Vijf zorgverleners staan op de Werelddag tegen Tabak stil bij de noodzaak aan een meer ‘aanklampende’ aanpak van zorgverleners om rookstop aan te moedigen.
Wie dacht dat de toegenomen aandacht voor longaandoeningen zoals COVID-19 risicogedrag zoals roken zou verminderen, is eraan voor de moeite. In de vijfde COVID-19-enquête van Sciensano geeft ongeveer een derde van de rokers aan meer te roken dan voor de pandemie, terwijl minder roken veel minder voorkomt. De Werelddag Zonder Tabak, op 31 mei, legt dit jaar dan ook terecht de focus op stoppen met roken.
Als zorgverleners zien we van op de eerste rij hoe moeilijk stoppen met roken werkelijk is. Roken is verbonden met het dagelijks gedrag, gewoontes en de sociale omgeving, en daar in tussenkomen is een ingrijpend proces. De voorstellen van de Alliantie voor een Rookvrije Samenleving, zoals de vermindering van het aanbod en algemene rookstopcampagnes, verdienen dan ook alle aandacht van onze beleidsmakers.
Als zorgverleners zien we van op de eerste rij hoe moeilijk stoppen met roken werkelijk is.
Onderbelicht in het beleid is echter nog altijd de rol van de tabakoloog en de toeleiding ernaar. Onderzoek toont immers aan dat rookstoppogingen met professionele begeleiding ongeveer 4 keer zo succesvol zijn als die zonder begeleiding. Toch onderneemt, volgens onze berekeningen, jaarlijks slechts 3 procent van de rokers een door een tabakoloog gedocumenteerde rookstoppoging: meestal via een telefoontje naar Tabakstop of in een kleine minderheid bij de tabakoloog.
Onaangeboord potentieel
Laagdrempelige zorgverleners zoals huisartsen, apothekers, kinesitherapeuten en thuisverpleegkundigen hebben dagelijks contacten met rokers. Ze kennen de roker en zijn sociale situatie, en genieten ook het nodige vertrouwen. Daar ligt dus een enorm potentieel aan
persoonlijke contacten met rokers, die kunnen leiden tot een rookstoppoging onder begeleiding van een tabakoloog.
Dat potentieel aanboren vereist ten eerste dat zorgverleners het gesprek over roken durven en kunnen aangaan, ook al is de aanleiding voor het contact met de patiënt helemaal anders. Denk maar aan de burger die een hoestsiroop vraagt bij de apotheker, of de patiënt die kortademig is tijdens oefeningen bij de kinesist: ideale gelegenheden om dit gesprek aan te gaan. Dit gebeurt vandaag door zorgverleners die er de motivatie en de tijd voor hebben, maar de realiteit in heel wat praktijken is anders: veel patiënten, weinig tijd.
We zouden voor alle laagdrempelige zorgverleners een prikkel moeten ontwikkelen, bijvoorbeeld in de vorm van een incentive, om dit gesprek op te starten en door te verwijzen naar de tabakoloog. Preventie en in het bijzonder rookstop moet bij de zorgverlener en de patiënt een reden zijn om tijd te maken voor een consultatie. Preventie mag niet verloren gaan in een raadpleging met drie (andere) klachten.
Tabakoloog redt roker
Ook aan de zijde van de tabakologen wringt het schoentje nog. Het succes van de doorverwijzing is veel groter als de tabakoloog gekend is door de doorverwijzende zorgverlener. Heel wat tabakologen zijn tegelijk ook huisarts, psycholoog of verpleegkundige en zijn al actief binnen groepspraktijken, ziekenhuizen of eerstelijnsinitiatieven. Velen hebben nog geen actief netwerk waarbinnen deze gespecialiseerde rookstopbegeleiding bekend is. Net door daaraan te verhelpen, zullen de andere zorgverleners makkelijker hun patiënt naar de tabakoloog doorverwijzen. Ook een betere bekendheid van de gratis begeleiding door Tabakstop daar aan bijdragen.
Heel dit pleidooi is a fortiori belangrijk om het risico op sluimerende maar op termijn agressieve longaandoeningen zoals COPD (chronisch obstructief longlijden) te beperken. Naar schatting 800.000 Belgen lijden aan deze ziekte, die meestal wordt veroorzaakt door roken. De helft van deze mensen bevindt zich in een vroegtijdig stadium, maar weet dat (nog) niet omdat de diagnose nog niet gesteld is. Deze mensen krijgen dus ook nog geen behandeling. Het gaat vaak om verstokte rokers en de diagnose van een chronische longziekte kan zeker een aanleiding zijn om rookstop opnieuw aan te kaarten.
Wat zij nodig hebben, is geen bijkomende overheidscampagne of een vermanende vinger. Zij hebben nood aan een begripvolle zorgverlener of tabakoloog, die tijd kan maken om vanuit de persoonlijke situatie een haalbare oplossing voor rookstop voor te stellen. Een betere samenwerking tussen de zorgverlener en de tabakoloog is daarom essentieel om deze – vaak verwoede rokers – te blijven motiveren en uiteindelijk het succes van de rookstoppoging te vergroten.
Een Werelddag Zonder Tabak na meer dan een jaar in de COVID-19-pandemie zou ons moeten aanzetten om tabaksgebruik verder te ontmoedigen. Om alle kansen aan te grijpen om rokers individueel te benaderen en de bereidheid tot rookstop te onderzoeken en te stimuleren. Het is ook een dag waarop we allemaal iemand die al gestopt is met roken even een schouderklopje mogen geven: ‘Goed gedaan, stoppen met roken is niet makkelijk!’.
Het is ook de dag om wie toch nog rookt eens aan te spreken, en idealiter te motiveren voor een gesprek met een tabakoloog. Er zijn al veel rokers met deze kwalijke gewoonte gestopt, maar er zijn nog meer dan rokers genoeg om deze uitdaging ernstig te nemen. Laat ons eraan beginnen.
Karin Elinck (huisarts), Wim Janssens (pneumoloog), Geertrui Put (apotheker), Eline Tommelein (apotheker – tabakoloog), Thierry Troosters (kinesitherapeut). De auteurs schrijven deze bijdrage in eigen naam.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier