Vier mythes over seksueel misbruik ontkracht: ‘Kindermisbruik is helemaal niet zeldzaam’
Kindermisbruik zeldzaam? ‘In elke kleuterklas zitten twee kinderen die voor hun achttiende misbruikt zullen worden’, reageert hulpverleenster en ervaringsdeskundige Liesbeth Kennes. In Alleen ja telt ontkracht ze een reeks hardnekkige mythes die onze visie op daders en slachtoffers van seksueel misbruik vertroebelen.
‘Toen de zaak-Dutroux losbarstte, was ik elf jaar oud en werd ik al enkele jaren misbruikt.’ Dat schrijft pedagoge Liesbeth Kennes in de inleiding van haar boek Alleen ja telt, waarin ze wijdverspreide misvattingen over seksueel misbruik onder de loep neemt. ‘Seksueel geweld is een maatschappelijke kanker die nog altijd niet genoeg wordt opgemerkt’, zegt ze. ‘De meeste mensen zijn pas echt verontwaardigd als er een grote zaak aan het licht komt. Maar het meeste misbruik blijft onder de radar. Of het nu volwassenen of kinderen zijn die er het slachtoffer van worden.’
Liesbeth Kennes
– 1985: geboren in Antwerpen
– 2011-2012: doet stage bij het Kinderrechtencommissariaat
– Sinds 2013: studeert pedagogische wetenschappen (KU Leuven)
– 2015: richt ‘Wij Spreken voor Onszelf’ op, een platform voor overlevers van seksueel geweld
– Sinds 2017: medewerkster seksueel grensoverschrijdend gedrag bij CAW Oost-Brabant
Elke dag stappen in België acht tot tien mensen naar de politie om een verkrachting te melden. In de helft van de gevallen is het slachtoffer minderjarig. En dat is nog maar het topje van de ijsberg, want naar schatting 93 procent van de vrouwelijke slachtoffers doet geen aangifte. Van de zedenfeiten die wel worden gemeld, leidt maar 13,5 procent tot een veroordeling.
‘Als er niet genoeg bewijs is, wordt de zaak geseponeerd’, legt Kennes uit. ‘Op zich is daar niets mis mee. Ik zou ook niet graag in de gevangenis belanden omdat mijn buurvrouw beweert dat ik de wet heb overtreden. Maar dat wil niet zeggen dat slachtoffers geen erkenning moeten krijgen. Als we alleen degenen steunen die een vonnis kunnen voorleggen, falen we als samenleving. We hebben dringend minder argwaan en meer empathie nodig.’ Dat die empathie nog vaak ver te zoeken is, ligt volgens Kennes aan hardnekkige verkrachtingsmythes, die ze in haar boek stuk voor stuk onderuit probeert te halen.
Mythe 1: De meeste aangiften van verkrachting zijn vals
Liesbeth Kennes: Als je zegt dat je bent overvallen, zal niemand aan je verhaal twijfelen. Maar ben je verkracht, dan is de kans aanzienlijk dat je niet wordt geloofd. Zelfs strafpleiter Jef Vermassen beweerde eind vorig jaar in een radio-interview dat de helft van de verkrachtingsaangiften vals is. Onderzoek wijst evenwel uit dat hooguit 9 procent geveinsd is. Het is ook niet omdat een zaak bij gebrek aan bewijzen wordt geseponeerd dat de verkrachting niet heeft plaatsgevonden.
Waarom worden zo veel slachtoffers niet geloofd?
Kennes: Onder meer doordat hun verhaal niet altijd even samenhangend is. Ze stamelen, komen terug op een bewering, slaan de chronologie van de gebeurtenissen door elkaar. Maar dat betekent niet dat ze liegen. Integendeel, het is net een signaal dat ze de waarheid spreken.
Wie een onsamenhangend verhaal vertelt, is volgens u waarachtig?
Kennes: Inderdaad. Tijdens een verkrachting maakt het lichaam van een slachtoffer veel stresshormonen aan, wat de cognitieve functies belemmert. Dat de vrouw op dat moment niet kan redeneren of logisch denken, heeft ook invloed op haar geheugen. Vandaar dat de herinnering eraan eerder een amalgaam van fragmenten dan een coherent geheel is. Omdat veel politiemensen dat niet weten, denken ze dat ze het verhaal ter plekke verzint.
Een andere hardnekkige mythe is dat een écht slachtoffer zich op het cruciale moment fysiek verzet. Ook op dat vlak kijkt men anders naar seksueel geweld dan naar andere delicten. Als je op straat wordt bedreigd door iemand die je handtas wil stelen, zal niemand achteraf zeggen dat je je had moeten verdedigen. Nu zijn er natuurlijk wel verkrachtingsslachtoffers die terugvechten, maar velen doen dat niet. 12 tot 50 procent is zelfs letterlijk verlamd van angst.
Ofwel moeten magistraten beter worden opgeleid, ofwel moeten ze vaker een beroep doen op experts.
Waarom zijn politiemensen en magistraten daar niet van op de hoogte?
Kennes: Een tijd geleden sprak ik voor een groep magistraten over seksueel misbruik. Toen ik uitlegde dat erecties ook ongewild kunnen optreden, trok een van hen wit weg. ‘Dus u zegt dat het niet is omdat een man een erectie krijgt dat hij instemt met seksueel contact?’ stamelde hij. Ik vrees dat hij besefte dat hij ten onrechte een dossier had geseponeerd waardoor de dader de dans was ontsprongen. Ofwel moeten magistraten beter worden opgeleid, ofwel moeten ze vaker een beroep doen op experts.
Opvallend is dat zelfs misbruikte kinderen niet altijd worden geloofd.
Kennes: Kinderen hebben veel fantasie en zitten meestal niet om een leugentje verlegen. Daarom denken politiemensen, magistraten en hulpverleners al snel dat ze ook het misbruik wel zullen hebben verzonnen. Maar jonge kinderen kunnen dat helemaal niet, want ze hebben nog geen beeld van wat seksualiteit is.
Hoe komt het dat er in echtscheidingssituaties dubbel zoveel gevallen van kindermisbruik worden gemeld als in gewone omstandigheden?
Kennes: Voor een kind is het nu eenmaal gemakkelijker om zijn moeder in vertrouwen te nemen als ze weg is bij de dader. Natuurlijk moeten we alert blijven voor valse aantijgingen – want die zijn er ook – maar de veiligheid van het kind moet wel altijd op de eerste plaats komen. Vandaag is dat lang niet altijd het geval. Zo ken ik een meisje van vijf jaar dat beweert dat haar vader, van wie haar moeder gescheiden is, haar misbruikt. Omdat de rechter vindt dat er niet genoeg bewijs is, moet het kind nog altijd om de week naar haar vader. Nochtans zijn er volgens hulpverleners wel degelijk aanwijzingen van misbruik. Kunt u zich voorstellen hoe machteloos die moeder zich voelt?
Vermoedens kunnen toch nooit volstaan om iemand te berechten?
Kennes: Wat de strafwet betreft, moet de lat inderdaad hoog liggen. Maar het is niet omdat iemand niet wordt veroordeeld, dat de veiligheid van het kind niet kan worden gegarandeerd. De rechter kan bijvoorbeeld beslissen dat een vader zijn dochter alleen nog mag zien als er een andere volwassene bij is. In mijn ogen hebben de rechten van kinderen voorrang op die van hun ouders. Het zou ook een goede zaak zijn, mochten kinderen een onafhankelijke advocaat krijgen die voor hen spreekt.
Mythe 2: Flirtende meisjes brengen zichzelf in gevaar
Kennes: Als je vraagt in welke situaties een kind medeverantwoordelijk is voor seksueel grensoverschrijdend gedrag, zullen de meeste mensen volmondig ‘nooit’ antwoorden. Tot we wat concreter worden. Dan wordt al snel duidelijk dat niet alleen volwassen vrouwen maar ook kinderen in sommige situaties verantwoordelijk worden gesteld voor de seksuele opwinding van leeftijdsgenoten, leerkrachten, coaches en zelfs familieleden.
Waar leidt u dat uit af?
Kennes: In het voorjaar van 2016 las ik in de krant dat meisjes in basisschool De Paradijsvogel in Den Haag geen topjes met spaghettibandjes meer mogen dragen. Volgens de directrice omdat leerlingen uit het vierde en vijfde leerjaar soms al vrouwelijke vormen hebben ‘zonder dat zij doorhebben dat ze daarmee bij sommige mannen gevoelens kunnen losmaken’. Ik heb toen het reglement van een aantal Vlaamse scholen doorgenomen. Wat bleek? Ook daarin staat vaak dat meisjes zich fatsoenlijk moeten kleden.
Elke school heeft toch het recht om leerlingen kledingvoorschriften op te leggen?
Kennes: Mij gaat het om de reden waarom meisjes bepaalde kledingstukken niet mogen dragen: omdat tienerjongens nu eenmaal hitsig zijn. De directrice van die school in Den Haag wou met het verbod op spaghettibandjes niet alleen meisjes tegen zichzelf beschermen maar ook haar mannelijke leerkrachten in bescherming nemen. Ze vreest naar eigen zeggen situaties waarbij een meester ‘de hele dag uitkijkt op meisjes zonder bh in strakke hemdjes’. Komaan zeg. Als een leraar het daar warm van krijgt, heeft hij een probleem en niet die meisjes.
Een kind dat op een familiefeest weigert om alle ooms en tantes te kussen, wordt meestal op de vingers getikt. Zo krijgt het de boodschap dat het op fysiek vlak zelf geen grenzen mag afbakenen.
Pedoseksuelen verdedigen zich weleens met de bewering dat hun slachtoffer altijd bij hen op schoot kroop en wou knuffelen.
Kennes: Dat kinderen bij volwassenen op schoot zitten en fysiek contact zoeken, is heel normaal. Daar is niets seksueels aan. Wel moeten we eens goed nadenken welke boodschap we kinderen geven. Een kind dat op een familiefeest weigert om alle ooms en tantes te kussen, wordt meestal op de vingers getikt. Zo krijgt het de boodschap dat het op fysiek vlak zelf geen grenzen mag afbakenen.
Mythe 3: Kindermisbruik is zeldzaam
Kennes: Veel mensen doen kindermisbruik af als iets zeldzaams. Maar in werkelijkheid worden een op de tien meisjes en een op de twintig jongens voor hun achttiende misbruikt. In elke kleuterklas zitten er dus gemiddeld twee kinderen die dat zullen meemaken. In 80 tot 95 procent van de gevallen worden kinderen misbruikt door iemand die ze kennen, zoals hun vader, stiefvader, oom of buurman. Maar dat zien we liever niet onder ogen. Het is veel gemakkelijker om te geloven dat daders vieze mannen zijn die in de bosjes verstopt zitten. Dan hoef je niet bang te zijn dat een kennis of familielid zich aan kinderen vergrijpt. Veel van die gevallen worden niet opgemerkt omdat twee op de drie slachtoffers er met niemand over praten.
Kan elk kind het slachtoffer worden van seksueel misbruik?
Kennes: Kindermisbruik is meestal geen impulsieve daad of toevallige samenloop van omstandigheden, maar het resultaat van planning. De meeste daders zoeken een kind uit dat kwetsbaar is omdat het gepest wordt, thuis problemen heeft of zich om een andere reden eenzaam voelt. Sommigen pappen doelbewust met een alleenstaande moeder aan om haar kinderen te kunnen inpalmen. Dan begint de grooming: de dader bouwt – vaak met veel geduld – een vertrouwensband met zijn slachtoffer op en begint dan langzaamaan grenzen te overschrijden. Ook incest is vaak een vorm van grooming. Een schoolvoorbeeld daarvan is het verhaal van schrijfster Griet Op de Beeck, die vorig jaar in de media vertelde dat ze als kind door haar vader is misbruikt. Keer op keer klaagde hij dat haar moeder toch zo moeilijk was en dat hij haar de liefste vond. Dan voelt zo’n meisje zich natuurlijk uitverkoren.
Is dat de reden waarom sommige slachtoffers een half leven wachten voor ze erover praten?
Kennes: Om te beginnen zijn veel kinderen bang dat ze niet geloofd zullen worden. Daarnaast laten groomers hun slachtoffers graag geloven dat ze het eigenlijk zelf willen. Een groomer kan zelfs zo manipulatief zijn dat kinderen uit zichzelf blijven terugkeren. Soms is dat omdat ze eigenlijk wel graag bij hem zijn. Thuis is er altijd ruzie, maar hij neemt de tijd om samen spelletjes te spelen op de Playstation. Het misbruik nemen ze er dan bij. In die zin is gegroomd worden wellicht zwaarder dan bedreigd worden en voor je leven moeten vrezen.
Hoezo?
Kennes: Ik ben zelf misbruikt door iemand die heel gewelddadig te werk ging en me bedreigde. Toen ik uiteindelijk in therapie ging, werd het me meteen duidelijk: hij was een slecht mens die dingen met me deed die echt niet konden. Wellicht is het trauma dan groter, maar als slachtoffer voel je je tenminste niet schuldig. Kinderen die gegroomd worden, doen dingen waar ze zich voor schamen en denken dat ze daar zelf voor hebben gekozen. Dat is veel complexer om op latere leeftijd weer recht te zetten.
Waarom duurt het soms zo lang voor kinderen beseffen dat wat hen overkomt helemaal niet door de beugel kan?
Kennes: Zeker als het misbruik op heel jonge leeftijd begint, kan de dader een kind doen geloven dat wat hij doet heel normaal is. Er zijn gevallen bekend van daders die samen met een kind van twee jaar naar porno kijken. Op den duur is zo’n peuter aan die beelden gewend en vindt hij ze heel normaal.
Mythe 4: Het misbruikte kind wordt een misbruiker
Kennes:Veel mensen geloven dat iemand die in zijn jeugd is misbruikt later zelf een dader wordt. Het idee achter die mythe is dat volwassenen die seksueel crimineel gedrag vertonen, dat doen omdat ze dat als kind hebben geleerd. Maar dat klopt niet. Dat blijkt onder meer uit een onderzoek waarbij jongens werden gevolgd die als kind in het ziekenhuis terechtkwamen na seksueel misbruik. Toen de onderzoekers hun namen jaren later opzochten in het strafregister, bleek dat 88 procent van hen nooit van een zedenfeit was verdacht. Degenen die wel zulke feiten hadden gepleegd, waren ook vaker dan de anderen berispt of zelfs veroordeeld voor andere soorten gewelddadig gedrag. Misschien lopen misbruikslachtoffer dus een hoger risico om criminele feiten te plegen en niet specifiek om ook misbruiker te worden. Dat zou niet onlogisch zijn: in gezinnen waar misbruik voorkomt, is ook de kans groter op andere delicten, minder ouderlijke betrokkenheid en partnergeweld.
In uw boek schrijft u nochtans dat veel slachtoffers bang zijn om zelf dader te worden.
Kennes: Alleen maar doordat ze de hele tijd met die mythe worden geconfronteerd. Een misbruikslachtoffer vertelde me dat hij het onaangename gevoel had dat zijn therapeute hem als potentiële dader zag. Toen hij haar daarop aansprak, antwoordde ze: ‘Nee hoor, want we proberen dat net te voorkomen.’ Zij ging er dus van uit dat hij zonder die therapie wellicht misbruik zou plegen. Geen wonder dat veel slachtoffers zo veel mogelijk geheim houden wat hen is overkomen. Zelfs voor hun geliefden. Daardoor leiden velen van hen twee levens.
Als een leraar het warm krijgt van meisjes met spaghettibandjes, dan heeft hij een probleem en niet die meisjes.
Geloven ze dan zelf dat ze een groter risico lopen om seksueel misbruik te plegen?
Kennes: In mijn boek laat ik een slachtoffer aan het woord dat uitlegt dat hij jarenlang, dag na dag, het lijstje van mogelijke signalen afging om te checken of hij nog oké was. ‘Je weet dat je dat monster niet bent en nooit zal zijn, maar die angst blijft obsessief aanwezig’, zegt hij. ‘Ik wist dat ik, zodra ik één signaal bij mezelf had herkend, de trekker zou overhalen.’ Het idee dat het slachtoffer weleens beul kan worden, is ontzettend hardnekkig. Dat is ook de reden waarom ik lang over mijn verleden heb gezwegen. Hoe kon ik pedagoge worden terwijl ik als kind misbruikt was? Wat zouden de mensen van me denken? Gelukkig heb ik me daar overheen gezet. Anders had ik dit boek niet kunnen schrijven.
Lees ook een passage uit het nieuwe boek van Kennes: ‘Kindermisbruik gepleegd door vrouwen is een probleem dat onderschat wordt’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier