Seksueel misbruik bij dokters: ‘Hecht u meer geloof aan een allochtone vrouw dan aan een arts?’
Seksueel misbruik komt niet alleen voor in de media, ook de medische wereld mag de hand in eigen boezem steken. Dokter Guy Peeters van de Socialistische Mutualiteiten getuigt over feiten van twintig jaar geleden: ‘Wij mochten geen dokter ontslaan die zich vergrepen had aan vrouwelijke patiënten.’
Guy Peeters trad de voorbije decennia onder meer voor het voetlicht als voorzitter van de VRT, maar de belangrijkste functie die hij bekleedde, was die van algemeen secretaris van de Landsbond van Socialistische Mutualiteiten. Vandaag oefent hij nog altijd een aantal functies in de gezondheidszorg uit. Tijdens zijn loopbaan heeft hij tegenslagen gekend, nederlagen geleden. Eén nederlaag zit hem nog altijd hoog: de mislukte poging om, samen met zijn ziekenfonds, een dokter te ontslaan die zich had bezondigd aan seksueel misbruik van vrouwelijke patiënten. We noemen de bewuste arts ‘dokter X.’, want voor alle mogelijke tuchtorganen en rechtbanken heeft hij zijn zaak met glans gewonnen. En toch.
Niet de handtastelijkheden van dokter X., maar mijn beslissing om hem daarvoor te ontslaan, had “de waardigheid en de eer van het beroep aangetast”.
Het verhaal begint precies twintig jaar geleden, op 27 november 1997. In zijn kantoor op de hoofdzetel van de Landsbond van Socialistische Mutualiteiten krijgt Guy Peeters een telefoontje van zijn adjunct dat er meldingen zijn binnengekomen van ‘een ernstig probleem’. Op een regionale afdeling zijn bij mevrouw D.W., het diensthoofd voor maatschappelijk werk van het ziekenfonds, klachten binnengelopen over het gedrag van een ‘adviserend arts’. Een adviserend geneesheer – in de volksmond: een controlearts – onderzoekt patiënten die langdurig aangewezen zijn op de ziekteverzekering. Los van hun reguliere arts moet hij hen bijkomend onderzoeken en vervolgens advies geven of een verder ziekteverzuim gewettigd is. Voor de patiënten is zijn oordeel dus van groot belang. Guy Peeters is zijn carrière bij het ziekenfonds overigens zelf als adviserend geneesheer begonnen, hij kent de functie van binnenuit.
Moed
Uiteindelijk blijkt een tiental vrouwen bij D.W. onder vier ogen bereid te getuigen over grensoverschrijdend gedrag. Zij dringt erop aan de feiten op papier te zetten, maar hiervoor schrikken de vrouwen terug: de ongewenste intimiteiten benoemen viel hun al zwaar, en al helemaal om dat nog eens woordelijk op te schrijven. Uiteindelijk zijn er drie die het toch doen. Peeters: ‘Daar begint het verhaal: bij een alert vrouwelijk diensthoofd dat, in een toen nog zeer mannelijke wereld van dokters, oor heeft voor de klachten van vrouwen. Ze spoort hen aan een klacht in te dienen. Ik heb heel veel respect voor de drie vrouwen – een van hen was allochtoon – die op papier hebben willen zetten wat hun was overkomen. Zeker in die tijd was daarvoor moed nodig.’
De handgeschreven brieven zijn eenvoudige getuigenissen, twee Franstalige en één Nederlandstalige, opgeschreven met schroom en dus zonder veel details, onrustwekkende getuigenissen van laaggeschoolde, angstige vrouwen tegen een arts die over hun onmiddellijke toekomst beslist. Eén vrouw, de allochtone A., schrijft: ‘De dokter keek ook naar mijn benen en vroeg mij op de onderzoekstafel te gaan liggen. De dokter betastte mijn onderbenen en ging dan steeds hogerop om te tasten. (…) Op dat ogenblik begon ik mij ongemakkelijk te voelen, zeker toen de dokter mijn slipje naar beneden trok en in mijn slip keek. Op dat ogenblik was ik gechoqueerd en als het ware verlamd. Ik durfde niets te zeggen (…) Toen vroeg de dokter mij mijn onderbroek uit te trekken. (….) Intuïtief voelde ik dat dit niet normaal was, maar ik wist niet hoe ik moest reageren. Nadat ik mijn onderbroek had uitgetrokken, begon hij mij weer te betasten, (…) tot de zijkanten van mijn geslacht. Hij probeerde mijn benen open te spreiden, maar ik was angstig en trachtte dit te verhinderen.’ Bij vorige onderzoeken, toen nog met een (vrouwelijke) maatschappelijk werker erbij, kwam diezelfde dokter met zijn handen nooit in de buurt van haar slip. Hij deed dat wel als hij met haar alleen was.
Een Franstalige getuige, B., legt uit dat ze het normaal vond dat ze haar pantalon moest uitdoen zodat de dokter een litteken op haar been kon inspecteren, maar dat het níét meer normaal was dat hij ineens een blik in haar slip wierp. Zoals ze het ook normaal vond dat ze haar blouse moest uitdoen om haar ademhaling te laten onderzoeken, maar niet dat ze daarvoor ook haar bh moest uitdoen en dat haar borsten nader onderzoek vereisten. In een Frans vol fouten schrijft ze: ‘On sortant de la consultations, je l’est directement signaler à ma maman qui m’attendais dans la couloir.’ Als ze nadien verneemt dat ze nog eens naar diezelfde dokter moet, raakt ze in paniek. Tot grote verbazing van de loketbediende van de plaatselijke werkloosheidsuitkeringsdienst van de socialistische vakbond FGTB schrijft ze zich meteen opnieuw in als werkzoekende. ‘Heeft de controlearts van het ziekenfonds u daartoe verplicht?’ vraagt de bediende, die – zeker in die tijd – een andere attitude gewoon is bij FGTB-leden die langdurig ziek zijn verklaard. ‘Nee, het is mijn eigen beslissing.’ Alles is voor B. beter dan nog zo’n onderzoek door diezelfde arts te moeten ondergaan.
Dat we verloren, is niet erg voor mij, maar wel voor die vrouwen die de moed bijeenraapten om te getuigen over seksueel misbruik, en destijds nérgens werden geloofd.
Zaak-De Pauw
Op 28 november 1997 convoceert Guy Peeters dokter X. in zijn kantoor. Peeters: ‘Zijn echtgenote was erbij. Ik zei hun dat het wellicht beter was dat zij het lokaal verliet, maar ze weigerde: “Ik sta garant voor mijn man.”‘ Dokter X. ontkent dat hij iets fout gedaan heeft en legt uit dat de Geneeskundige Raad van Invaliditeit een ‘algemeen klinisch onderzoek vraagt, zelfs om een rode kaart op te maken in het geval van een psychiatrische pathologie.’ Waarop Peeters de arts confronteert met de details van de klachten – in de eerste plaats de schriftelijke, maar ook de mondelinge getuigenissen waarvan hij weet heeft. Peeters: ‘In zulke situaties durfde ik scherp en cynisch uit de hoek te komen, inderdaad. Ik heb hem gezegd dat het onderbroekje naar beneden trekken en de vagina betasten een eigenaardige behandeling is bij vrouwen met een zenuwinzinking. In mijn opleiding als arts heb ik evenmin geleerd dat onderzoek naar een keelontsteking eindigt met het betasten van de schaamlippen.’
Diezelfde dag nog wordt arts X. geschorst ‘om dringende redenen’. De feiten waarmee Peeters hem had geconfronteerd, en het ontbreken van een goede uitleg, ‘maakten elke verdere samenwerking onmogelijk’. Peeters: ‘Ik kon dat maar doen omdat ik als werkgever kon terugvallen op het befaamde Koninklijk Besluit van 18 september 1992 van toenmalig minister van Arbeid Miet Smet (CVP, nu CD&V) over ongewenst seksueel gedrag op het werk. Ere wie ere toekomt: al in 1986, dus meer dan dertig jaar voor #MeToo, zette Smet als staatssecretaris voor Sociale Emancipatie een campagne op tegen seksuele agressie op het werk: ‘Sex-collega, ex-collega‘. In haar KB stelde Smet de werkgever voor zijn verantwoordelijkheid: hij moest voortaan in het arbeidsreglement omschrijven welke handelingen “ontoelaatbaar” waren en werd ook verplicht een vertrouwenspersoon aan te stellen. Ons diensthoofd ging nog verder, want de vrouwen die een klacht indienden, waren geen werkneemsters van ons ziekenfonds, “slechts” patiënten. Strikt genomen was die bepaling op hen dus niet van toepassing.’
‘Ik volg de houding van Paul Lembrechts, de ceo van de VRT, in de zaak-Bart De Pauw’, voegt Peeters eraan toe. ‘Een man die zich schuldig maakt aan ongewenste intimiteiten, hoeft niet eerst veroordeeld te zijn door het gerecht voordat een werkgever hem kan schorsen of ontslaan om een veilige omgeving te kunnen garanderen voor zijn vrouwelijk personeel – in ons geval: onze vrouwelijke patiënten. Als wij op een eventuele veroordeling van die dokter hadden moeten wachten, dan waren we vijf jaar verder geweest. Ik heb me trouwens meer dan een keer op dat “KB-Smet” moeten beroepen om iemand te ontslaan. Je moet “ongewenste seksuele intimiteiten” hoe dan ook breder interpreteren dan “verkrachting” alleen.’
Jaloers
Op de dag van de schorsing brengt de medisch directeur van de Socialistische Mutualiteiten het Comité van de Dienst voor geneeskundige controle van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) op de hoogte van de feiten en de procedure. Dat comité wordt ook gevraagd om de erkenning van dokter X. als controlearts in te trekken. Dat blijkt oneindig minder evident dan verwacht. Op 19 december 1997 vergadert het RIZIV-comité over de zaak. Ter plaatse blijkt dat dokter X. niet alleen vergezeld is van zijn advocaat, maar ook van drie collega-artsen… van het socialistisch ziekenfonds. Peeters: ‘Het illustreert nogmaals hoe moedig en eenzaam het optreden van mevrouw D.W. was. Tot dan was dokter X. nooit berispt of gecorrigeerd door collega’s, wel integendeel, en dat bleek hier nog maar eens. Voortaan zou dokter X. zich verdedigen met het argument dat een vrouwelijke maatschappelijk werker verschillende patiëntes had overgehaald om valse of aangedikte verklaringen over hem te schrijven. Hij maakte er een samenzwering van jaloerse vrouwen van.’
Uit de notulen van de RIZIV-vergadering blijkt dat de verdediging van dokter X. aanslaat bij een gehoor van – bijna uitsluitend mannelijke – collega-artsen. Van bij het begin van de vergadering lijken de rollen zelfs omgedraaid: de ontslagen arts wordt niet gezien als een verdachte of een potentiële dader, maar als een vermoedelijk slachtoffer dat onrecht is aangedaan. Het verslag van de zitting begint met de vaststelling dat alles draait om ‘mondelinge klachten, die echter op verzoek van mevrouw D.W. op papier werden gezet’. Echter: dat kleine woord verraadt de algemene instelling. Het zou ook terugkeren in de conclusies: ‘Het comité stelt vast dat de schriftelijke klachten duidelijk werden uitgelokt, dat ze uitgaan van psychisch zwakke personen.’ Peeters: ‘Die laatste zin zit mij nog altijd hoog. Natúúrlijk ging het om psychisch zwakke personen. Daarom traden we ook zo streng op: omdat hij als dokter dergelijke patiënten moet beschermen, in plaats van misbruik te maken van hun conditie. Bij die dokters-onder-elkaarclub van het RIZIV zetten ze dat argument op zijn kop: juist omdat het psychisch zwakke personen zijn, kunnen ze geen geloofwaardige getuigenis afleggen.’
De uitslag laat zich dan ook raden: ‘Bij geheime stemming, met veertien stemmen tegen en één onthouding, beslist het Comité de erkenning van dokter X. als adviserend geneesheer niet in te trekken.’ Toch beslist de Landsbond van Socialistische Mutualiteiten de arts te ontslaan: hem al dan niet erkennen als adviserend geneesheer laten ze over aan het RIZIV, maar het is hún verantwoordelijkheid om hem al dan niet als werknemer aan boord te houden.
Dokter X. weigert ontslag te nemen en beschuldigt op zijn beurt Guy Peeters en de Socialistische Mutualiteiten van laster en eerroof. In een dubbele procedure, voor de arbeidsrechtbank en later voor het arbeidshof, probeert hij zijn gelijk te halen: omdat het RIZIV hem in het gelijk had gesteld, hadden de Socialistische Mutualiteiten hem niet mogen ontslaan. Peeters: ‘We hebben alle zaken verloren, ook in beroep. Nergens werd ook maar het minste geloof gehecht aan de verklaringen van de vrouwen.’ In een arrest van 14 oktober 1999 stelt het arbeidshof van Brussel bovendien ‘dat er geen klacht werd ingediend tegen dokter X. bij de Orde van Geneesheren, noch bij het parket’. Peeters: ‘We hebben geen klacht ingediend omdat wij dat niet konden. Dat moesten de vrouwen zelf doen. Maar ze wilden niet. Van de tien waren er zeven die hun ervaringen niet eens voor intern gebruik op papier wilden zetten, laat staan dat ze bereid waren de zogenaamde “schande” te dragen als in de rechtbank openbaar werd gemaakt wat hun overkomen was. Hun eigen angst werd dus uiteindelijk tegen hen gebruikt.’
In mijn opleiding als arts heb ik nooit geleerd dat onderzoek naar een keelontsteking eindigt met het betasten van de schaamlippen.
Kafka
Er loopt een klacht binnen bij de Orde van Geneesheren (tegenwoordig de Orde der Artsen). Niet tegen dokter X., maar tegen dokter Peeters. Op 15 april 1989 ontvangt Guy Peeters een aangetekend schrijven waarin hij bij de onderzoekscommissie van de provinciale raad van de Orde van Geneesheren gesommeerd wordt ‘voor een onderhoud, in het kader van een disciplinair onderzoek’. Daar moet hij zich verantwoorden voor de ‘onaanvaardbare houding’ die hij heeft aangenomen door dokter X. eerst te schorsen en dan te ontslaan. Volgens Peeters verloopt de vergadering van die onderzoekscommissie in een onwerkelijke sfeer. De ondervrager bij de onderzoekscommissie wil Peeters’ vel: dat hij volhardde in het ontslag van dokter X., ook al had het RIZIV hem ‘vrijgesproken’, wordt beschouwd als ‘blasfemie en een voldoende reden tot tuchtrechtelijk optreden tegen mij’. Nochtans was Peeters tegen X. niet opgetreden als arts maar als algemeen secretaris van de Socialistische Mutualiteiten. ‘Maar die ene dokter wilde mijn kop om duidelijk te maken dat een geneesheer “zoiets” niet doet met een andere dokter, want dat zo’n actie de eer van het artsenkorps aantast. Hij zei me letterlijk: “Confraters ontslaan geen confraters.”‘
De ondervrager van de Orde van Geneesheren baseert zich op de plichtenleer voor artsen en beschuldigt Peeters van machtsmisbruik. Peeters: ‘Niet de handtastelijkheden van dokter X., maar mijn beslissing om hem daarvoor te ontslaan, had volgens de geijkte formulering “de waardigheid en de eer van het beroep aangetast”. Mijn ondervrager wierp me zelfs voor de voeten: “Confrater, hecht u echt geloof aan die dames? Weegt het woord van een allochtone vrouw dan op tegen het getuigenis van een confrater?” Ik heb daar gezegd dat ik niet verder wens op te treden in zo’n vaudeville en ben vertrokken. Toen ik buitenkwam, voelde ik me als Josef K. in Het proces van Franz Kafka: compleet machteloos.’
Hoe het afliep? “In 2001 heeft de Orde van Geneesheren mij laten weten dat mijn zaak “gesloten” was, zonder meer. Waarom zouden ze mij nog moeten bestraffen? Ik had deze zaak toch al over de hele lijn verloren. Uiteindelijk heeft geen enkele instantie ons gesteund toen wij een dokter ontsloegen die zich bezondigd had aan sexual harassment van vrouwen. Van niemand kregen we steun: niet van de collega-adviserend geneesheren van dokter X. binnen ons ziekenfonds – een aantal van hen nam het voor hem op -, niet van het Comité van de Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV of van de provinciale raad van de Orde van Geneesheren, en ten slotte net zo min van de rechters van de arbeidsrechtbank en van het arbeidshof. Dat we de zaak verloren, vind ik niet erg voor mij, maar wel voor die vrouwen die de moed bijeenraapten om te getuigen over seksueel misbruik, en destijds nérgens werden geloofd.’ Al voegt Peeters eraan toe dat dit vandaag niet meer zo zou zijn: ‘De mentaliteit bij de Orde is veel opener dan vroeger. En het beroep van arts is in hoge mate vervrouwelijkt: ook dat heeft bijgedragen tot een mentaliteitswijziging.’
En hoe is het dokter X. vergaan? Guy Peeters: ‘Een paar maanden nadat wij hem hadden ontslagen, is hij bij een ander ziekenfonds gaan werken, opnieuw als adviserend geneesheer. Ook daar waren ze perfect op de hoogte van wat er was gebeurd.’
Dit was 2018 volgens Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier