‘Hoe kunnen we van het vangnet van de tijdelijke werkloosheid een echte trampoline maken’, vraagt Simon Ghiotto van Itinera. Hij blikt vooruit op een aantal uitdagingen voor de arbeidsmarkt, en hoopt dat we toch een aantal zaken uit de huidige crisis geleerd zullen hebben.
In 2020 zaten bijna 1,4 miljoen werknemers in tijdelijke werkloosheid, samen goed voor 61,6 miljoen werkdagen. Daar kwamen volgens de laatste RVA-cijfers tussen januari en mei 2021 nog eens 18,5 miljoen werkdagen bij. Het kostte de federale overheid 5,6 miljard euro om mensen thuis te houden. Nog los van andere premies, toeslagen, en vrijstellingen. Een vangnet dat veel burgers kon beschermen tegen de ergste economische gevolgen van corona, maar dat ook niet meer deed dan dat. Opvangen. Beschermen. Bewaren. Wat als we die periodes hadden kunnen benutten als leerkansen? Als reflectiemomenten? Als toekomstinvestering in plaats van enkel een veilige bewaring?
Goed beleid moet investeringen in lange termijn stimuleren, ook in menselijk kapitaal.
Maar willen mensen zich bij- of herscholen, en doen ze dat ook? Een recente bevraging van de VDAB vond dat vier op de tien intensief tijdelijk werklozen (die gedurende drie opeenvolgende maanden minstens 10 dagen tijdelijk werkloos waren) een opleiding, andere job of vrijwilligerswerk hadden gedaan, vooral vrouwen en hooggeschoolden. Een op de vijf tijdelijke werklozen geeft daarentegen expliciet aan dat die vrije tijd – merk op: vergoede vrije tijd wegens tijdelijke werkloosheid – naar ontspanning en gezin moet gaan.
Als we kijken naar wat mensen doen, eerder dan wat mensen zeggen, zagen we in 2020 een terugval van de loopbaancheques, een van dé Vlaamse loopbaanbegeleidingsinstrumenten. Niettegenstaande de enorme stijging van mensen in tijdelijke werkloosheid – waarvan op een bepaald moment een vijfde vreesde voor hun job – dààlde zowel de aanvraag als het aantal effectief opgestarte loopbaanbegeleidingen met ruim een derde. En zelfs zij die reeds loopbaancheques hadden aangevraagd – met een beperkte houdbaarheid, dus die vraag je normaal niet aan om in de schuif te steken – lieten vaker hun cheques verlopen.
We stellen dus – tenminste in dit segment – een stevige daling van de opleidingsvraag vast. Dit kan enigszins verklaard worden door een hervorming en verstrenging die begin januari 2020 in voege trad, maar blijft toch aanzienlijk. Dat minder mensen de sprong durven wagen in een periode waar alles op losse schroeven staat, bedrijven lange tijd nauwelijks aanwierven en flink wat ondernemingen simpelweg niet mochten openen, zal weinig verbazen. Maar loopbaancheques bieden een reflectiemoment, ze vereisen niet dat je de sprong daadwerkelijk waagt. Bovendien is dit een ‘prachtig’ voorbeeld – sic – van de klassieke kortzichtigheid die iedereen – burgers, ondernemingen, overheden – parten speelt inzake levenslang leren. Goed beleid moet juist die kortzichtigheid doorbreken, en investeringen in lange termijn stimuleren, ook in menselijk kapitaal.
Volgende keer beter?
Aan het verleden kan je niets veranderen, de daling van loopbaanbegeleiding en de inkomens die werden gered door jobs in de ijskast te stoppen zijn een feit. En nogmaals, hadden we dat niet gedaan werd de gezondheidscrisis mogelijks (nog meer) verzwaard met een sociale crisis en een economische crisis. Maar we kunnen er wel uit leren. We kunnen de positieve aspecten behouden en de negatieve aspecten proberen opvangen. Wat leert het voortschrijdend inzicht?
Een eerste noodzakelijke stap is een betere doorstroom van informatie van RVA (waar men tijdelijke werkloosheid aanvraagt) naar arbeidsbemiddelaars VDAB-FOREM-Actiris. Nu duurde het maanden voor de eerste tijdelijk werklozen werden aangemeld en gecontacteerd, en zelfs dan ging het om een beperkt aantal. Waarvan dan een nog beperkter aantal effectief inging op het aanbod.
Daarnaast kan de vraag gesteld worden of de VDAB wel de beste uitvoerende partner hiervoor is, of beter diens rol als arbeidsmarktregisseur opneemt door anderen in te schakelen als opleider? We kennen in België zeer performante sectorale opleidingsfondsen, kunnen we hen in de toekomst beter benutten? Travi, het sectorfonds van de interimsector, leidde mensen uit de luchtvaartsector op tot heftruckchauffeur om zo tijdelijk of permanent elders aan de slag te gaan.
Initiatiefrecht voor de werkgever
Vervolgens kunnen we de vraag stellen wie het initiatief moet nemen in opleiding tijdens tijdelijke werkloosheid? Idealiter neemt de burger zelf het stuur in handen van zijn of haar loopbaan en leerbaan, en zorgt de context – werkgever en overheden – voor een ondersteuning en begeleiding. Maar een dergelijke leercultuur is nog niet voor meteen, toch niet op grote schaal. In deze was het dan ook aan de arbeidsbemiddelaars om contact op te nemen met tijdelijk werklozen, en opleidingen voor te stellen op basis van hun profiel en sector. Op basis daarvan kon immers bij benadering geschat worden wat de mogelijke duur van tijdelijke werkloosheid en dus ook opleiding kon zijn. Maar is dat niet heel veel gevraagd van een VDAB die een groeiend publiek moet bedienen met krimpende middelen, die in vele gevallen nauwelijks een band heeft met de tijdelijk werkloze, en die afhankelijk is van de informatiedoorstroom van de RVA – met de nodige vertraging?
Waarom introduceren we geen initiatiefrecht van de werkgever, die de werknemer kent, die weet welke vaardigheden het bedrijf nodig heeft vandaag en in de toekomst, die kan inschatten hoe lang die werknemer tijdelijk werkloos zal zijn, en die vanaf dag 1 wéét dat die werknemer tijdelijk werkloos wordt? En die een open lijn heeft naar de hierboven vermelde sectorale opleidingsfondsen. Meer zelfs, deze werken met zijn of haar geld, en worden verondersteld opleidingen te voorzien aangepast aan de noden van hun bedrijven. Dat initiatiefrecht hoeft niet noodzakelijk om een verplichting te gaan maar evenmin mag dit volledig vrijblijvend zijn.
En als we dan toch een initiatiefrecht van de werkgever en een uitvoering via de werkgever of diens sectoraal opleidingsfonds overwegen, waarom niet nadenken over de uitbetaling ook? De soms stroef lopende uitbetaling van de tijdelijke werkloosheid is niet het onderwerp van dit stuk, maar we kunnen er niet omheen. Sommigen moesten bijzonder lang wachten, tot zelfs ettelijke maanden toe, en niet iedereen kon op financiële reserves terugvallen. Door de uitkering van tijdelijke werkloosheid te vervangen door een loonsubsidie – gekoppeld aan omzetverlies en al dan niet gekoppeld aan verplichtingen tot opleiding – kan de uitbetaling via de werkgever lopen, waar reeds een payrollsysteem bestaat. Zo blijft ook de band tussen werknemer en werkgever behouden, iets wat onder bijzondere spanning kan komen bij langdurige tijdelijke werkloosheid. Een ogenschijnlijk inherente tegenstelling, maar vandaag de dag een realiteit. Dit was het Nederlandse model, en hoewel dit natuurlijk ook kinderziektes en nadelen kende, kunnen we ons hierdoor laten inspireren en lessen trekken van de ervaring bij onze noorderburen.
Laten we hopen dat deze coronacrisis snel voorbij is. Laten we hopen dat als het geen zomer van de vrijheid wordt, het toch een vrije herfst mag worden. Laten we hopen dat dit een once in a generation event wordt. Maar er komen volgende uitdagingen: een volgend virus, een vulkaan die de vliegtuigen stillegt, een verkeerd geparkeerd schip, of een unknown unknown. Hopelijk minder ingrijpend, minder grootschalig, minder dodelijk. Maar er zal bij momenten nog tijdelijke werkloosheid zijn. Laten we dan ook uit leren uit de huidige situatie, opdat deze donkere periode toch een lichtpuntje zou bevatten.
De Doordenkers van Knack.be: Wat na corona?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier