustus nog niet kan opleveren wat de minister-president tegen 11 mei stellig had aangekondigd. Dus ja, in een Vlaanderen dat gewoon doet wat het moet doen, is er geen avondklok nodig. De inefficiëntie van het federale en het Vlaamse beleid vertaalt zich in stoere repressie. Vlaanderen doet het ‘op zijn Belgisch’, maar we doen het zelf.
De Vlaamse regering gaat gebukt onder alle plagen die de Belgische regeringen nu al decennia teisteren. De Vlaamse minister van Welzijn, waarvan niemand gelooft dat hij ook maar enige greep zal krijgen op ‘de golven’ die ons nog te wachten staan, blijft gewoon op post, net als zijn federale collega De Block. Dit omdat ‘de partij’ het zo beslist. De particratie is in Vlaanderen dezelfde als in België.
Geen enkele tovertruc van de federale foor, blijft Vlaanderen bespaard. Politieke benoemingen, zoals recent die van drie provinciegouverneurs, ook dat doen we nu zelf. Grote hervormingen zoals de afschaffing van de stemplicht bij de gemeenteraadsverkiezingen, worden in Vlaanderen op zijn Belgisch aangekondigd: enkele dagen na de laatste parlementaire plenaire vergadering. Het Vlaams Parlement is zo mogelijk nog irrelevanter dan de federale Kamer. Eén troost: nu doen we het wel allemaal zelf.
Denkt er iemand dat deze Vlaamse regering ooit nog een begin van daadkracht zal ontwikkelen? Heeft er iemand nog vertrouwen in de Vlaamse minister van Welzijn? Is er nog iemand die niet uitbarst in een lachbui bij het horen van de woorden ‘Sterke Jan’? Je moet al een diehard partijlid zijn om deze vragen nog positief te beantwoorden. Deze Vlaamse regering overtuigt echt niemand dat ‘meer Vlaanderen’ ook een betere leefwereld is.
In 2012 zei Bart De Wever: ‘De enige bijdrage die de Vlaamse beweging vandaag nog kan leveren aan een onafhankelijk Vlaanderen, is ophouden te bestaan‘. Wat hij daarmee bedoelde, is nooit echt duidelijk geweest. Wat vandaag wel duidelijk is, is dat de enige bijdrage die de regering-Jambon nog kan leveren aan een onafhankelijk Vlaanderen, is ophouden te bestaan. Dan kan er een echte doorstart komen met ministers die daadwerkelijk proberen te bewijzen dat we wat we zelf doen, ook beter doen, in plaats van zich te wentelen in de zelfgenoegzaamheid van ‘wat we zelf doen, doen we zelf’.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier