Werkgelegenheid: welke invloed heeft corona op de arbeidsmarkt?
De coronacrisis lijkt slechts rimpelingen op de arbeidsmarkt te veroorzaken. ‘Maar’, zeggen Antwerpse onderzoekers, ‘onder de oppervlakte zijn de veranderingen groot.’
Ze zijn geruststellend, de cijfers die dit jaar al over de arbeidsmarkt zijn verschenen. Het aantal werklozen, bijvoorbeeld, is tijdens de coronacrisis vrij stabiel gebleven, net zoals het aantal mensen dat aan de slag is. ‘Het lijkt alsof de zwaarste economische crisis sinds de Tweede Wereldoorlog nauwelijks invloed heeft op de arbeidsmarkt’, zegt ongelijkheidsexpert Ive Marx (UAntwerpen). ‘Maar als je dieper graaft, zie je toch opmerkelijke verschuivingen’, vult zijn medewerker Dries Lens aan. Samen met Ninke Mussche verzamelden Marx en Lens hun bevindingen in een rapport dat deze week verschijnt.
De Antwerpse onderzoekers konden gebruikmaken van de grootschalige ‘Enquête naar de arbeidskrachten’ die de statistische overheidsdienst Statbel regelmatig houdt bij de gezinnen. Lens: ‘Werklozen vonden dit jaar moeilijker een baan, stelden we vast, en in veel gevallen staakten ze hun zoektocht en verschoven ze dus naar de categorie “inactieven”. Die twee bewegingen samen zorgden ervoor dat de werkloosheidsgraad stabiel bleef, maar in feite waren er dus toch belangrijke veranderingen.’
Ook bij de mensen die aan het werk bleven, zagen de onderzoekers veel beweging. ‘De daadwerkelijke arbeidstijd is sterk afgenomen’, zegt Lens. ‘Daarbij kun je twee groepen onderscheiden. Aan de ene kant waren er heel wat mensen die een tijdlang helemaal wegbleven van het werk: dat aandeel verdubbelde van 10 naar 20 procent in de eerste maanden van de coronacrisis. Aan de andere kant had je een grote groep mensen die wel aan het werk bleef, maar minder uren dan gewoonlijk presteerde. Dat gold voor zo’n 13 procent van de werkenden.’
Geen genderverschillen
‘De veranderingen hebben niet iedereen in dezelfde mate getroffen’, zegt Marx. ‘Vooral werkzoekende jongeren, midden- en zeker kortgeschoolden en mensen geboren buiten de Europese Unie belandden in de inactiviteit.’ Lens: ‘Diezelfde kwetsbare groepen werden ook vaker tijdelijk werkloos, terwijl het urenverlies meer voorkwam bij de sterkere profielen, bij hooggeschoolden die aan de slag waren als manager of in intellectuele beroepen. De tijdelijke werkloosheid kwam veel meer voor in de privésector dan in de publieke sector, vaker bij arbeiders dan bij bedienden, en vaker bij lager betaalde dan bij hoger betaalde werknemers.’
Als het gaat om tijdelijke werkloosheid waren iemands sector en beroep belangrijke voorspellers. Wie in de horeca, de kunsten- of de evenementensector werkte, had een grote kans om tijdelijk werkloos te worden. Mensen met een essentieel beroep liepen duidelijk minder risico, net zoals mensen die gemakkelijker kunnen telewerken. ‘Maar iemands sector was dan weer níét doorslaggevend voor zijn kans om zijn werk definitief te verliezen’, vertelt Lens. ‘Veel belangrijker waren het soort contract en het aantal jaren dienst. Vooral mensen met een tijdelijk of deeltijds contract en met weinig anciënniteit verloren hun baan. Net in die categorie vind je de kwetsbare groepen terug.’
Er zijn mensen die al negen maanden tijdelijk werkloos zijn. Zij zullen niet zomaar hun oude job kunnen oppikken.
Ive Marx (UAntwerpen)
Dat vrouwen een groot slachtoffer zijn van de coronacrisis, zoals weleens wordt beweerd, blijkt niet uit de cijfers. ‘We merken geen genderverschillen’, aldus Lens. ‘Vrouwen blijken net iets vaker dan mannen een essentieel beroep te hebben, of een job die zich leent voor telewerk.’
Te genereus?
‘De impact van de coronacrisis op de arbeidsmarkt is duidelijk getemperd door de vele overheidsmaatregelen, zoals de tijdelijke werkloosheid, compensatie- en hinderpremies, het uitstel van RSZ-betalingen en van de terugbetaling van leningen’, zegt Marx. ‘Na de crisis zullen we daar toch eens naar moeten kijken.’
‘Neem de tijdelijke werkloosheid. Dat principe is in België al decennia geleden sterk uitgebouwd. Nergens is het zo uitgebreid. We hebben er ook al vaak kritiek voor gekregen van instellingen als de OESO: we zouden “overstabiliseren”. Daar zit een kern van waarheid in: we houden op die manier ook bedrijven langer in leven die in normale omstandigheden failliet waren gegaan of die hadden moeten innoveren. Zijn we tijdens de coronacrisis niet opnieuw te genereus geweest?’
‘En wat als al die steunmaatregelen morgen stoppen?’ vraagt Marx zich af. ‘Wat als de economie opnieuw tot leven wordt gewekt? Zal ze weer draaien als vanouds, of zal de coronacrisis tot fundamentele veranderingen leiden? Zullen we bijvoorbeeld opnieuw massaal het vliegtuig nemen, of pendelen van maandagochtend tot vrijdagavond?’
‘Met andere woorden: zullen de mensen die nu tijdelijk hun baan verloren hebben gewoon weer aan de slag kunnen? Of wordt de rimpeling die we nu zien op de arbeidsmarkt dan alsnog een tsunami?’
Minder opleidingen
Marx neemt opnieuw de tijdelijke werkloosheid als voorbeeld. ‘In het buitenland hebben ze voor mensen in die situatie veel gerichtere maatregelen genomen. In Nederland, bijvoorbeeld, konden zij vrij snel een opleiding volgen. Dat kon bij ons niet. Onze tijdelijke werkloosheid is gemaakt voor een kortdurende periode van overmacht, niet voor zo’n lange crisis als deze. Er zijn mensen die al negen maanden tijdelijk werkloos zijn. Zij zullen niet zomaar hun oude job kunnen oppikken.’
Lens: ‘Uit de “Enquête naar de arbeidskrachten” blijkt dat tijdens de eerste coronagolf minder mensen – ook tijdelijk werklozen – een opleiding volgden dan normaal, zowel via onderwijs en seminaries als via cursussen en zelfstudie. Natuurlijk waren veel opleidingscentra gesloten, maar toch: als de werklozen al een opleiding hadden gevolgd, hadden ze na de crisis gemakkelijker weer aan de slag kunnen gaan. En dat is niet alleen hun persoonlijke verantwoordelijkheid, ook publiekediensten voor arbeidsbemiddeling zoals de VDAB hebben daarin een belangrijke rol te spelen.’
Zullen armoede en ongelijkheid door de coronacrisis toenemen? ‘Dat is natuurlijk een belangrijke vraag’, zegt Marx. ‘Voor de crisis was er in België al veel armoede. Zo had bijvoorbeeld 70 procent van de werknemers in de horeca maar net genoeg spaargeld om één maand te overbruggen. Zij balanceerden al op de rand van armoede.’
‘Bij het begin van de crisis vreesden we dat de impact op de armoede groot zou zijn. Er zijn wel meer leeflonen aangevraagd, en de rijen aan de voedselbanken zijn langer geworden, maar niet in verhouding tot de economische schok die we hebben meegemaakt. Natuurlijk heeft de coronacrisis een grote impact gehad op de levens van vele mensen, maar als je naar de werkgelegenheid kijkt, kun je niet zeggen dat corona “de grote ongelijkmaker” is. Laat ik voorzichtig zijn en daaraan toevoegen: voorlopig niet.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier